N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kasteeltuin Geïnspireerd door reizen naar Italië en Frankrijk liet P.C. Hooft renaissancetuinen aanleggen. Nog steeds wordt daarin gezaaid en geoogst volgens de maankalender.
Tuinen bestaan niet, tot ze worden gedroomd. En daarna uitgevoerd. Ik loop de poort onderdoor naar het Muiderslot. Een familie zwanen drijft statig in de slotgracht door de weerspiegeling van transen en kantelen. Ik ga niet de slotbrug over want ik heb een afspraak in de tuinen, die liggen op het vooreiland als twee vleugels van een vlinder: links en rechts van de centrale as van de loofgang. Hortulanus Henk Boers staat al bij het rode hekje en leidt me de groene beukenhaag in. Die is zo gesnoeid dat er openingen zijn waardoor je de tuinen in kunt kijken.
„Zo zie je de tuinen zoals de gasten van P.C. Hooft ze ook zagen”, vertelt Boers. „Vanuit de schaduw, zodat je lekker koel bleef en de dames hun blanke teint konden behouden.” De hoge heggen en plantenbedden in geometrische patronen lijken vensters op een voorbije eeuw, onaantastbaar voor de tand des tijds. Boers opent het hekje naar de moestuin, de Warmoeshof.
Anders dan voor zijn vrienden, die aan de Vecht en de Amstel lustoorden lieten aanleggen, was het Muiderslot de dienstwoning van P.C. Hooft. Hij combineerde in zijn tuinen het nuttige met het aangename. In de Kruydhof werden keukenkruiden, medicinale planten en verfkruiden geteeld. In de Warmoeshof de groente. Ze waren een waardig decor om zijn zakenrelaties in te ontvangen. Zijn vrienden haalde hij over om de reis te ondernemen met bloemrijke brieven waarin hij ze allerlei heerlijks uit deze tuinen beloofde. In juli 1635 schrijft hij aan dichteres Maria Tesselschade:
‘D’aerdbeezen zijn op ’t bekoorlijxt, de prujmen aen ’t rijpen: van d’eene zoud’U E de bedaeghtheit, van d’andre de jeughd moghen genieten.’ En een jaar later: ‘De prujmen beginnen al teffens op een bodt te rijpen en te roepen; Tesseltje, tesseltje, tesseltjes mondtje!…’
Een ander kattenbelletje geeft aan dat deze uitnodigingen niet vergeefs waren, Maria Tesselschade kwam en toen zij wegging vergat ze haar pantoffels. Hooft schrijft haar het waarschijnlijk meest charmante gevondenvoorwerpenbriefje ooit:
‘Mejoffre, U E heeft hier haere muilen gelaeten. Dit ‘s een’ leelijke vergetelheit. Want het waer beter , dat ‘er U E de voeten vergeten had, en ‘t geen daer aen vast is. … En zeker, steenen en planken leggen en treuren, om dat ze niet langer van die zoete treedtjens gestrookt worden.’
„We noemen het ons groene erfgoed”, vertelt Boers, „deze tuinen en de planten die erin staan. In het slot zijn de schilderijen, de kunstvoorwerpen en meubels. Maar wat hier buiten staat, de aardbeien en pruimen, is ook het resultaat van de keuzes die mensen maakten in wat ze kweekten en hoe ze snoeiden. Ik ben de conservator van dat levende erfgoed.” Er is een duidelijke band tussen slot en tuin: schilderijen van diners waarop wat hier gekweekt was op tafel ligt, stillevens van groentes en fruit, de tulpen geborduurd in het tafelkleed en bloemen uitgesneden in de houten kasten.
Fonteinen en priëlen
P.C. Hooft is wel de beroemdste bewoner van het Muiderslot en verantwoordelijk voor de aanleg van de tuinen. Net als andere jongemannen van zijn tijd maakte hij een Grand Tour, een cultuurreis door Frankrijk en Italië. De nieuwe bouwwijze van de renaissance waarbij huis en tuin een geheel waren, maakten grote indruk op hem. In zijn reisdagboek beschrijft hij het landgoed rondom de Villa Pratolino in Toscane: ‘t heerlijckst dat in Europa bekent is. Het was een wereld van verschil met de simpele rechte bedden en functionele perken die tot dan toe gebruikelijk waren. De tuinarchitecten van de renaissance zochten de goddelijke geometrie naast het esthetische genoegen. Ze leggen ze symmetrisch aan met zichtassen om het overzicht te houden, en als verfraaiing fonteinen, standbeelden en priëlen. Het waren plaatsen om te filosoferen over de schepping en de orde van de schepping.
Toen P.C. Hooft in 1609 de functie van baljuw en drost van Muiden kreeg, ging hij meteen kijken bij zijn nieuwe domein en maakte vanaf de wal een tekening van slot en tuinen. Hier wilde hij al zijn dromen over tuinen laten uitkomen.
