Burroughs is besmet geraakt, maar hem cancellen is funest

Pulp Een handzaam boek is in de zomer essentieel ter ontspanning aan zee en zwembad. Gawie Keyser over de beste pulp-romans. Aflevering 4: Edgar Rice Burroughs, Tarzan and the City of Gold. „De leeuw sloop nader….”


Illustratie Maud de Vries

Met zijn beroemdste boek, Fahrenheit 451 (1953), hield de Amerikaanse schrijver Ray Bradbury een pleidooi tegen censuur en vóór vrij lezen. Twee jaar voor zijn dood in 2012 onderstreepte hij dat toen hij een van de grondleggers van fantasy-literatuur, Edgar Rice Burroughs, de „meest invloedrijke schrijver in de geschiedenis” noemde.

Arme Bradbury. En Burroughs. Allebei zijn ze hopeloos niet meer van deze tijd. Dat geldt ook voor Burroughs’ beroemde schepping: Tarzan, koning van de jungle, de ultieme koloniserende, witte, racistische vrouwenhater. Hij belichaamt alles wat wij moderne mensen niet meer willen zijn – of zien.

Maar er is een zonzijde, en dat is de blijvende kracht van Burroughs die als verhalenverteller een heel genre uitvond. Zonder hem was er zoveel niet geweest, van de Star Wars-films tot schrijvers zoals Frank Herbert, Robert Heinlein of Arthur C. Clarke. Iedere schrijver die sinds pakweg de jaren dertig van de vorige eeuw over een ‘verre planeet’ schreef, is schatplichtig aan Burroughs, recent nog Stephen King die hem in zijn nieuwste roman Fairy Tale eert als een inspiratiebron.

Veelschrijver

Burroughs was een veelschrijver: naast Tarzan, 24 romans gepubliceerd tussen 1912 en 1966, ook de Mars- en Venusreeksen en talloze avonturenromans met voor zichzelf sprekende titels zoals The Land That Time Forgot (1918).

Tarzan zijn we inmiddels vergeten. Toen een nieuwe Tarzan-film een paar jaar geleden uitkwam, ging niemand kijken. Toch is Burroughs er nog. Je vindt hem veelvuldig in de kratjes van verkopers, zoals die alleraardigste mevrouw op de vrijdagse boekenmarkt op het Amsterdamse Spui. Het zou kunnen dat ik mijn Tarzan and the City of Gold (1932) bij haar heb gekocht, die met het omslag geschilderd door Neal Adams waarop de onmogelijk gespierde Tarzan oog in oog komt te staan met de wulpse koningin Nemone.

Nemone wil de aapmens natuurlijk, zoals vaak met hem gebeurt, tot haar onderdanige koning maken (lees: seksslaaf), waarop hij weigert en zij hem prompt voor de leeuwen gooit. Wát spannend. „De leeuw sloop nader, zijn wrede ogen glimmend. Tarzan wachtte. In zijn rechterhand had hij het jachtmes van de vader die hij nooit had gekend […] Toen de leeuw op volle vaart aanviel, trok Tarzan zijn hand terug en lanceerde hij het zware wapen.”

Geen twijfel over mogelijk: Burroughs is de koning van pulp

Geen twijfel over mogelijk: Burroughs is de koning van pulp. Het eerste Tarzan-boek bedacht hij als een soort van grap; hij wilde weten hoe slecht je een verhaal kon schrijven dat toch gepubliceerd werd. Zijn onverwachte succes was, zoals Bradbury stelde, ongeëvenaard.

Dat Burroughs besmet is geraakt – hij ging aan de haal met de eugenetica – is begrijpelijk. Maar hem cancellen is funest – dat leert Bradbury ons. In Fahrenheit 451 zijn boeken verboden, worden ze verbrand. Het verzet richt zich op het onthouden van literatuur. Aan het einde zegt een verzetsheld: „Zelfs toen we de boeken tot onze beschikking hadden, maakten we geen gebruik van wat ze ons leerden […] We zullen in de komende maand […] een heleboel eenzame mensen ontmoeten. Wanneer zij ons vragen wat wij doen, kunnen jullie zeggen: ‘Wij onthouden’.”