Opinie | Door al dat werken aan onszelf zijn we steeds meer ‘over onszelf’ gaan praten in plaats van ‘als onszelf’

Essay | Leven Met hulp van een coach worden we ons bewust van onze valkuilen. Annemarije Hagen volgde een coachingscursus en vraagt zich af waar die hulp toe leidt.

Foto Getty Images

„Bedankt voor het delen.” Onze cursusleider, een lieve moederlijke vrouw die een geinig kort broekje combineert met een lang wollen vest en gekleurde sneakers, kijkt me begripvol en ernstig aan. Ik knik ongemakkelijk. We hebben zojuist de opdracht gekregen om onze persoonlijke successen te delen. Met vijftien collega’s, de meeste net als ik docent en mentor aan de universiteit, volg ik deze coachingscursus. Om studenten beter te kunnen begeleiden worden we door een extern bureau opgeleid tot basiscoach.

Voordat we mochten losbranden had onze cursusleider voor de zekerheid nog even opgefrist wat een succes eigenlijk is. Ze benadrukte dat het niet om een champagnemoment hoeft te gaan. „Een succes is een stap richting het doel.” Er volgde een korte stilte. Ze werkt graag met ‘the power of silence’, maar gaf voor de zekerheid toch nog wat verdere uitleg. Een succes betekent niet per se dat je je doel hebt behaald – „dat je het kan afvinken” – maar het kan ook een klein stapje richting het uiteindelijke doel zijn. Het kan zelfs, en hier wordt het menens, een bewustwordingsmoment zijn. Weer een plechtige stilte, waarmee onze trainer het belang van dit bewustwordingsmoment nog wat nadrukkelijker aanzette. „Wie wil er beginnen?”

Terwijl mijn collega’s bijzonder veel zelfreflectie aan de dag leggen en hun bewustwordingsmomenten delen, denk ik aan de champagne van de dag ervoor. Of nou ja, aan de bescheiden prosecco uit ons buurtwinkeltje. De enige fles bubbels die koud stond. Prosecco subito! Na ontelbaar veel lessen en drie keer zakken had ik, met dank aan bètablokkers en een zeer begripvolle faalangst-examinatrice, eindelijk mijn rijbewijs gehaald. Ondertussen wordt er veel instemmend geknikt. Even overweeg ik deze feestelijke mijlpaal met collega’s te delen, maar als het mijn beurt is vertel ik op serieuze toon dat ik me ervan bewust ben dat ik tijdens de gesprekken waarin ik heb geoefend met coachen regelmatig in de mamavalkuil stapte. Dit is een van de valkuilen die we tijdens de eerste cursusdag hebben besproken. Het betekent dat je als coach de neiging hebt om te helpen. En helpen is geen coachen. We moeten dus geen oplossingen aandragen, maar doorvragen. Hiervoor hebben we een model aangereikt gekregen met een handig ezelsbruggetje: het luisteren-samenvatten-doorvragen-model, ja inderdaad, het LSD-model.

Een bekentenis

Het valt op dat de gedeelde bewustwordingsmomenten zonder uitzondering braaf refereren aan de drie valkuilen die in een eerder aangereikt model zijn besproken (naast de moedervalkuil zijn er ook de macho- en de molvalkuil, maar dit terzijde). Ook zijn ze allemaal in een generieke ‘ik merkte dat ik’-formule gegoten. Toch kan iedereen rekenen op een zeer empathisch klinkend ‘bedankt voor het delen’.

Ik vraag me af wat me zo ongemakkelijk maakt. Het feit dat het gedeelde volstrekt algemeen is qua vorm en inhoud en daarmee niet zoveel zwaarte verdient? Of juist het feit dat het oprecht klinkende ‘bedankt voor het delen’ niet meer is dan een automatische reactie van onze trainingscoach op elk succes, of toch tenminste op het vermeend diepgaande succes?

