N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Top in Brussel Op een tweedaagse topconferentie spraken regeringsleiders van de EU met leiders uit Latijns-Amerika en het Caribisch gebied over handel en grondstoffen, het slavernijverleden en Oekraïne. De EU moet meer dan ooit strijden voor de gunst van landen in de regio.
Verre familie moet je nooit verwaarlozen. Op een tweedaagse topconferentie tussen de 27 regeringsleiders van de Europese Unie en 33 leiders uit Latijns-Amerika en de Caraïben ging het over handel en over grondstoffen, over Oekraïne en over het slavernijverleden. Maar bovenal ging het over de vraag hoe je omgaat met verre neefjes en nichtjes die je acht jaar niet hebt gezien en die je nu meer dan ooit nodig hebt.
„We hebben er niet genoeg aandacht aan besteed”, zei EU-buitenlandchef Josep Borrell over Latijns-Amerika. „Nu moeten we in actie komen en [daarbij] rekening houden met het nieuwe geopolitieke scenario, met de opkomst van China en een nieuwe rol voor Rusland.”
De Europese Unie is meer dan ooit verwikkeld in een strijd om de gunst van landen waar ook China en Rusland regelmatig met aanlokkelijke aanbiedingen langskomen. Na de Russische inval in Oekraïne moest het Westen bovendien leren dat lang niet alle landen van plan zijn tussen Kyiv en Moskou te kiezen. Dus lanceerde de Oekraïne-coalitie een veelzijdig diplomatiek offensief – óók in Latijns-Amerika. Dat is soms een stroef gesprek.
Terwijl de regeringsleiders elkaar in groepjes en gezamenlijk spraken, sleutelden diplomaten tot het laatste moment aan een gezamenlijke verklaring over Oekraïne. Sommige landen zagen niets in een veroordeling van de Russische inval. De EU stond er op. Het werd uiteindelijk een fletse tekst, waarin de landen slechts hun bezorgdheid uitspreken over de oorlog en het humanitaire leed dat de oorlog veroorzaakt, evenals de schadelijke economische gevolgen ervan. Nicaragua kon ook daar niet mee akkoord gaan.
VN-resolutie
De gasten van de EU zijn georganiseerd in CELAC, een los regionaal verband van het westelijk halfrond, minus Canada en de VS. De meeste CELAC-landen stemden vorig voorjaar voor een VN-resolutie waarin de inval werd veroordeeld. Nicaragua stemde toen tegen, een aantal landen – Bolivia, Cuba en El Salvador – onthield zich van stemming. In de slotverklaring werd naar die stemming bij de VN verwezen, waarmee er toch een veroordeling van Rusland in de tekst terecht kwam.
Lees ook: President Lula laat zijn mening over de oorlog in Oekraïne afhangen van zijn publiek
Een toonaangevend land als Brazilië wil onder de linkse president Luiz ‘Lula’ da Silva de inval wel veroordelen, maar is niet van plan om de westerse sancties tegen Rusland te steunen. De in Nederland geboren Chileense minister van Buitenlandse Zaken Alberto van Klaveren Stork betuigde zijn spijt „dat er leden van onze groep zijn die elke resolutie blokkeren”. Hij benadrukte: „Wij geloven echt dat er een agressieoorlog gaande is.”
Wij namen in het verleden ook heel vaak de telefoon niet op als zij belden met zorgen die zij hadden. Dus zit er grote irritatie bij veel landen
Mark Rutte demissionair premier
Demissionair premier Mark Rutte zei bij aankomst schuldbewust dat het er vooral om gaat dat het Westen nu erkent dat het in het verleden, toen landen uit Afrika of Latijns-Amerika aanklopten voor hulp, niet thuis gaf. „Wij namen in het verleden ook heel vaak de telefoon niet op als zij belden met zorgen die zij hadden. Dus zit er grote irritatie bij veel landen”, nu het Westen om een gunst vraagt. Het gaat er nu vooral om communicatie opnieuw op te bouwen, aldus Rutte, en dat betekent: „90 procent luisteren en 10 procent praten”.
Economisch gewicht
Een goed contact met de verre familie is ook van belang omdat China in de regio steeds actiever wordt. In de eerste twee decennia van deze eeuw is het economische gewicht van China in Latijns-Amerika enorm toegenomen.
Lees ook: De Braziliaanse president Lula zoekt deze week een akkoord in Brussel
De EU heeft al met 27 landen in het gebied een handelsovereenkomst, maar een veelbelovende deal met de Mercosur-landen wordt maar niet tot een goed einde gebracht. In 2019 sloot de EU een akkoord met douane-unie Mercosur (Mercado Común del Sur), waar Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay lid van zijn. Inmiddels willen beide kanten de deal bijwerken. Argentinië en Brazilië zijn bang dat ze er economische op achteruit gaan. Een aantal Europese landen, waaronder Nederland, wil extra waarborgen voor duurzaamheid en dan in het bijzonder over de toekomst van de Amazone.
Rutte en Commissievoorzitter Ursula von der Leyen gingen er na afloop van de top vanuit dat een deal tegen het einde van het jaar rond kan komen. Ook is een gemoderniseerde versie van een handelsakkoord tussen de EU en Mexico volgens Von der Leyen binnen enkele maanden af te ronden.
Slecht betaald
Er klonk van Latijns-Amerikaanse zijde heel wat wrok door over een verhouding die vaak louter op exploitatie gebaseerd is geweest. Lula sprak van de noodzaak „een einde te maken aan de internationale arbeidsverdeling die Latijns-Amerika veroordeelt tot het leveren van grondstoffen en migranten voor beroepsbevolking die slecht betaald en gediscrimineerd wordt.”
Toch kon de indruk dat Europa nog altijd aast op grondstoffen niet helemaal worden weggenomen. Gretig tekende Commissievoorzitter Ursula von der Leyen akkoorden met onder meer Chili en Uruguay over „samenwerking” bij het delven en verhandelen van zeldzame, voor de energietransitie cruciale, grondstoffen.
Op de achtergrond speelde ook steeds het koloniale verleden een rol. Verschillende Latijns-Amerikaanse landen eisten een verwijzing naar de trans-Atlantische slavenhandel en eventuele herstelbetalingen in de slotverklaring. Roulerend CELAC-voorzitter en premier van Saint Vincent and the Grenadines Ralph Gonsalves sprak van de noodzaak de „historische erfenissen van inheemse genocide en slavernij van Afrikaanse lichamen” te benoemen. In de slotverklaring werd geschreven: „We erkennen en betreuren ten zeerste het verzwegen leed dat miljoenen mannen, vrouwen en kinderen is aangedaan als gevolg van de trans-Atlantische slavenhandel.”
De landen spraken af elkaar in de toekomst elke twee jaar op te zoeken.