Een herontdekte dystopische roman over geheimzinnige cultuurbarbaren: actueler kan bijna niet

Recensie Boeken

Kay Dick De dystopische roman uit de jaren zeventig, Zij, wordt langzaamaan herontdekt door het grote publiek. In negen ‘episoden van onbehagen’, dromerig als een nevelige nachtmerrie, weerspiegelt het boek onze eigen tijd.

Individuen worden ondergebracht retraites waar het licht afkomstig is van televisietoestellen die altijd aan staan.
Individuen worden ondergebracht retraites waar het licht afkomstig is van televisietoestellen die altijd aan staan. Getty Images

Er hangt iets opwindends rond romans die aan de vergetelheid zijn ontrukt. Opeens valt er iets goed te maken ten opzichte van vorige generaties lezers en literatoren, opeens ben je een klein werktuig in de ontwikkeling van literaire rechtvaardigheid. Belangrijker nog is dat dergelijke herontdekkingen duidelijk maken dat canons geen marmeren, voor de eeuwigheid gebouwde tempels zijn, maar tijdelijke combinaties van elementen waaraan kan worden ontnomen en toegevoegd.

In 1977 publiceerde Kay Dick They, een dystopische roman die een (kleine) literaire prijs won maar al snel daarna uit de boekhandels en het collectieve lezersgeheugen verdween. In 2020 vond een literair agent bij toeval een exemplaar in een tweedehandswinkel en dat was het begin van het tweede leven van de roman; waarvan de herontdekking blijkbaar in de lucht hing, getuige een artikel dat Lucy Scholes omstreeks dezelfde tijd in The Paris Review aan They wijdde, in haar serie over vergeten boeken.

Kay Dick (1915-2001) publiceerde verscheidene romans en biografieën. Ze werkte als journalist voor toonaangevende tijdschriften en was de eerste vrouw in Engeland die een uitgeverij leidde. Ze woonde lang samen met de schrijfster Kathleen Farrell. Na haar dood verscheen er in The Guardian een opmerkelijk vileine necrologie, die nog steeds online te raadplegen is.

Artistieke idylle

De herontdekking van They heeft ervoor gezorgd dat er nu een Nederlandse vertaling is verschenen, onder de titel Zij. ‘Episoden van onbehagen’ luidt de ondertitel, en dat is een goede karakterisering van de negen hoofdstukken waaruit Zij bestaat. In feite zijn het eerder verhalen dan hoofdstukken; het laatste is zelfs ooit als kort verhaal gepubliceerd. Elk verhaal wordt verteld door dezelfde naamloze verteller, van wie geslacht en gender nooit duidelijk worden.

In het eerste verhaal, ‘Onheil op komst’, bezoekt de verteller Karr en Claire, kunstenaars die een prachtig huis aan de kust bewonen. Onderweg is de verteller een oude zeemanskapel binnengelopen en heeft de Bijbel op een willekeurige plek opengeslagen, ‘zoals je als kind waarzeggertje speelde’. De tekst die verscheen was uit Openbaringen: ‘Ziet, ik kom als een dief.’

De artistieke idylle zal verstoord worden, zoveel is duidelijk. Het is niet de bezoeker zelf die komt als een dief, het zijn anderen, de ‘zij’ uit de titel, een geheimzinnige losse verzameling mensen die langzaam maar zeker hun stempel op de maatschappij drukken. Wanneer de verteller terugkeert naar zijn of haar cottage, is er een boek verdwenen uit de boekenkast, Middlemarch van George Eliot. Na een volgend bezoek ontbreken Shelley en Katherine Mansfield. ‘Ze worden hebberig, dacht ik.’ Ondertussen gaat Claire stug door met het schilderen van haar monochrome doeken. Op het eind van het verhaal wordt ze meegevoerd door ‘zij’. Karr legt aan de verteller uit wat er met haar gaat gebeuren: ‘Ze maken haar blind […] Ze heeft de geldende normen overschreden. Ze is doorgegaan met schilderen.’

