N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Actief aandeelhouderschap Ze beheren miljarden en verzorgen de financiële toekomst van miljoenen. Met hun macht kunnen grote beleggers duurzaamheid bij bedrijven bevorderen.
Ben je er als belegger ook verantwoordelijk voor dat het bedrijf waarvan je aandelen bezit een duurzame koers vaart? En zo ja: hoe zorg je er dan voor dat je ook echt iets te vertellen hebt?
Grote beleggers oefenen sinds jaar en dag invloed uit op het beleid van de bedrijven waarin ze aandelen houden. Dat ging jarenlang vooral over de financiële prestaties van die ondernemingen – en daarmee over het rendement voor de belegger. Maar in de afgelopen jaren is er een thema voor selectie en beïnvloeding bijgekomen: duurzaamheid. Zo gaf in een recente enquête van de Amerikaanse vermogensbeheerder Nuveen onder achthonderd collega’s 84 procent aan klimaatverandering mee te wegen in het beleggingsbeleid.
NRC sprak vier grote financiële partijen over hun invloed op het ethische, sociale en milieubeleid van de bedrijven waarin ze geld steken: pensioenuitvoerder PGGM, verzekeraar NN Group, vermogensbeheerder Robeco en bank ABN Amro. Samen beheren ze honderden miljarden euro’s aan beleggingen. Alle vier vinden dat ze mede verantwoordelijkheid dragen voor dit zogenoemde ESG-beleid – environment, social, governance – van de betrokken bedrijven.
Wanneer duurzaamheid een thema werd bij die beleggingen verschilt per partij. Robeco laat zich er sinds de jaren negentig op voorstaan dat het duurzaam belegt. De andere drie zijn tien tot vijf jaar terug ‘omgegaan’. Dat gebeurde onder druk van private organisaties (ngo’s), soms ook op verzoek van klanten. Zo zeggen PGGM-deelnemers rendement en duurzaamheid ongeveer even belangrijk te vinden, en het zorgpensioenfonds houdt daar rekening mee.
Tegelijk is bij grootbeleggers de motivatie van bestuur en personeel om te ‘vergroenen’ belangrijk. Bij Robeco was dat in 2006 een belangrijke drijfveer voor ‘meer actief aandeelhouderschap’.
Overheidsregels spelen eveneens een rol. Belangrijk moment is het Akkoord van Parijs, uit 2015. Toen spraken overheden af de opwarming van de aarde tot anderhalve graad te beperken. Daarvoor moet de CO2-uitstoot in 2030 drastisch zijn verlaagd en in 2050 op netto nul uitkomen. De vier partijen die NRC sprak, hebben zich formeel achter dat akkoord geschaard. Voor grote beleggers betekent die net zero-belofte dat ze niet alleen hun eigen uitstoot moeten verminderen, maar ook die van de bedrijven waarin ze beleggen.
In de praktijk investeren de financiële partijen niet uitsluitend in 100 procent duurzame bedrijven. Volgens Piet Klop, hoofd duurzaam beleggen van PGGM, is het voor zijn werkgever onmogelijk de beheerde 227 miljard euro 100 procent groen te beleggen. Zoveel volledig duurzame beleggingen zijn er niet. „En als je dat toch probeert, is de kans groot dat je in 2030 in een enorme zeepbel belegd hebt. Dan blijkt dat veel partijen die zeiden duurzaam te zijn, loze groene beloften hebben gedaan.”
De investeerders die NRC sprak, kiezen er allemaal voor industrie die in meer of mindere mate vervuilend is in portefeuille te houden. Voor het rendement, maar ze zijn er ook van overtuigd op die manier ‘het verschil’ te kunnen maken. Engagement heet dat: je stem als aandeelhouder gebruiken om druk uit te oefenen.
Vuile handen
Ngo’s vragen grote beleggers vaak wel om uitsluiting, van bijvoorbeeld de volledige olie- of kolenindustrie. Daar zien die investeerders weinig heil in. Solange Rouschop, chief sustainability officer van ABN Amro: „Als wij een aandeel verkopen, kan er een private partij of een Chinese investeerder voor in de plaats komen die zich niet kritisch opstelt. Daar bereik je niet zoveel mee.”
