Wilde kweekvis voor de kat

Zomerschrijwedstrijd winnaar 3 David, die door zijn vriendin Alice is verlaten, gaat vis kopen voor zichzelf en voor de kat de zij heeft achtergelaten. Wilde vis is zeldzaam geworden, en het vangen ervan is illegaal, schrijft Ralf de Jong.

Vlak voordat David uitstapte, bekende de taxichauffeur dat hij eigenlijk geen taxichauffeur was. De auto waarin ze reden was van zijn zoon, hij viel die avond voor hem in. Dat verklaarde voor David het een en ander. Hij begreep al niet waarom de chauffeur aan willekeurige voorbijgangers naar de weg vroeg en waarom zowel het navigatiesysteem als het zelfrijdingsmechanisme onaangeroerd bleef.

David keek vanaf de pier de taxi na. Hij had willen weten wat het beroep van de chauffeur was als hij niet voor zijn zoon inviel. Waarschijnlijk iets waar je weinig handleidingen voor nodig had, iets waar je niet het onderscheid tussen ‘Algemene Instellingen’ en ‘Overige Instellingen & Privacy’ voor hoefde te kennen.

Hoewel de winkels inmiddels waren gesloten, wandelde er een handvol mensen over de pier. David hield het op toevallige voorbijgangers. Als zijn informatie klopte zou om kwart over acht een schip arriveren met een bijzonder kostbare lading.

Hij hield van vis. Voor zijn kat kocht hij in de supermarkt meestal sardineblikjes of zalm, voor zichzelf haalde hij forel. Volgens de bordjes bij de koeling was het wilde vis, maar David kon dat nauwelijks geloven. In zijn herinnering smaakte wilde forel anders. Vetter en zouter. Hij vermoedde dat wilde vis en kweekvis onlangs in elkaar waren opgegaan en daarom nu hetzelfde mochten heten.

Zijn kat was nog van Alice geweest. Hij voelde aanvankelijk weinig voor het beest, ondanks hun gedeelde passie voor vis. Dat veranderde toen Alice na vier jaar ineens besloot bij hem én haar kat weg te gaan. Ze zei wel dat hij dit niet persoonlijk hoefde op te vatten.

„Maar het mag wel.”

In zekere zin verzachtte de kat haar vertrek. In zekere zin had hij nog steeds een stukje van Alice. Een slice in de vorm van een huisdier.

David keek op zijn horloge, hij was veel te vroeg. Dat gebeurde vaker. Alice had weleens gezegd dat ze geen tijd had om steeds met hem ergens te wachten omdat hij bang was te laat te komen. Wachten was volgens haar een wens om de tijd meer en meer te vertragen – net zolang totdat je uiteindelijk stil stond.

Precies om 20:15 uur meerde het vissersbootje aan. Hij was klein, ongeveer twee keer de omvang van de taxi. Aan boord stond een oude man in een dikke winterjas. Hij leek tevreden.

„Heeft u iets gevangen?” vroeg David hoopvol.

„Alleen wat sardines en zalm”, zei de visser terwijl hij zijn boot met een lijn aan de kade vastknoopte. „Meer vis zwemt er tegenwoordig niet in de zee.”

„Hoeveel wilt u voor de zalm?”

De visser keek hem schattend aan, alsof hij wist dat meerdere antwoorden goed waren.

„Hoeveel heb je?”

David liet wat briefgeld zien, genoeg om de kat een week eten te geven.

De visser knikte kort en haalde de zalm uit een witte bak te voorschijn. Nog voordat David hem kon tegenhouden, trok de visser met een pincet de ogen uit de vis.

„Zo lijkt hij minder echt.”

Alsof het een gebruik was dat hem geluk zou brengen, gooide hij de ogen over zijn schouder het water in.

Dit is het derde winnende verhaal van de NRC Zomerschrijfwedstrijd waarvoor deelnemers een fragment schreven van de imaginaire dystopische roman Myopia.