Column | De schaal bepaalt wat je wel en niet kunt zien

Marjoleine de Vos

Je kijkt om je heen en je doet je best, echt, om te begrijpen waar je nu bent. ‘Boven de paleiszaal’ maak je op uit de matig informatieve bordjes. Overal lage stenen, hier en daar een gladde vloer, brokkelige muurtjes – het hoge Mykene met de brede straten waarover Homerus vertelt, is een moeilijk te overziene puzzel geworden. Hoort dit muurtje nu bij het paleiscomplex of bij het gebouw met de zuilen?

Hoe heerlijk is het dan om in het museum een maquette aan te treffen. Overzicht! De ruïnes laten zich zo verkleind veel beter plaatsen en dan kan de verbeelding ook veel gemakkelijker aan de slag. Ik sta er gretig naar te kijken en denk aan een citaat van Piet Meeuse, opgenomen in het boek dat ik thuis aan het lezen ben en bij terugkeer meteen weer oppakte: Op onware grootte van Nicolaas Matsier. Meeuse schrijft: „De schaal bepaalt wat je wel en niet kunt zien. En wat je ziet, verbergt wat je niet ziet.”

Vooral dat laatste is intrigerend, maar sowieso is de gedachte dat zien vooral een kwestie van schaal is, een behulpzame. Zeker in het geval van verdwenen steden – in Korinthe is veel meer te zien dan in Mykene, maar ook veel niet, omdat je zo moeilijk overzicht krijgt als de tempels zó groot zijn als de Apollo-tempel daar. Dat ligt trouwens niet alleen aan de schaal, de Romeinen bouwden rücksichtslos voort op het Griekse badhuis en de Byzantijnse kerk is weer gemaakt van stenen uit eerdere bouwsels.

Foto ANP

Maar over dat boek – wat een heerlijk boek is het. Je moet er vooral niet in gaan bladeren want dan raak je te opgewonden, ik wel althans, omdat je dan eigenlijk elk stuk wel dolgraag meteen wilt gaan lezen, dat over de Surinaamse kijkkasten van een zekere Gerrit Schouten die kunstig in hout gesneden een ‘Feest op de plantage’ uitbeeldde, of dat over het onthutsende werk van de Syrische beeldhouwer Khaled Dawwa die een maquette maakte van een kapotgeschoten straat in Damascus – ‘Voici mon coeur’ heet het. Je eigen hart breekt ook als je het ziet. „Misschien komt het door het wonderlijke geduldwerk dat deze straatwand-op-schaal aangrijpender is dan welke foto ook”, schrijft Matsier. Het eigenaardige is dat ook een fóto van die straatwand-op-schaal aangrijpender is dan een ‘echte’.

Hartbrekend is de maquette van een kapotgeschoten straat in Damascus

De foto van de maquette met zogenaamd ‘maanlicht’ is bijna niet om aan te zien. ‘Dit is mijn hart’ – ja dat hart kan nooit meer heel worden.

Er zijn natuurlijk talloze redenen om met verbazing naar verkleiningen (en soms naar vergrotingen) te kijken, maar een van de belangrijkste is misschien de illusie van begrip. Want al is het waar wat Meeuse schrijft, dat de verkleining ook van alles ónzichtbaar maakt, tegelijkertijd geeft verkleining overzicht en dan snap je ineens wel hoe Mykene in elkaar zit. Natuurlijk, zó liep men naar het paleis en daar was dan de ingang, nu gauw weer naar buiten en nog eens die weg lopen en ehm, is dit nog de weg of ben ik nu toch weer door de puinhopen aan het dwalen?

Alles wordt snel symbolisch als je de dingen kleiner of groter maakt. Je zou soms waarachtig even geloven, kijkend naar het verkleinde zonnestelsel van Eise Eisinga, naar de scheepjes in de flessen, of de grijze brokstukken van de straat, dat je greep op het geheel kreeg, maar tegelijkertijd voel je dat overzicht vereenvoudiging is en onzichtbaarmaking. En dat de wereld dus onnoemelijk rijk is, en totaal onbevattelijk. Maar toch vinden we onze weg, als dwergen of als reuzen.

Kwestie van schaal.