Klop van PGGM zou willen dat ngo’s zich niet blindstaren op uitsluiting. Bedrijven zijn te veranderen, vindt de pensioenuitvoerder, en daarmee bijvoorbeeld de manier waarop ze energie gebruiken. „Daar speelt kapitaal een rol in, en dan is verkopen van je aandelen niet de oplossing. Als je impact wilt hebben, wilt beleggen in de transitie, betekent het automatisch dat je nog vuile handen maakt.”
Nathalie van Toren, hoofd verantwoord beleggen van NN, noemt de cementindustrie als voorbeeld. „Uit die sector hebben we een paar bedrijven in portefeuille en dat zijn grote uitstoters. Tegelijkertijd is de cementproductie in Europa gelabeld als transitieactiviteit, want je hebt cement nodig om energie-efficiënte woningen te bouwen.” Op basis van de uitstoot die cementbedrijven nu nog hebben, zou je ze als belegging kunnen uitsluiten. Maar als ze innoveren en circulair en CO2-arm cement ontwikkelen, zo redeneert Van Toren, wil je ze als grote belegger op lange termijn juist wel in portefeuille hebben. En dan is engagement met deze bedrijven belangrijk.
Ook bij Robeco blijven ze liever aandeelhouder dan dat ze een bedrijf uitsluiten. „Als je in gesprek bent, heb je invloed”, stelt Carola van Lamoen, hoofd duurzaam beleggen.
Als succesvol voorbeeld van ‘actief aandeelhouderschap’ noemt Robeco de Italiaanse energieproducent Enel, tot voor enkele jaren een van Europa’s grootste steenkoolverbranders – en daarmee een grote vervuiler. Een groep beleggers onder leiding van Robeco ging vanaf 2018 in gesprek met de Italianen. Dat leidde onder meer tot aanstelling van een klimaatexpert in de directie. Inmiddels wekt Enel veel duurzamer energie op. Het streeft naar nul emissies in 2040.
Rode lijen
Waar trekken de vier investeerders de grens als een bedrijf aantoonbaar te weinig doet om te veranderen? Voor de ene sector is dat makkelijker dan voor de andere. „Het bekendste voorbeeld is de tabaksindustrie”, vertelt Vincent Triesschijn, hoofd Sustainable Investment bij ABN. Die bedrijfstak ligt al langer onder vuur wegens de schadelijke effecten op de volksgezondheid. „Het bleek heel lastig om hun beleid aangepast te krijgen. Dat beleggers collectief zijn weggegaan, heeft wel effect gehad. Het is nu voor tabaksbedrijven duurder om geld aan te trekken dan voorheen.”
De olie- en gassector is ook onderwerp van felle discussie. De maatschappelijke druk op de betrokken bedrijven neemt toe, terwijl investeerders er nog volop in beleggen. De vier grote Nederlandse beleggers proberen wel rode lijnen te trekken. Zo voerde PGGM anderhalf jaar geleden strengere criteria in voor de sector. Klop: „We toetsen de olie- en gasbedrijven in onze portefeuille aan het Parijsakkoord. Bedrijven die geen CO2-reductieplan hadden, of zich op geen enkele manier aan het akkoord hadden verbonden, hebben we inmiddels verkocht.”
Zo is het Zuid-Koreaanse conglomeraat HD Hyundai nu door PGGM uitgesloten als belegging, evenals Sinopec, de op een na grootste olieproducent van China. Gezien de recente draai van enkele grote oliebedrijven, die ‘klimaatinvesteringen’ terugschroeven en duurzame bedrijfsdelen in de verkoop zetten, is het denkbaar dat er binnenkort meer worden afgestoten.
NN begon in 2019 met vergelijkbaar beleid voor energieopwekking met steenkool. De verzekeraar verkocht vorig jaar aandelen in enkele bedrijven die onvoldoende voortgang maakten met kolenreductie. Dat ging om Chinese bedrijven, maar ook Australische, Amerikaanse en Britse.
Of die beslissing veel effect heeft op die ondernemingen, betwijfelt beleggingshoofd Van Toren. „Het is meer om een signaal te geven aan de markt, en om in lijn te blijven met je eigen normen en waarden blijven.”
Open en eerlijk
Grote beleggers die invloed willen hebben op het ESG-beleid bij hun beleggingen, delen een belangrijk probleem als het erom gaat hun macht als stakeholder te kunnen uitoefenen: te weinig feiten. Hoe weet je of een bedrijf groen is?
