‘818 anonieme doden verdienen een naam’, zegt de coördinator vermiste personen

Interview

Izanne de Wit | coördinator vermiste personen Van 818 gevonden doden is hun identiteit onbekend. De politie probeert hen met de nieuwste technieken te identificeren. Over de inzet van particuliere dna-databanken wordt al jaren vergaderd. „Ik kan alleen maar hopen dat het niet nog vier jaar duurt.”

Ze dreunt de cijfers zo op, als landelijk coördinator vermiste personen is Izanne de Wit het gewend haar politiecollega’s om de oren te slaan met de feiten. Nederland kent 40.000 vermissingszaken per jaar, het merendeel van de vermisten wordt levend aangetroffen. Maar toch: van de honderd moorden beginnen er 75 als een vermissingsmelding.

Ze wil maar zeggen: het is cruciaal voor de politie om exact te weten wat te doen als er ergens bij een balie in het land een moeder haar zoon als vermist op komt geven. Dat is een van de taken van Izanne de Wit, als teamleider van het Landelijk Expertisecentrum Persoonsvermissingen, dat sinds 2013 bestaat. „Vroeger ging het zo: er was iemand vermist, en dan deed elke regio het op zijn eigen manier. Dat zag je ook nog bij de vermissing van [de in 2017 vermoorde] Anne Faber. Er was geen landelijke uniforme werkwijze hoe je dan handelt. Die is er nu wel.”

Waarom moet dat?

„Omdat het een specialisme is. Het zijn moeilijke vragen: wanneer zet je een search-team in? Hoe ga je om met honderd burgers die willen meezoeken en misschien sporen verstoren? Hoe gaat de centralist bij de balie om met een melding? Een vermissing kan een moord zijn, een zelfdoding of een internationale kinderontvoering. Het is zo veelomvattend, dat het vraagt om een landelijke aanpak.”

Eén categorie vergt de langste adem. Dat zijn de onbekende doden. Overledenen van wie geen identiteit kon worden vastgesteld. Bij zo’n twintig doden is jaarlijks nader rechercheonderzoek nodig om de identiteit te achterhalen.

In de zomer van 2019 werd er in een groenstrook in Westdorpe in Zeeuws-Vlaanderen, op de grens van Nederland en België, een doodgeschoten vrouw gevonden. Ze werd anoniem begraven in Terneuzen. Pas vorig jaar werd haar identiteit bekend gemaakt: een 57-jarige Française uit Duinkerken, vermoedelijk vermoord door haar echtgenoot.

„Bij elke onbekende dode, realiseren we ons dat er familie achter zit die niet weet wat er met hun geliefde is gebeurd”, zegt De Wit. Momenteel zijn er 818 personen in Nederland van wie de identiteit onbekend is, mensen die zijn gevonden tussen 1920 en nu.

Zijn die allemaal vermoord?

„Niet allemaal, er zijn ook mensen waarbij sprake is van zelfdoding of die op een natuurlijke wijze zijn overleden. Alleen: je weet het nooit zeker. Als iemand van een hijskraan is afgesprongen, kan het altijd zijn dat hij zo werd getreiterd waardoor hij geen uitweg meer zag en iemand strafrechtelijk vervolgd kan worden. Dus als je de identiteit en achtergrond van een overleden persoon niet weet, kun je eigenlijk nooit een misdrijf uitsluiten.”

Maakt het gegeven of er sprake is van moord uit voor de moeite die de politie steekt in een onderzoek?

„Mensen denken altijd dat de politie alleen maar boeven vangt. Maar zeventig procent van ons werk bestaat uit hulpverlenende taken. Dus ja, dit is politiewerk. Ik weet door gesprekken met tientallen achterblijvers dat het inhumaan is om niet te weten wat er met je dochter of zus is gebeurd. Mensen van over de hele wereld die niet weten dat het lichaam van hun dierbare ooit in Nederland is gevonden. Het menselijk brein wil afsluiten. Dat kunnen deze mensen niet.”

Lees ook: Raad voor de Rechtspraak: afnemen dna vóór veroordeling is grote inbreuk op privacy verdachten

Hoe gaan mensen daar mee om?

„Op een gegeven moment kunnen ze het niet meer aan. Maar ze moeten door. De belastingdienst staat op de stoep, de hypotheek moet betaald worden. En tegelijkertijd verwacht hun hele omgeving dat ze de rest van hun leven het centrum van de zoektocht blijven. Ze krijgen paragnosten op hun dak, of helderzienden. Ik ken voorbeelden waar onbekenden opbellen die zeggen: „Ik ben benieuwd waar uw vrouw is gebleven. Hadden jullie eigenlijk een goed seksleven?’ Dat gebéurt.”