Dit is dan blijkbaar wat ‘zij’ doen. Ze verwijderen boeken en andere kunstproducten uit je huis en als je als kunstenaar die waarschuwing in de wind slaat, maken ze je met gruwelijke ingrepen het werken onmogelijk. Componisten maken ze doof, schrijvers hakken ze de handen af. Er wordt over ze gepraat, ze verschijnen aan de horizon, ze komen je huis binnen als je niet thuis bent. Of er een organisatie of beleid achter zit, wordt vooralsnog niet duidelijk. Maar je begrijpt wel dat het een strijd is van cultuurbarbaren tegen individuen die kunst scheppen of ervan genieten.

De potentiële slachtoffers lopen rond in hun verdwijnende wereld alsof ze verdoofd zijn, of in een staat van ontkenning verkeren. Dat geeft deze roman-in-verhalen iets dromerigs, als een nevelige nachtmerrie. Een tragische nachtmerrie ook, zoals in ‘Oase van rust’, waarin een cultuurliefhebber kunstenaars een toevlucht biedt, maar ondertussen samenwerkt met de tegenstanders.

Je hebt met ze te doen, maar aanvankelijk irriteert die lethargie van de bedreigde individuen ook een beetje. Die zelfgenoegzame, geprivilegieerde, goed opgeleide artistieke middenklassers met hun huispersoneel, wat hadden ze dan gedacht, dat alles zo zou blijven? En waarom gaan ze niet in verzet? Meteen daarop verbaas je je over je eigen irritatie: waarom erger je je in godsnaam aan de slachtoffers? En wat het uitblijven van verzet betreft: dit is hoe het gaat, het begint zo bedrieglijk klein dat je de zorgen die je zou kunnen maken opschort, zo erg is het toch niet, als het hierbij blijft is er eigenlijk weinig aan de hand, en zo gaat het sluipend verder tot je hele boekenkast leeg is, en je vriendenkring mishandeld.

Gebrek aan informatie

Het gebrek aan informatie over wat er nu precies aan de hand is en wie die cultuurbarbaren zijn, is een van de sterke punten van Zij. Dystopieën als Brave New World van Huxley en 1984 van Orwell bevatten essayistische passages met achtergrondinformatie over de maatschappij waarin de personages zich bewegen, maar Dick laat haar lezers raden. Die vaagheid vergroot de onheilspellende dreiging – nooit is helemaal duidelijk wat er speelt, wanneer ‘zij’ zullen opduiken, wie ‘zij’ zijn.

Hier en daar krijg je als lezer toch wat meer informatie over de situatie en eigenlijk is dat jammer, dergelijke passages verstoren het subtiele relaas. ‘Zij’ willen een einde aan individualiteit en aan ‘zelfstandige woningen’. Individuen worden ‘geraapt’ en ondergebracht in retraites: gebouwen zonder deuren en ramen, waar het licht afkomstig is van televisietoestellen die altijd aan staan. Hier wordt de tegenstelling tussen goed en kwaad wel erg dik aangezet en bewijst de roman dat hij, zoals doorgaans met dystopieën het geval is, een kind is van de tijd waarin ze werd geschreven: in de jaren zeventig was de televisie doorgedrongen tot vrijwel elk West-Europees en Amerikaans huishouden, als de grote volksverdover, een bedreiging voor en vijand van de hogere cultuur.

Toch zijn deze negen ‘episoden van onbehagen’ een aanwinst voor de dystopische canon. Die gebondenheid aan de jaren zeventig is namelijk niet dominant, daarvoor weerspiegelen teveel aspecten van de roman het onbehaaglijke heden. Denk bijvoorbeeld aan de boeken die uit boekenkasten worden weggenomen: actueler kan bijna niet.

Lees ook: De herontdekking van het wervelende universum van punk-schrijfster Kathy Acker