N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Val kabinet-Rutte IV Het demissionaire kabinet had grote plannen voor bijvoorbeeld de landbouw, volkshuisvesting, het klimaat en asiel. Wat komt daar nu van terecht?
Als het demissionaire kabinet-Rutte IV aanblijft tot de nieuwe verkiezingen, wat gaat het dan nog aan beleid uitvoeren en wat niet? Dat is een van de onderwerpen die maandag waarschijnlijk aan bod komt tijdens een ingelast Kamerdebat in de eerste week van het zomerreces. De gevolgen van de kabinetsval voor vier belangrijke onderwerpen:
1. Landbouw en stikstof
Zekerheid na jaren van zwalkend landbouwbeleid, dat is wat het kabinet de boeren wilde geven. Boze boeren zullen blij zijn met de val van het kabinet, maar de onzekerheid over de toekomst van de agrarische sector zal langer duren.
Ruim een jaar geleden kwam het kabinet met het beruchte stikstofkaartje en de verguisde ‘perspectiefbrief’ over verduurzaming van de landbouw tot 2040. Met de kabinetsval kan het zomaar een half jaar duren voordat een volgend kabinet nieuw landbouwbeleid heeft.
Dat betekent anderhalf jaar stilstand – of behoud van de status quo. Intussen tikt de klok door voor bijvoorbeeld de aanscherping van de mestnormen in 2026 of de verbetering van de waterkwaliteit in 2027. Het zet druk op een nieuw kabinet om met oplossingen te komen, terwijl natuur en milieu de stille verliezers zijn. Vertraging is er ook voor verbetering van dierenwelzijn in de veehouderij.
Dat demissionair minister Piet Adema (ChristenUnie, Landbouw) na het klappen van het Landbouwakkoord alsnog in september met een eigen ‘landbouwbrief’ komt, lijkt onwaarschijnlijk. Een nieuw kabinet zal zich willen buigen over de weg naar duurzame landbouw met een verdienmodel voor boeren. En dat ook weer in onderhandeling of afstemming met de agrarische sector, levensmiddelenindustrie, natuurorganisaties en provincies.
Het nieuwe kabinet zal daarbij net als Rutte IV klem zitten tussen twee partijen: protesterende boeren die tegen gevoelige ingrepen zoals een forse inkrimping van de veestapel zijn, en de kritische blik van de Europese Commissie of Nederland wel serieus werk maakt van natuurherstel.
Eén lastig politiek punt is voor nu van tafel: het CDA hoeft niet met de coalitie te heronderhandelen over het tempo waarin de stikstofuitstoot wordt gehalveerd. Het streefjaar 2030 (in plaats van 2035) vervalt, net als waarschijnlijk de stikstofwet die deze ambitie moest vastleggen.
Wat in principe wel door zou kunnen gaan, zijn de vrijwillige uitkoopregelingen voor ‘piekbelasters’ en overige boeren. Er is goedkeuring van Brussel, er is geld gereserveerd (1.475 miljoen euro) en de regelingen zijn net geopend. Met alle stikstofuitstoot die nu verlaagd wordt, zou een nieuw kabinet geholpen zijn.
Alleen: de aangekondigde dwangmaatregelen voor piekbelasters die zich niet willen laten uitkopen, komen mogelijk ook te vervallen. Het kabinet was al blij als een vijfde van de drieduizend piekbelasters zou meedoen, wie weet blijkt de animo voor de regeling nu nog geringer.
Een grote onzekerheid bij dit alles is het geld dat wettelijk gereserveerd moet worden voor de verduurzaming van de landbouw: het ‘Transitiefonds landelijk gebied en natuur’ van 24,3 miljard euro. Een kleine meerderheid van de Tweede Kamer stemde er in mei mee in, maar de vraag was al of het wetsvoorstel door de Eerste Kamer zou komen. Zonder geld geen landbouwhervorming.
2. Asiel en migratie
Het is een ironische uitkomst van de val van Rutte IV: verdere inperkingen van asiel, de casus belli waarmee de VVD het kabinet opblies, zitten er het komende half jaar niet in.
Gezien de eerdere strubbelingen over asiel is het opvallend hoe dicht de coalitiepartijen elkaar in de afgelopen week naderden. VVD, D66, CDA en ChristenUnie konden alle vier instemmen met de (her)invoering van een ‘tweestatusstelsel’, met een onderscheid tussen mensen die bijvoorbeeld vluchten omwille van hun geaardheid of geloof, en mensen die een oorlog ontvluchten.
