Alpinisten vrezen voor de toekomst van hun sport

Reportage

Bergsport Klimaatverandering bepaalt de toekomst van de bergsport. Alpinisten lopen meer gevaar en dat vraagt om aanpassingen. „We kunnen de bergen niet managen.”

Terugtrekkende gletsjers staan in de Alpen symbool voor klimaatverandering, maar de opwarming daar stelt bergsporters ook voor veel nieuwe gevaren.
Terugtrekkende gletsjers staan in de Alpen symbool voor klimaatverandering, maar de opwarming daar stelt bergsporters ook voor veel nieuwe gevaren.

Foto Moritz Wolf / Getty Images

Een groep jonge alpinisten wandelt in de richting van de Oostenrijkse Schwarzenstein-gletsjer, die in de vroege ochtend nog bedekt is met een dikke laag mist. Beneden stroomt de rivier met daarin keien van soms wel tien meter in doorsnede. Deze zijn neergelegd door negentiende-eeuws ijs dat hier stroomde aan het einde van een kleine ijstijd in Europa. Deze periode markeert de hoogste gletsjerstand van de Alpen in de afgelopen twintigduizend jaar.

Het is goed te zien tot waar de gletsjer destijds reikte. Een grote berg stenen in het dal, een zogeheten morenerug, markeert die grens. „Als een gletsjer over de bodem beweegt, dan duwt ze de hele bodem naar voren”, zegt Boris Textor, professioneel alpinist en berggids. „Zo ontstonden er hier dus allerlei heuvels door het stromende ijs van de gletsjer.”

Terwijl de mist langzaam wegtrekt, zigzaggen de jonge alpinisten, bepakt met ijsschroeven, klimhelmen, touwen en ijsbijlen, dwars door de ontstane moreneruggen. Op naar de gletsjer die zich in slechts 150 jaar tijd honderden hoogtemeters heeft teruggetrokken, tot zo’n drieduizend meter boven zeeniveau.

„Normaal gesproken stromen gletsjers, maar deze beweegt niet meer”, zegt Textor. „Het is nu gewoon een dode plak ijs die ontzettend hard aan het smelten is.” Grote stromen water bedekken het oppervlak, en aan beide zijden baant een waterval zich een weg door het ijs. „De laatste jaren gaat klimaatverandering hier in de Alpen zo snel dat we echt moeten vrezen voor de mooiste sport die er bestaat.”

Euforie bij het halen van een doel

De Franse kapitein Antoine de Ville beklom in 1492 de Mont Aiguille (2.087 meter), ook wel de Mont Inaccessible genoemd. Het is de eerste gedocumenteerde beklimming van een berg met als enige doel de top te bereiken, en wordt daarom gezien als de geboorte van het alpinisme. Toch werd de sport pas veel later populair.

„Pas na het einde van de laatste mini-ijstijd, in de negentiende eeuw, zijn mensen massaal bergen gaan beklimmen als sport”, vertelt Textor. „Voor die tijd werden de lawines en diepe geluiden van krakend gletsjerijs te eng bevonden.” Met de komst van betere middelen, zoals touwen, ijsbijlen en stijgijzers, lonkte het avontuur voor alpinisten als Ronald Messner, Sir Edmund Hillary, Jeff Lowe, David Lama en Peter Habeler. Zij beklommen de hoogste toppen op aarde.

Textor zelf stond onder meer op de Mont Blanc (4.808 meter), de Ecuadoriaanse Chimborazo (6.263 meter), de Nieuw-Zeelandse Mount Aspiring (3.033 meter) en de Indiase berg Chaukhamba (7.138 meter). Bij die laatste beklimming liep hij in zijn eentje door metersdiepe sneeuw. „Door het zuurstoftekort ging het zo traag dat ik mezelf allerlei verhalen heb verteld om maar naar die top te komen.”

Volgens Textor is de schoonheid van de bergen moeilijk in woorden te vatten. Je begrijpt wat hij bedoelt als je door het raampje van de berghut naar de angstaanjagende bergtoppen van de Grosser Morchner (3.285 meter) en de Felsköpfl (3.235 meter) kijkt. Toch probeert hij het: „Iedereen beklimt bergen op zijn eigen niveau en tempo, maar de euforie bij het halen van een persoonlijk doel is dezelfde.”

Berggids Boris Textor (rode trui) aan het werk.
Foto Jan van Poppel

Martijn Schell is net als Textor professioneel alpinist. Als jongen droomde hij er al van hoge toppen te beklimmen. Hem lukte dat, maar voor de kinderen van nu blijft het waarschijnlijk bij dromen. Schell vertelt over een klein treinstation, genaamd Montenvers, vanwaar je de La mer de glace, ofwel ‘de zee van ijs’ – de grootste gletsjer van Frankrijk – kan bezoeken.

„In de jaren negentig ging ik daarheen om technieken te oefenen”, zegt Schell. „Vanaf het treinstation liep ik naar beneden via een trapje en dan stond ik op prachtig blauw ijs.” Inmiddels is de gletsjer niet meer te zien vanaf datzelfde station. Wat nu rest: een grijze puinmassa van stenen. „Sinds midden jaren negentig is de gletsjertong ruim 100 meter in dikte afgenomen, wat neerkomt op zo’n vijftien traptreden per jaar”, zegt Schell. „Klimaatverandering gaat hier letterlijk in sneltreinvaart.”

In de Alpen is de temperatuur sinds de industriële revolutie gestegen met zo’n drie graden Celsius, terwijl de gemiddelde temperatuurstijging op aarde momenteel zo’n 0,83 graden is. De verwachting is dat daar nog minimaal drie graden bijkomen. Een studie in het wetenschappelijke tijdschrift Nature uit 2020 stelt dat door klimaatverandering alle gletsjers in de Alpen in 2100 waarschijnlijk zijn verdwenen.

