Kuipers hoeft plan om kinderhartcentra te centraliseren niet op pauze te zetten

Kinderhartchirurgie Volgens de rechter kan het plan doorgaan omdat het momenteel nog geen „onomkeerbare gevolgen” heeft. Bovendien vindt de rechtbank een pauze „niet in het belang van patiënten en de volksgezondheid”.
De kinder-IC in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het kinderhartcentrum in dat ziekenhuis blijft volgens de plannen van minister Ernst Kuipers (Zorg, D66) open.
De kinder-IC in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het kinderhartcentrum in dat ziekenhuis blijft volgens de plannen van minister Ernst Kuipers (Zorg, D66) open. Foto Kees van de Veen

De plannen voor het sluiten van de kinderhartcentra van de academische ziekenhuizen in Leiden, Amsterdam en Utrecht mogen doorgaan. Dat heeft de rechtbank in Utrecht vrijdag besloten. Het Leids Universitair Medisch Centrum, het Amsterdam UMC en het UMC Utrecht hadden een kort geding aangespannen omdat zij het niet eens zijn met de sluiting van hun specialistische centra.

In november dient de verdere behandeling van de zaak, maar de academische ziekenhuizen wilden vast een voorlopige voorziening vanwege de onrust die heerst onder hun medewerkers. Zij krijgen bijvoorbeeld al banen aangeboden bij de centra die straks overblijven. De rechter gaat niet in het verzoek van de ziekenhuizen mee omdat er momenteel nog geen „onomkeerbare gevolgen” zijn en een pauze „niet in het belang van patiënten en de volksgezondheid” is.

Lees ook: Strijd over sluiten hartcentra: zijn kinderen de dupe?

Op dit moment zijn er vier kinderhartcentra, verbonden aan vijf universiteiten (Leiden en Amsterdam vormen één centrum met vestigingen in beide steden). De ongeveer 1.500 kinderen die jaarlijks geboren worden met een hartafwijking, van wie een deel een zeer specialistische operatie nodig heeft, worden hier behandeld. Al langere tijd zijn de ziekenhuizen het erover eens dat concentratie van deze zorg een goed idee is: er zijn te weinig patiënten voor vier centra en centralisatie verlaagt de werkdruk van het beperkte aantal specialisten en verpleegkundigen. Ook bevordert het terugbrengen van het aantal centra de deskundigheid van de artsen: hoe meer patiënten zij kunnen opereren, hoe meer ervaring ze opdoen.

Maar over de manier waarop die centralisatie moet plaatsvinden, voeren ziekenhuizen al dertig jaar discussie. Ze worden het niet eens over het aantal centra dat moet openblijven en op welke plekken. Geen van de ziekenhuizen wil de kinderhartzorg opgeven, uit angst dat het wegvallen van deze afdeling gevolgen heeft voor andere afdelingen, zoals de kinder-IC en de spoedeisende hulp. Minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid, D66) had de academische ziekenhuizen tot 1 april gegeven om er samen uit te komen, nadat de keuze van zijn voorganger voor Rotterdam en Utrecht tot veel onvrede had geleid, maar daar slaagden ze niet in.

Regionale spreiding

In april poogde minister Kuipers de slepende discussie te beëindigen door aan te kondigen dat eind 2025 alleen de kinderhartcentra in het Rotterdamse Erasmus MC en het UMC Groningen openblijven. Hij koos voor het Erasmus MC omdat dat „het grootst” is, en voor Groningen „ten behoeve van de regionale spreiding”. De centra in Amsterdam, Utrecht en Leiden mogen dan geen operaties meer uitvoeren, maar kunnen wel open blijven voor controles en poliklinische afspraken. De umc’s besloten zich niet bij de beslissing van Kuipers neer te leggen en stapten naar de rechter.

Met zijn beslissing legde Kuipers het advies van de Nationale Zorgautoriteit (NZa) naast zich neer. De toezichthouder raadde de minister eind 2022 namelijk met klem af nu een besluit te nemen omdat het sluiten van de centra „grote onomkeerbare gevolgen” kan hebben voor ziekenhuizen, patiënten en de acute zorg. De NZa adviseerde te wachten op een breder plan voor de toekomst van de academische zorg. Maar Kuipers vindt dat er gezien „de huidige kwetsbare situatie” geen tijd is om te wachten: de keuze voor Rotterdam en Groningen vormt volgens hem juist „het startpunt”, daarna moet blijken hoe de rest van de zorg wordt ingericht.

Kuipers’ besluit leidde tot veel emotie bij de ouders van jonge kinderen met hartproblemen, die veelal een sterke band hebben met hun eigen hartcentrum en de behandelaars en bang zijn voor lange reistijden. En ook de ziekenhuizen roerden zich: het Leids UMC waarschuwt dat het verdwijnen van het hartcentrum zal leiden tot het opheffen van de kinder-IC, omdat daarmee twee derde van de patiënten wegvalt.

Medewerkers van het kinderhartcentrum in Utrecht stuurden in februari een brandbrief naar NRC. Daarin stonden cijfers en berekeningen die moesten aantonen dat Groningen „substantieel slechter presteert” dan Utrecht. De NZa deelt die conclusie niet: na onderzoek van onder andere de sterftecijfers ziet zij „geen significante verschillen in mortaliteit tussen de huidige vier interventiecentra”, staat in een rapport.

Lees ook deze reportage in het UMC Utrecht: Ouders van hartpatiënten koesteren band met hun behandelaars: ‘We willen hier niet weg’