De Wit zegt dat het oplossen van zaken met onbekende doden „long cases” zijn waarbij de drive vanuit de politie zelf moet komen. Bij een moord heb je nabestaanden met verdriet, bij onbekende doden zijn die onzichtbaar. „Het verdriet is ver weg, maar is er altijd. Dat moet je snappen.”

De eenvoudigste weg naar identificatie van onbekende doden loopt via dna. Familieleden die een dierbare missen, kloppen aan bij de politie. Via die route kan dna van een familielid van de vermiste worden opgenomen in de dna-databank voor vermiste personen. Dat wordt vergeleken met dna-profielen van alle onbekende doden in die databank. In Nederland worden al deze profielen ook gedeeld met de internationale dna-databank van Interpol.

Maar niet alle landen doen dat en familie van doden zonder naam woont vaak in het buitenland. „Dat sluit totaal nog niet op elkaar aan”, zegt De Wit. „Profielen worden niet gedeeld, informatie-uitwisseling hapert. We proberen dat nu te verstevigen. We hebben wel goed contact met onze buitenlandse collega’s, dat helpt. Want als we weten hoe bijvoorbeeld Frankrijk werkt, kunnen we onze informatie-uitwisseling daarop aanpassen.”

Het is inhumaan om niet te weten wat er met je dochter of zus is gebeurd

Aan de andere kant van de oceaan zijn er de afgelopen jaren tientallen doorbraken geweest in onderzoeken rond onbekende doden. Amerikaanse rechercheurs maakten daarbij gebruik van particuliere, genealogische dna-databanken van bedrijven zoals GEDMatch en FamilyTreeDNA. Ze leunen daarbij op miljoenen burgers die hun dna uploaden omdat ze op zoek zijn naar hun familiegeschiedenis. Door de gebruikte techniek kunnen profielen in de databank gekoppeld worden aan zelfs heel verre familieleden, zoals vierde- of vijfdegraadsneven.

Op die manier werd de zaak rondom de Buckskin Girl opgelost. Het lichaam van een jonge vrouw werd in 1981 gevonden in een hertenleren jas. Ze was vermoord. 38 jaar later gaven particuliere dna-databanken de vrouw een naam: Marcia King. Haar moeder was al die tijd in hetzelfde huis blijven wonen, met hetzelfde telefoonnummer, voor het geval dat. In maart vertelde het Nederlandse OM aan NRC dat ze dezelfde techniek gaat inzetten om vastgelopen moordzaken op te lossen. Een vordering waarin wordt gevraagd om het inzetten van de bedrijven ligt bij de rechter-commissaris, die daar nog geen beslissing over heeft genomen.

Luister ook: Het Uur met coldcaserechercheur Carina van Leeuwen

Sluit u zich met de onbekende doden bij die pilot aan?

„Nee. Ik vind het een hele interessante methode, en ik ben heel benieuwd naar de pilot van het OM. Maar wij werden er door verrast. Er loopt binnen het ministerie en de politie namelijk al vier jaar een verkenning om te kijken of deze methode kan worden ingezet om onbekende doden te identificeren. Daar is juridisch naar gekeken: kan dit wel? We hebben in bijeenkomsten met burgers en specialisten gesproken. Maar er is nog geen beslissing genomen.”

En tegelijkertijd loopt er nu buiten jullie om een pilot waar ze het gewoon gaan doen. Is dat niet vreemd?

„Ik ben niet van het pionieren. Ik werk onder bevoegd gezag, heb richtlijnen nodig. Ik wil niet zomaar wat doen. Wat als we via deze methode in het buitenland belanden bij een verdachte, en dat onderzoek klapt daar omdat wij deze techniek hebben ingezet? Dat kan gevolgen hebben en ik moet mezelf dan kunnen verantwoorden. Voordat er richtlijnen zijn, kan ik deze methode niet inzetten.”

Als buitenstaander klinkt het raar: bij iemand die vermoord is, wil het OM deze methode wel inzetten en bij een onbekende dode kan dat dus nog niet.

„Dat kan ik me voorstellen. Onbekende doden zijn ingewikkeld: je weet van te voren niet of het binnen het strafrecht valt of de wet op de lijkbezorging. Dat maakt een privacy-afweging ook anders. Maar ik heb geduld en kan alleen maar hopen dat het niet nog vier jaar duurt. Daar is ons werk gewoon te belangrijk voor.”