Onbegaanbare routes

Terugtrekkende gletsjers staan in de Alpen symbool voor klimaatverandering, maar de opwarming daar stelt bergsporters ook voor veel nieuwe gevaren. „Het grootste gevaar is steenslag, oftewel hele stukken berg die letterlijk afbrokkelen en naar beneden vallen”, vertelt Schell. „Dat komt door het smelten van de permafrost.”

Veel rotsen in het hooggebergte in de bergen worden vastgehouden door een bevroren bodem: permafrost. Hoe warmer het wordt, hoe meer dooi er in de bodem plaatsvindt. „Zo ontstaan er situaties waarin de bodem al die rotsen niet meer kan vasthouden, en dan krijg je steenslag”, zegt Schell. „Als je daaronder loopt als wandelaar of alpinist, dan kun je het wel vergeten.” Steenslag resulteert nu al in onbegaanbare routes, zoals de meest gebruikte route op de Mont Blanc.

Relatief warme winters en steeds langere zomers zorgen er volgens Schell voor dat veel van de permafrost instabieler wordt. „Zo heb ik besloten niet langer te gidsen op de Mont Blanc in augustus”, zegt hij. „Dat is gewoon te gevaarlijk geworden.”

Niet alleen de smeltende permafrost veroorzaakt problemen voor bergsporters, ook het smelten van gletsjers zelf zorgt voor moeilijkheden. „Door de warmte smelt een gletsjer niet alleen, ze wordt ook poreuzer”, legt Boris Textor uit. „Hierdoor is het ijs minder stevig en kunnen hele grote brokken ijs zomaar van gletsjers afbreken.”

Naast de warmte veroorzaakt ook de neerslag meer smelt. „We zien de afgelopen jaren steeds meer regen in de Alpen”, zegt Textor. „Giet maar eens wat water over een ijsblokje, dan gaat die een stuk sneller smelten.” De groeiende hoeveelheid regen heeft te maken met het opschuiven van de zogeheten nulgradengrens. Onder die grens regent het, daarboven sneeuwt het.

Waar deze grens rond de 3.300 meter lag in de zomermaanden tussen 1871 en 1900, ligt deze nu op 3.750 meter boven zeeniveau. In 2022 werd in Zwitserland zelfs een nulgradengrens gemeten van 5.184 meter. Het is de verwachting dat deze grens door klimaatverandering alleen maar hoger komt te liggen.

Een laatste risico, zegt Textor, is de verticale smelt van gletsjers. Doordat lager gelegen delen van een gletsjer sneller smelten – daar is het immers warmer – worden gletsjers in de Alpen steeds steiler. „Het vergt een betere techniek om daarop te kunnen lopen”, zegt Textor. „Maar het grootste gevaar is dat het veel moeilijker is jezelf af te remmen als je uitglijdt.” Een kleine rekensom: bij een hellingspercentage van 35 graden bereik je na 10 meter al zo’n 80 procent van de maximale valsnelheid. „Nou, probeer jezelf maar eens af te remmen met 160 kilometer per uur, dat lukt niet.”

Boris Textor (links) met een groep jonge alpinisten in de Oostenrijkse Alpen.
Foto Jan van Poppel

Sommige dingen kunnen niet meer

Zo bepaalt klimaatverandering de toekomst van de bergsport. Textor praat er veel over met zijn groep jonge alpinisten. Hij wijst op het toenemen van, zoals hij dat noemt, „objectieve gevaren”. Risico’s die je niet in de hand hebt, maar die door klimaatverandering steeds groter worden, zoals steenslag en brekende of opsteilende gletsjers. „We moeten steeds voorzichtiger worden met welke keuzes we maken in de bergen”, zegt hij tegen de groep. „Dat betekent dus ook dat sommige dingen niet meer kunnen.”

Betekent het ook dat het alpinisme verdwijnt? „Nee”, zegt Robin Baks, directeur van de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging (NKBV). „De sport moet veranderen, dat wel.” Volgens Baks zal het sneeuw-en ijsseizoen voor alpinisten steeds vroeger in het jaar komen te liggen. „Later in het seizoen moeten we dat niet meer willen”, zegt Baks. „Het is een gevolg dat we simpelweg moeten accepteren, we kunnen de bergen immers niet managen.”

Hoewel het klassieke alpinisme zich dan wellicht op de rand van de afgrond begeeft, is het klimmen in binnenruimtes de afgelopen jaren steeds populairder geworden. Zo zijn boulderen en leadklimmen inmiddels olympische onderdelen.

Voor Boris Textor is het binnen klimmen echter geen optie. Hij wil naar buiten, daar waar de sport zijn oorsprong vindt. In de Oostenrijkse berghut trekken de jonge alpinisten hun klimgordels aan en zetten deze stevig vast om de heupen. De groep rinkelt als een wandelende sleutelbos door alle haken, karabiners en andere klimbenodigdheden. „Met beginnende alpinisten besteed ik nu veel meer aandacht aan rotsklimmen op bergwanden die bestaan uit massief gesteente”, zegt Textor. Hij leert de groep zichzelf te zekeren, hoe de juiste grepen te vinden, hoe te vertrouwen op je voeten als je tegen een verticale bergwand staat geplakt.

Na het klimmen eet de groep pasta met flinke klodders vegetarische bolognesesaus. Voor Textor ligt een grote wandelkaart uit 2008. Samen met zijn collega-gids praat hij over de route voor de volgende dag. Ze steken de Schwarzenstein-gletsjer over, naar een berghut in Italië. Terwijl Textor uit het raam naar buiten staart, kijkt hij bedenkelijk. „Is dat echt al allemaal gesmolten? Ongelofelijk.”