„In de praktijk vond Hooft het niet altijd zo prettig om hier te wonen.” lacht Boers. Hij klaagt in zijn brieven over de koude, vochtige burcht, een ongemakkelijk verre reis van de hoofdstad. Het was allemaal niet zo gerieflijk als zijn grachtenhuis in Amsterdam en hij kon ook niet hetzelfde op tafel zetten als hij gewend was. Op de Amsterdamse markten waren artisjokken, asperges, perziken, kruiden en specerijen te koop. Het boerenland rond Muiden leverde een veel beperkter aanbod. Een eigen moestuin bracht uitkomst.” De kruidhof en de warmoeshof tesamen boden hem symmetrisch genoegen en een verfijnd culinaire aanbod.
Amputatie
Veertig jaar, tot aan zijn dood, kon ‘het Hooft der Hollandse Poëten’ ervan genieten. Of latere kasteelheren erg van tuinieren hielden, is onbekend. Ze schreven er in ieder geval geen brieven over. Het slot verloor eind achttiende eeuw zijn functie en raakte toen in verval, de tuinen werden verwaarloosd maar er bleef altijd een nutstuin voor de slotbewaarder voor eigen gebruik. Tot het geheel zo af was gegleden dat de Nederlandse staat het wilde verkopen. In de krant verscheen het bericht:
„Op zaterdag den 16den July 1825 zal men op het Raadhuis der Stad Muiden eerst bij opbod en daarna by afslag, onder nadere hooge approbatie van Zyne Majesteit den KONING, publiek voor afbraak verkoopen Het Slot te Muiden.” Gelukkig ontstond er zo’n protest dat de sloop niet doorging, het werd rijksmuseum. In 1880 kwam de de grondige verbouwing door Pierre Cuypers, eigenlijk meer een reconstructie, die het zijn huidige aanzien geeft. Voor de tuinen was in die tijd nog weinig aandacht, de slotbewaarder mocht zijn veldje voor kolen en bonen behouden. In 1955 kwam er een siertuin en moest de nutstuin wijken voor een parkeerplaats. De vlinder raakte na al die jaren zijn ene vleugel kwijt.
Als in 1982 de hortulanus Henk Boers wordt aangenomen, onderzoekt hij oude schilderijen en leest de brieven om een Kruydhof aan te leggen die zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke zeventiende-eeuwse plan komt. Maar zijn wens de Warmoeshof opnieuw aan te leggen, vond geen gehoor. Voor historisch tuinieren en vooral voor moestuinen was nog vrijwel geen belangstelling.
Het lot had een verrassing voor de tuinen in petto: de directeur die in 1995 een aantal jaren de scepter komt zwaaien, heeft een uitgesproken voorliefde voor tuinen enerzijds en een achtergrond in restauratie en conservering anderzijds. Willemien ’t Hooft leidde de opleiding voor restauratie en conservering van cultureel erfgoed in Amsterdam. Jaren van tuinen bezoeken, zoals de horticulturele creatie van de eigenzinnige Britse schrijvers Vita Sackville West en Harold Nicolson bij kasteel Sissinghurst in Engeland en de Franse moestuintriomf bij kasteel Villandry, hadden haar de ogen geopend voor het potentieel van het groene erfgoed. Van ‘t Hooft vertelde me dat ze meteen op reis ging toen ze hoorde dat het Muiderslot onder haar hoede kwam. Ze weet nog dat ze uit haar auto op het parkeerterrein van het sloteiland stapte en de loofgang en daarachter de Kruydhof zag. Als tuinenkenner voelde ze de amputatie van het geometrische tuinenplan pijnlijk scherp aan. Staande op het grind, in de kaalslag van de Warmoeshof, nam ze zich voor de tuin terug te brengen. In de hortulanus had ze zich geen betere medestander kunnen wensen. Ze sloegen de handen ineen om één van de eerste historische moestuinen in Nederland aan te leggen. En daar sta ik nu middenin. „De Warmoeshof heeft vier onderdelen, vier kwartieren”, zegt Boers. „Een koolkwartier, een wortelkwartier, een warmoeskwartier, dat is voor bladgroenten, en een gemengd kwartier voor bonen en peulvruchten.”
„En wat zijn die aardewerken potten?”
„Dat zijn bleekpotten.” Boers licht er één op. Een warboel aan kronkelende asperges steekt omhoog. „Tegenwoordig groeien die in opgehoogde aarde, in de zeventiende eeuw zette men in het vroege voorjaar de bleekpotten erover. We gebruiken ze voor asperges, zeekool en rabarber. De groente van vroeger was sterker van smaak, bitterder en harder. Deze manier van groeien verzacht de groente.” Niet alleen historische planten groeien hier, Boers en de vrijwilligers tuinieren ook zoveel mogelijk zoals dat in die dagen ging. „We gebruiken een maankalender om de zaai- en oogstdagen te bepalen, net als in die tijd. Het is heel verrassend om te merken dat dat echt werkt.”
Als afsluiting gaan we natuurlijk nog naar de pruimenboomgaard, eens de trots van P.C. Hooft, nu ieder jaar het middelpunt van het pruimenfestival. De pruimen rijpen en roepen nog steeds. De tuinen zijn nu deel van het Unesco Werelderfgoed, ze mogen niet meer geasfalteerd worden.