Overeenstemming was er ook op andere terreinen. Asielzoekers uit veilige landen, met weinig kans op een verblijfsvergunning, zouden bij een beroep of hoger beroep niet meer verzekerd zijn van rechtsbijstand, zoals nu het geval is. Er zou een detentiecentrum komen voor asielzoekers die al in een ander Europees land asiel hebben aangevraagd en terug moeten naar dat land.
Door de harde eis van de VVD om ook gezinshereniging voor vluchtelingen te verbieden als een maandelijks aantal eenmaal is bereikt, blijven al deze plannen nu op de plank liggen. Een volgend kabinet zal weer opnieuw moeten onderhandelen over wie welkom is in Nederland als asielzoeker, of als kennis- of arbeidsmigrant, al dan niet door maximale aantallen in te stellen.
Het kan zich daarbij laten helpen door de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050, die aan parlement en regering begin volgend jaar advies uitbrengt over het maken van nieuw, langjarig demografisch beleid – ook wat betreft migratie.
Een nieuw kabinet staat ook voor een ander groot dilemma: hoe asielzoekers over Nederland verdeeld worden. Rutte IV bedacht daarvoor de spreidingswet, een wet die gemeenten desnoods kon dwingen opvangplekken te regelen. Maar die wet is nog altijd niet aangenomen: met name de VVD bleef achter de schermen kritisch. De spreidingswet kreeg ook veel kritiek van gemeenten. De Raad van State noemde het wetsvoorstel „onnodig complex”.
Een emotionele staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel en Migratie, VVD) noemde de spreidingswet na de kabinetsval alsnog „heel erg hard nodig”. Met de Voorjaarsnota is al veel extra geld beschikbaar gekomen voor de asielopvang, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de Tweede Kamer alsnog doorgaat met deze impopulaire wet.
Dat betekent dat Van der Burg al onderhandelend op zoek moet naar extra opvangplekken, als het aantal asielzoekers toeneemt. Eén ding wilde hij alvast beloven, direct nadat het kabinet gevallen was: taferelen in aanmeldcentrum in Ter Apel zoals vorig jaar blijven uit. „Ik heb beloofd en ik blijf beloven en ik zal ook gewoon uitvoeren dat er geen mensen in Ter Apel in het gras slapen.”
De internationale situatie zou Van der Burg daarbij wel eens kunnen helpen: het aantal asielzoekers ligt dit jaar tot nu toe vele malen lager dan voor dit jaar werd verwacht – in april was de prognose nog 70.000 asielzoekers – zelfs lager dan vorig jaar.
3. Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting
Ook demissionair zal minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) zich met „veel energie” blijven inzetten, twitterde hij zaterdag. „De volkshuisvesting en de ruimtelijke ordening zijn terug van weggeweest. Dát is gelukt”, schreef De Jonge.
Wat er nog terecht gaat komen van zijn ambitieuze agenda, en zo ja in welk tempo, is de vraag. De ruimtelijke vraagstukken rond de woningnood, klimaatverandering en energietransitie zijn niet ineens verdwenen. Maar een volgend kabinet, bijvoorbeeld met BBB, kan heel anders denken over centrale regie door het Rijk.
Hoe het verder gaat met de nieuwe Nota Ruimte van De Jonge bijvoorbeeld, is onzeker. Het kabinet wilde in september eigenlijk de eerste opzet schetsen voor de ‘grote verbouwing van Nederland’ tot 2030, 2050 en 2100. Die nota gaat onder meer over de regio’s, de landbouw en energietransitie, grote vraagstukken waar een nieuw kabinet vast richting aan wil geven.
De plannen om 936.000 woningen te bouwen tot 2030 zullen niet zomaar geschrapt worden. De provincies hebben hun handtekening gezet onder 35 regionale ‘woondeals met het Rijk. Er blijft een grote vraag naar nieuwe woningen, politiek is er breed draagvlak voor. Bij eerdere hobbels – stijgende rente en materiaalkosten, stikstof– komt nu wel de vraag wat het Rijk kan bijdragen.
Het zijn vooral de vernieuwende wetten van De Jonge die lijken te sneuvelen, voordat ze de Tweede en Eerste Kamer gehaald hebben. De Wet versterking regie volkshuisvesting bijvoorbeeld, die het Rijk meer controle moet geven over hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd. Dit is een verstrekkende wijziging van de nieuwe Omgevingswet, die wél op 1 januari ingaat.