Daarvoor zijn „heel veel data nodig”, vertelt Piet Klop van PGGM. De pensioenuitvoerder koopt die gegevens deels bij grote partijen als de Amerikaanse kredietbeoordelaar Standard & Poor’s. Maar die data zijn niet altijd volledig of actueel, ziet Van Toren van NN. Zo zijn cijfers over de CO2-voetafdruk van bedrijven doorgaans twee jaar oud. „Dus je moet eigenlijk naar voorspellingen zoeken. Maar die zijn niet altijd beschikbaar.”
Bijkomend probleem is dat het vaak gaat om informatie die voornamelijk bij de betrokken bedrijven zelf zit, vertelt Klop. Denk aan productielocaties, grondstofgebruik en arbeidsomstandigheden. Het is niet altijd in het bedrijfsbelang daar volledig open en eerlijk over te zijn.
De grote beleggers baseren hun keuze daarom voor een deel op data van internationale ratingbureaus, en de groene labels die ze bedrijven toekennen. Maar nog niet gepubliceerd onderzoek van Maastricht University toont dat die labels niet goed werken. Ze zijn gebaseerd op ambities, niet op feitelijk handelen van bedrijven. In de praktijk bleken veel houders van een groen label juist meer te zijn gaan uitstoten dan concurrenten met een slechtere beoordeling.
Om bedrijven tot meer transparantie te dwingen, verplicht de Europese Unie grote, beursgenoteerde ondernemingen vanaf komend jaar hun duurzaamheidsprestaties te rapporteren. Voor andere bedrijven volgt die plicht later. Maar hoe omvangrijk die rapportage moet zijn, is onduidelijk. En dat levert risico’s op. Wat als bedrijven onvolledige informatie aanleveren, of cruciale thema’s niet aanroeren?
Klop van PGGM: „Je hebt als belegger veel macht. Maar omdat je niet alles weet, kun je die niet altijd effectief inzetten. En we kunnen ook niet overal zelf achteraan; we zijn in tienduizend ondernemingen belegd.”
Rendement of duurzaamheid?
Is groen beleggen of beleggen in bedrijven die duurzamer willen worden slecht voor de portemonnee van de PGGM-deelnemers en klanten van Robeco, ABN Amro en NN? Alle vier benadrukken dat het geen kwestie is van duurzaamheid tegenover rendement. Historisch gezien doet duurzaam beleggen qua opbrengst niet onder voor breder beleggen – dus ook in niet-duurzame bedrijven, vertelt Triesschijn van ABN Amro. „Wordt bij fossiel heel veel verdiend, dan profiteer je niet mee. Maar er zijn ook periodes waarin duurzaam het beter doet.”
Robeco zoekt naar duurzaamheidsverbeteringen die hand in hand gaan met een beter rendement. Dat is het meest effectief als je bedrijven stappen wilt laten zetten in duurzaamheid, zegt Peter van der Werf, hoofd Engagement bij de vermogensbeheerder. Bestuurders worden immers doorgaans afgerekend op rendement. Als Robeco laat zien dat ook duurzame investeringen rendement kunnen opleveren, luisteren die bestuurders beter, aldus Van der Werf.
Hij en zijn teamleden spreken jaarlijks met 250 grote bedrijven. „Soms hebben ze activiteiten die op korte termijn goed renderen, maar die niet duurzaam zijn. Daar willen we als aandeelhouder over praten. Bijna allemaal hebben ze wel duurzame vergezichten. Dan willen we weten wat er aan concrete investeringen nodig is om bijvoorbeeld op nul CO2-uitstoot te komen.”
De vier grote financiële partijen zijn ervan overtuigd dat nietsdoen uiteindelijk het rendement van veel bedrijfstakken zal raken. Klimaatverandering kan tot grotere financiële schade leiden; het effect van klimaatrampen is internationaal al aan het rendement van verzekeraars te merken. Ook het duurzaamheidsstreven raakt sectoren: de opkomst van de elektrische auto kan oliebedrijven van veel inkomsten beroven.
„Je kunt van mening verschillen over de verantwoordelijkheid van beleggers om de wereld te redden”, zegt Klop van PGGM. „Maar klimaatverandering is sowieso een risico voor de beleggingen. Dat is niet woke of politiek, dat is gewoon goed langetermijnbeleggen.”