N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Extreem weer De weersextremen en afwijkende natuurfenomenen stapelen zich op. Glijdt de wereld, om met VN-baas Guterres te spreken, „het tijdperk van wereldwijd koken” in?
Het ene na het andere klimaatrecord sneuvelde de afgelopen weken. De heetste dag ooit gemeten, de warmste junimaand ging voorbij, juli wordt de heetste maand ooit. Oceanen zijn bijzonder warm en zee-ijs op de Zuidpool groeit veel te langzaam terug. „Het tijdperk van de opwarming van de aarde is voorbij; het tijdperk van wereldwijd koken is aangebroken”, zei António Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, donderdag.
Heeft hij gelijk? Hapert de grote klimaatmachine? Zijn al deze extremen rechtstreeks terug te voeren op klimaatverandering?
Al jaren waarschuwen klimaatwetenschappers dat door de opwarming van de aarde kansen op extremen toenemen. „Toch zagen we de afgelopen weken dingen die niemand zag aankomen”, zegt Roderik van de Wal, klimaatwetenschapper aan de Universiteit Utrecht. „Dat is zorgwekkend. Het betekent dat we ook niet precies weten wat ons volgend jaar te wachten staat. Daarmee bevindt het klimaat zich op onbekend terrein.”
Het blijft daarnaast lastig om alle extremen van de afgelopen weken volledig toe te schrijven aan klimaatverandering. „De oceanen en de atmosfeer zijn zó complex en zó veel dingen spelen een rol”, zegt Maurice van Tiggelen, ook klimaatwetenschapper aan de Universiteit Utrecht. Op de achtergrond speelt bijvoorbeeld nog El Niño. Die brengt vanuit de Stille Oceaan periodiek extra warmte in de lucht en zorgt op die manier voor een tijdelijke extra opwarming van de aarde, nog bovenop de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Maar: „El Niño lijkt pas net op gang te komen”, zegt KNMI-klimaatwetenschapper Dewi Le Bars. „Normaal duurt het een paar maanden voor je de wereldwijde impact van El Niño voelt.”
Klimaatwetenschapper Van Tiggelen benadrukt: „Het kost behoorlijk veel tijd om te onderzoeken in hoeverre de individuele extremen nu toevallig samenkomen of het gevolg zijn van klimaatverandering.”
Wél weten klimaatwetenschappers nu al zeker: die extremen zouden onwaarschijnlijker of zelfs „vrijwel onmogelijk” zijn geweest als mensen de aarde niet hadden opgewarmd.
Het huidige, extreem trage teruggroeien van zee-ijs op het nu winterse Antarctica, bijvoorbeeld, zou in een wereld zonder klimaatverandering slechts ongeveer eens per 7,5 miljoen jaar gebeuren, berekenden onderzoekers van het National Snow and Ice Data Center. Het zee-ijs herstelt veel langzamer dan normaal: zo’n 10 procent. Het oppervlak aan zee-ijs was begin deze maand al ruim 2,5 miljoen vierkante kilometer kleiner dan normaal. Oftewel: zestig keer het oppervlak van Nederland minder is tot nu toe aan ijs teruggegroeid.
„Ook de verzengende temperaturen die geregistreerd werden in de Verenigde Staten, Mexico en Zuid-Europa zouden bijna onmogelijk zijn geweest in een wereld zonder klimaatverandering”, zegt KNMI-klimaatwetenschapper Izidine Pinto. Op maandag 3 juli was de gemiddelde temperatuur op aarde 17,01 graden Celsius, een record. De drie daaropvolgende dagen werd dat record alweer dagelijks verbroken. Sinds 6 juli ligt het op 17,23 graden Celsius. Juli is zelfs op weg om als warmste maand ooit gemeten de boeken in te gaan.
Mexico, de VS, India, Zuid-Europa en Noord-Afrika zuchten onder hittegolven. Het leidde tot lange, intense branden met verkoolde bossen en dode dieren als gevolg en duizenden mensen die vluchtten.
Dobbelstenen
Op sommige plekken was de Noord-Atlantische oceaan vijf graden Celsius warmer dan normaal in deze periode. Dat is extreem veel, want variaties in watertemperatuur zijn veel kleiner dan die in de lucht. „Ook warmere oceanen zijn in een wereld met klimaatverandering veel vanzelfsprekender dan in een wereld zonder”, zegt Dewi Le Bars.
Hoewel wetenschappers dus weten dat klimaatverandering extremen met zich meebrengt, en dat de kans op extremen veel hoger is in een wereld waarin de mens de aarde opwarmt, blijft het een lastige puzzel om iedere afzonderlijke gebeurtenis toe te schrijven aan klimaatverandering. Willem Jan van de Berg, klimaatwetenschapper aan de Universiteit Utrecht, illustreert dat met dobbelstenen. „Stel je hebt twee dobbelstenen, en je verandert de ogen: in plaats van één tot zes gaan ze nu van twee tot zeven. Nu is de kans dat je twaalf gooit, groter dan eerst. Maar stel, je gooit een paar keer achter elkaar twaalf, dan is het nog steeds lastig om te bewijzen dat dit door de verandering komt, omdat dit voor de verandering ook al mogelijk was.”
„En om alle individuele extremen alleen toe te schrijven aan klimaatverandering”, vult Van de Wal aan, „moeten we die ook terugzien in onze klimaatmodellen. Maar dat is niet zo.”
Al denkt Van de Wal dat dát eerder ligt aan de beperkingen van de huidige klimaatmodellen. „Met onze modellen kunnen we heel goed kijken naar gemiddelden, naar hoe de gemiddelde temperatuur op aarde toeneemt als gevolg van een toename in CO2 in de lucht. Regionale afwijkingen van dat gemiddelde lukt ook nog wel. Maar klimaatverandering uit zich in extremen, en die zijn vaak het gevolg van tijdelijke veranderingen in bewegingen. En dat is lastig te berekenen. Hoe de wind precies waait, hoe water precies stroomt. De meeste klimaatmodellen werken met resoluties van honderd kilometer, dat is niet gedetailleerd genoeg.”
Van Tiggelen: „Om te testen of onze modellen kloppen, vergelijken we ze met metingen. Maar voor zee-ijs hebben we pas betrouwbare data sinds 1980, van satellieten.” Le Bars geeft Antarctica als voorbeeld: „Niemand begrijpt helemaal wat daar nu gebeurt met het zee-ijs, hoewel duidelijk is dat klimaatverandering leidt tot afname daarvan. We zagen de hoeveelheid ijs eerst juist ieder jaar toenemen. Tot 2016, toen nam het oppervlak plots af.” Van Tiggelen: „Het lukt nog niet om mee te nemen in onze modellen.”
Negatieve spiralen
Of alle individuele klimaatfenomenen nu wel of niet aan klimaatverandering worden toegeschreven, vaststaat dat zij op hun beurt het klimaat weer beïnvloeden. Neem het zee-ijs. Dat weerkaatst zonlicht, en koelt zo de aarde. Als er minder ijs ligt, wordt minder licht weerkaatst en zal de wereld dus nog sneller opwarmen. Van de Berg: „En planten verdampen water uit de bodem, wat een verkoelend effect heeft op de lucht. Als het lang heel heet en droog is, verdwijnt vocht uit de bodem en verdwijnt dus ook dat verkoelende effect.”
Toch is het niet zo dat we niets aan de extremen en negatieve spiralen kunnen doen. Le Bars: „Zodra we stoppen met het uitstoten van alle broeikasgassen, kan de wereldwijde temperatuur stabiliseren. Niet binnen enkele maanden, maar wel in de komende decennia.”