De nieuwe wet moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat nieuwe woningen in alle gemeenten voor twee derde betaalbaar worden. De procedures bij juridische geschillen over bouwlocaties worden verkort. Ook kan de minister bindende uitspraken doen in conflicten tussen woningcorporaties en gemeenten, en bij slepende geschillen over bouwlocaties.
Een andere gevoelige wet van De Jonge die het nooit lijkt te gaan halen, is de Wet betaalbare huur. Verhuurders die een te hoge prijs vragen voor ‘middenhuur’ (tot ongeveer 1.120 euro per maand) zouden een boete kunnen krijgen tot 90.000 euro. Het wetsvoorstel kreeg veel kritiek vanuit de markt: de vrees van verhuurders, vastgoedbeleggers en banken was dat hun verdienmodel hierdoor aangetast zou worden.
Een ander plan van De Jonge om koopwoningen tot 355.000 euro toe te wijzen aan lage inkomens en middeninkomens haalde het onlangs niet. De Tweede Kamer steunde wel dat gemeenten woningen deels mogen gunnen aan bijvoorbeeld eigen inwoners en mensen met cruciale beroepen – maar of die wet ook door de Eerste Kamer komt, is onzeker.
4. Het klimaatprobleem
Vorige week maandag presenteerde minister Rob Jetten (Klimaat en energie, D66) twee rapporten over het energiesysteem van 2050 en informeerde hij de Tweede Kamer over de laatste ontwikkelingen rond de aanleg van het waterstofnetwerk. Dinsdag bereikte hij na een nachtelijk debat een ruime meerderheid voor de komst van het klimaatfonds dat goed is voor 35 miljard aan investeringen. Later in die week kwam Jetten met updates over zonne-energie en warmtenetten.
Natuurlijk is een minister de laatste dagen voor een zomerreces bovengemiddeld productief, maar toch is de afgelopen week een goede illustratie van het tempo van de Jetten. Alsof de kabinetscrisis van vrijdag al langer op zijn hielen zat.
Voor het eerst zorgde het kabinet-Rutte IV voor ambitieus energie- en klimaatbeleid, zonder dat het vooral „haalbaar en betaalbaar” moest zijn. Voor het eerst ook dat alle coalitiepartijen de minister volop steunen, zonder dat een of twee partijen noodgedwongen ‘meestribbelden’.
Natuurlijk klinkt er links (te veel subsidies naar de industrie) en rechts (weggegooid geld) de nodige kritiek op Jettens beleid. Toen hij dit voorjaar met extra klimaatbeleid kwam, werden automobilisten, vleeseters en luchtreizigers opzichtig ontzien. Ondanks dat politieke compromis twijfelt niemand aan de intenties van het kabinet om de klimaatdoelen van 2030 te halen: minstens 55 procent minder CO2-uitstoot in vergelijking met 1990, zoals inmiddels ook het streven van de Europese Unie is om klimaatverandering nog enigszins te beperken.
Grote vraag is in hoeverre deze doelen nog haalbaar zijn. Serieuze verzwaringen van het stroomnet en bijvoorbeeld de realisatie van waterstoffabrieken vergen jaren voorbereiding, deels door lange vergunningstrajecten.
Al in november 2020 waarschuwde toenmalig voorzitter Ed Nijpels van het Klimaatakkoord al voor onherstelbare vertraging als kabinet-Rutte III het klimaatbeleid niet zou aanscherpen. De doelen van het Klimaatakkoord, die met het beleid van Rutte III buiten bereik bleven, „verdragen geen politieke luwte” schreef Nijpels aan toenmalig verantwoordelijk minister Wiebes. Pas in januari 2022, veertien maanden na Nijpels’ schrijven, werden de ambities serieus aangescherpt met de komst van Rutte IV.
Of ‘2030’ nog onhaalbaar is, hangt sterk af van de vraag of het klimaatbeleid ondanks de demissionaire status met steun van de Tweede Kamer vaart houdt. Als er weer een politieke luwte ontstaat, worden de doelen snel onhaalbaar: na verkiezingen in november en na een vergelijkbare formatie als voor Rutte IV resteren nog maar 76 maanden voordat 2031 zijn intrede doet.