In tegenstelling tot de meeste verbale automatismen die erop gericht zijn om onbeduidende situaties zonder denkinspanning soepel te laten verlopen, beoogt dit ernstig klinkende ‘bedankt voor het delen’ iets anders: het geeft elke uitspraak nadrukkelijk zwaarte en betekenis door het de status toe te kennen van een biecht. Het ‘bewustwordingssucces’ is in feite een bekentenis. Een bekentenis van een valkuil.

De Franse filosoof Michel Foucault besteedt in zijn boek Geschiedenis van de seksualiteit uitgebreid aandacht aan de biecht. Hij stelt dat wij, moderne mensen, allemaal ‘bekentenissenbeesten’ zijn geworden. Hoewel bijna niemand meer aan een priester zijn zonden opbiecht, willen wij bekennen. Niet alleen in vertrouwen, maar ook in de openbaarheid. Zoals filosoof en schrijver Désanne van Brederode 25 jaar geleden al constateerde in haar boek Stiller leven „hoeven we de televisie maar aan te zetten of een tijdschrift open te slaan, of de bekentenissen vliegen ons om de oren. Bekende en onbekende Nederlanders spreken schaamteloos over hun ziektes, verhoudingen, seksuele voorkeuren, angsten en teleurstellingen, over hun jeugd, ouders, trauma’s, blokkades en de overwonnen taboes”. Een trend die zich zonder twijfel heeft doorgezet.

De vraag is of deze bekentenissen ons dichter bij onszelf brengen

Foucault stelt in Geschiedenis van de seksualiteit dat onze behoefte om te spreken zo groot is dat het aantal sprekers het aantal luisteraars veruit overstijgt, daardoor „hebben sommigen zelfs hun oren verhuurd”. Sommigen? Velen! Begin dit jaar maakten verschillende media melding van een razendsnelle stijging van het aantal coaches. Inmiddels hebben ruim 100.000 mensen als coach hun oren verhuurd (én zich bij de KvK geregistreerd).

Het ‘bedankt voor het delen’ voorziet dus in een behoefte. Maar waarom willen we bekennen? Niet uit angst dat onze zonden waarvoor geen vergiffenis is gevraagd of boete is gedaan ons de toegang tot het eeuwige leven versperren. We willen onze valkuilen opbiechten in de hoop dat dit ons dichter tot onszelf brengt. Door bewustwording van onze valkuilen hopen we ons ware zelf te bevrijden van vermeende blokkades, beperkingen, patronen. Niet langer is God het object van verlangen, of het eeuwige leven, maar het streven om onszelf te worden.

Dit verlossende eindstation kan op verschillende manieren invulling krijgen. Zo streven sommigen ernaar om de beste versie van zichzelf te zijn, terwijl anderen keihard aan zichzelf werken om te leven vanuit het volle besef dat ze goed zijn zoals ze zijn. In beide gevallen kunnen we prima bij een coach terecht. De coach velt geen oordeel en stelt geen diagnose, maar luistert actief en met een ‘open mindset’. In tegenstelling tot de klassieke biecht die leidde tot geïnternaliseerde strafmaatregelen in de vorm van onthouding of het onderdrukken van seksuele verlangens die als verboden werden gezien, zijn de moderne bekentenissen een vehikel voor persoonlijke groei.

„Ik wil meer tijd voor mezelf”, stelt een collega zichzelf tot doel. We moeten in tweetallen oefenen met het schaalmodel. Ik vraag haar hoe ze haar huidige situatie beoordeelt op een schaal van 1 tot 10. Als een 3. Nu is het zaak om door te vragen voor een stukje bewustwording: waarom een 3 en geen 2? Gevolgd door het constructieve „Wat zou je zelf kunnen doen om van de 3 naar een 4 te komen?” „Ik moet leren om vaker nee te zeggen.” En iets met ruimte innemen. Onze trainingscoach komt erbij staan en moedigt haar aan om daadwerkelijk een stap naar voren te zetten, want „dan voel je het”.

