N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Beroepsgeheim GGZ Drenthe sloeg alarm toen een cliënt vertelde over het doden van patiënten in het ziekenhuis waar hij werkte. Het OM mag zijn dossier niet opeisen, vindt de rechter.
Tot hoever reikt het medisch beroepsgeheim? En wanneer weegt het belang van waarheidsvinding daar tegenop? Voor die vraag stond de rechtbank in Assen donderdag.
De zaak betreft die van Theodoor V., een 31-jarige longverpleegkundige die tijdens de pandemie werkzaam was op de corona-afdeling van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen (WZA). Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van ongeveer twintig coronapatiënten. V. zou – zonder instructies van een arts – medische handelingen hebben uitgevoerd bij patiënten die in zijn ogen terminaal waren en ernstig leden.
De zaak kwam aan het licht toen een ggz-instelling in Drenthe besloot haar beroepsgeheim te doorbreken. Theodoor V. had in vertrouwelijke gesprekken met drie behandelaren van GGZ Drenthe meermaals verteld over zijn betrokkenheid bij de dood van patiënten. Na lang wikken en wegen besloot de zorginstelling dat het ziekenhuis in Assen dit moest weten.
Het WZA deed vervolgens aangifte. V. werd op 17 april aangehouden. De 31-jarige verdachte was toen nog wel in dienst van het ziekenhuis, maar al enige tijd niet meer actief.
Vorige maand kwam de verdachte vrij. De raadkamer van de rechtbank Noord-Nederland oordeelde toen dat de verdenking niet sterk genoeg was om hem nog langer in voorarrest te houden. Het onderzoek gaat wel door en V. blijft verdachte.
Ernstig strafbare feiten
En in dat kader wil het Openbaar Ministerie nu nog meer informatie van de ggz-instelling en hun cliënt hebben. Wat staat er in de gespreksverslagen, de notities en de aantekeningen van zijn behandelaren, wil de officier van justitie weten. Wat schreef de verdachte in e-mails en WhatsApp-berichten?
Het gaat om „uitzonderlijke omstandigheden” betoogt het OM: om ernstig strafbare feiten en een geschokte rechtsorde. Bovendien ontkent de verdachte strafbare feiten. Om die reden is het cruciaal, vindt het OM, om precies te weten wat V. tegen zijn behandelaren heeft gezegd. Welke bewoordingen gebruikte hij? En kunnen zijn uitlatingen inderdaad op een andere manier worden geïnterpreteerd?
GGZ Drenthe verzet zich daartegen. De instelling beroept zich op haar verschoningsrecht. Patiënten moeten zich vrij voelen om met een arts hun problemen te bespreken. De instelling voert aan dat zij het beroepsgeheim al in een eerder stadium doorbroken heeft, tweemaal zelfs. Er ging een brief naar de raad van bestuur van het ziekenhuis en na de aanhouding van V. hebben behandelaren getuigenverklaringen bij de politie afgelegd. Nóg meer informatie vrijgeven is „disproportioneel” vindt GGZ Drenthe. Bovendien zijn de zorgverleners ervan overtuigd dat zij niet beschikken over informatie „die van doorslaggevende betekenis zal zijn voor het strafrechtelijk onderzoek”.
De rechtbank ging daar donderdag in mee. Het OM krijgt de gegevens niet. Het OM heeft genoeg informatie om onderzoek te doen, aldus de rechtbank. Zo overhandigde het ziekenhuis in Assen alle medische informatie over patiënten die zijn overleden in de tijd dat de verdachte daar werkzaam was.
Eigen afweging maken
Martin Buijsen, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam is niet verrast door de uitspraak. Het medisch beroepsgeheim weegt zwaar, óók als een officier van justitie zulke gegevens vordert moet een arts een eigen afweging maken. Buijsen: „Een arts moet een patiënt alles kunnen vragen om hem te helpen, en heeft de verantwoordelijkheid om die informatie geheim te houden. Als een arts dat niet doet, kan dat voor mensen een belemmering zijn om zorg te vragen.”
Lees ookDit verhaal over de verdachte Drentse verpleegkundige
Het wordt ingewikkeld, zegt Buijsen, wanneer je als arts hoort dat de gezondheid van anderen risico loopt. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een terroristische dreiging, of kans op de verspreiding van gevaarlijke infectieziekte. „Dan krijg je een conflict van plichten.” In zo’n geval moet een zorgverlener zich afvragen: weegt de dreiging op tegen de geheimhoudingsplicht? Is er geen andere manier om onafwendbare schade te voorkomen?
In het geval van verpleegkundige V. is Buijsen stellig. „De man levert geen gevaar meer op”, in tegenstelling tot eerder dit jaar. „En als het om het belang van waarheidsvinding gaat, dan geldt doorbreken van het beroepsgeheim alleen voor echte uitzonderingsgevallen.”