Bevrijding

Er spreekt een heldere belofte van bevrijding uit deze oefening. Het schaalmodel dient er immers voor om los te breken uit de huidige situatie en – in kleine stapjes weliswaar – richting het doel te bewegen. Deze bevrijding moet uiteraard onder woorden worden gebracht. Het is opvallend dat dit soort reflectiemomenten niet bepaald de weg vrijmaakt voor originele bespiegelingen. Zoals Van Brederode treffend opmerkt nemen de zogenaamd diepgravende persoonlijke bekentenissen de vorm aan van een generiek en clichématig therapeutenjargon. Inderdaad noteer ik braaf frases over oplaadmomenten en grenzen aangeven op een post-it, die ik na afloop van de oefening mag aanreiken als geheugensteuntje.

Nu is de vraag of deze bekentenissen ons dichter bij onszelf brengen. Foucault zou sceptisch zijn en ons erop wijzen dat dit verlangen naar de waarheid, naar de bevrijdende kennis over onszelf, nooit kan worden bevredigd. Al onze bekentenissen brengen volgens hem wel iets anders teweeg, namelijk een specifieke taal – Foucault spreekt van een discours – om over onszelf na te denken. Foucault constateert dat wij onszelf in ons verlangen naar kennis aan deze discoursen onderwerpen. Dat klinkt zwaar, maar hij bedoelt dat wij onszelf steeds meer gaan begrijpen in de termen die deze discoursen voortbrengen. Er is voor het bekentenissenbeest steeds minder ruimte om zichzelf te begrijpen en over zichzelf te spreken in een taal die niet ontleend is aan de spirituele of juist semi-wetenschappelijke taal uit de coachingspraktijk.

Met onze bekentenissen graven we niet zozeer ons unieke zelf uit, maar bedelven we onszelf onder een laag van geleende taal uit de coachingspraktijk. Zo heeft het coachingsdiscours zich volgens Van Brederode „meester gemaakt van onze beleving, onze zelfperceptie aangetast en de communicatie met onze naasten verontreinigd”. Misschien gaat het wat ver om te spreken van verontreinigde communicatie, al verbaas ik me regelmatig over de manier waarop het coachingsjargon in onze relatie tot onszelf en anderen tot uitdrukking komt. Zo kunnen raadselachtige zinnen zoals ‘Ik merk dat ik moeite heb om verbinding te maken met mezelf’ op veel bijval en begrip rekenen. Persoonlijk merk ik dat ik veel moeite heb met mensen die voortdurend een zin beginnen met ‘ik merk dat ik’. Dergelijke zinnen geven volgens mij blijk van een daadwerkelijke valkuil, namelijk dat wij door al dat werken aan onszelf steeds meer ‘over onszelf’ zijn gaan praten in plaats van ‘als onszelf’. In een taal die bovendien vreselijk eenvormig is.

Onmogelijk

We kunnen ons uiteraard inspannen om in meer originele bewoordingen ‘over onszelf’ te praten. Toch zou Foucault ons erop blijven wijzen dat de taal waarin wij bekentenissen afleggen niet zonder meer neutraal of faciliterend is. In plaats van door bekentenissen tot begrip van onszelf te komen, is het wellicht zinvoller om de verschillende aannames over het zelf te bevragen. Hoewel werken aan onszelf inmiddels een ingeburgerd begrip is, kunnen we ons afvragen of het zelf een project is om te vervolmaken.

Dit geldt ook voor de steeds gangbaar wordende aanname dat we het zelf binnenstebuiten kunnen keren als we er maar genoeg liefde op laten schijnen. Door bij dergelijke aannames vraagtekens te plaatsen, wordt steeds duidelijker hoe onmogelijk het is om de vraag wie wij werkelijk zijn sluitend te beantwoorden.

Is dat niet pas echt een bevrijdend besef?

Lees ook: Een goed leven leiden? Houd dan op met proberen gelukkig te worden