‘Mensen willen ook geen 15 euro voor een boeket rozen betalen’

Reportage

Rozenteelt Nederlandse rozenkwekers ontdekten twintig jaar geleden Kenia als alternatief werkterrein. Ondanks kritiek op lage lonen en vervuiling floreert de bloemensector er.

Rozen worden verpakt voor transport bij een kwekerij in Naivasha. De kwekerij op de foto’s komt niet in het verhaal voor.
Rozen worden verpakt voor transport bij een kwekerij in Naivasha. De kwekerij op de foto’s komt niet in het verhaal voor. Foto Daniel Irungu/EPA

Elke dag vertrekken drie of vier vliegtuigen vanuit de Keniaanse hoofdstad Nairobi naar Schiphol, tot de nok gevuld met bloemen. Die reis is een logistieke herculestaak. De bloemen moeten vanaf de pluk tot aan de veiling in Aalsmeer op een temperatuur van 1 tot 2 graden blijven, ook bij de overslag van vrachtwagen naar vliegtuig en van vliegtuig naar veiling. Wordt de koelketen verbroken, dan verwelken de bloemen en zijn ze niet meer te verkopen.

De export was vorig jaar goed voor 300 miljoen euro, en groei is voorzien: Kenia en de Europese Unie sloten onlangs een overeenkomst waardoor Kenia de komende 25 jaar niet hoeft te betalen voor zijn export naar de EU.

Twee decennia terug kweekten in Nederland nog talrijke familiebedrijven samen vele miljoenen rozen. Maar door stijgende energie- en loonkosten, strengere regels en achterblijvende verkoopprijzen is van de toen 1.000 hectare rozengrond nu nog maar 150 hectare over.

De kantoren van die rozentelers en hun veiling staan nog in Nederland, maar honderden oer-Hollandse telers vertrokken naar gunstiger oorden, zoals de hooglanden van Kenia. Daar vonden zij een voor hun werk ideale combinatie van tropisch klimaat en lage arbeidskosten. Maar waar het de rozentelers daar voor de wind gaat, oogsten ze in Nederland kritiek door onthullingen over slechte arbeidsomstandigheden, CO2-uitstoot en milieuschade in Kenia.

Het beloofde land

Ook Kneppers Rozen week twintig jaar geleden deels uit naar Afrika. Het bedrijf, gerund door de broers Richard en Jack Kneppers, werd in 1930 opgericht door hun grootvader. Richard doet de zaken vanuit Rijnsburg, Jack verbouwt de rozen in Kenia.

De kwekerij ligt aan het Naivashameer, bekend om zijn nijlpaarden en flamingo’s. Op een koele juni-ochtend doemt een stofwolk op aan de horizon, veroorzaakt door een aanstormende gloednieuwe witte Lexus Landcruiser. Achter het stuur zit een gedrongen, kale Hollander, Jack Kneppers (59). De mensen in Naivasha kijken er niet meer van op of om; Mister Jack sjeest hier sinds jaar en dag rond. Alleen, of met de drie kinderen die hij kreeg met twee Keniaanse vrouwen.

In 1995 kwam Jack Kneppers voor het eerst naar Kenia, op zakenreis. Terwijl Nederland het zijn bedrijf steeds moeilijker maakte, bood Kenia een klimaat dat vier oogsten per jaar mogelijk maakt. Verwarmde kassen zijn in Kenia niet nodig, waarmee een grote kostenpost wegvalt. Ook bleek een overvloed aan Engelssprekend personeel beschikbaar, en in vergelijking met buurlanden Ethiopië en Soedan is Kenia stabiel én ontwikkeld. Regels voor werken met chemicaliën ontbraken bovendien. Toen de broers Kneppers begin 2000 een aanbod kregen om hun grond in Rijnsburg te verkopen voor woningbouw, grepen ze die kans met beide handen aan.

De teelt die Jack sindsdien in Kenia heeft opgezet, is een succes gebleken. Hij verbouwt inmiddels op 46 hectare rozen. In zijn ruime kantoor met zicht op tientallen werknemers in identieke overalls die rozen knippen en verpakken geeft hij toelichting. Zijn omzet wil hij niet noemen. „Schrijf maar gewoon op dat de zaken goed lopen.”

De rozenteelt in Kenia beslaat inmiddels ruim 3.000 hectare en concentreert zich rond het Naivashameer – water in overvloed. De sector biedt, direct en indirect, werk aan een half miljoen Kenianen, en beslaat met een omzet van zo’n miljard dollar bijna 1,5 procent van de economie. Een factsheet van de Universiteit Leiden beschreef in april dat de rozensector in Kenia arbeidsintensief is en daardoor een bron van „hoognodige werkgelegenheid, vaak voor ongeschoolde vrouwelijke arbeiders”.

Universitair hoofddocent en antropoloog Megan Styles, verbonden aan de universiteit van Illinois, onderzocht de rozensector in Naivasha tussen 2004 en 2014. „Er is geen twijfel over mogelijk dat de rozenindustrie talloze Keniaanse middenklassecarrières heeft doen ontstaan. Mensen die nu huizen, onderwijs en een auto hebben.”

Een medewerker spuit chemicaliën op rozen in een kas.
Foto Daniel Irungu/EPA

Kritiek

Toch heeft het bosje goedkope rozen de afgelopen jaren een slechte reputatie gekregen, zeker als het bij het Naivashameer vandaan komt. Jarenlang hield die kritiek vooral verband met het meer zelf; bloementelers zouden te veel water gebruiken voor hun bedrijven. Maar overvloedige regenval heeft dat probleem sinds 2010 weggespoeld en de kritiek doen verstommen. Wel verslechtert de waterkwaliteit doordat chemicaliën van de rozenteelt in het meer belanden.

Een tweede aanklacht draait om de CO2-uitstoot van het vervoer door de lucht. Die emissie is niet gering, maar rozen verbouwen in Nederlandse kassen stoot zes keer zoveel CO2 uit, aldus de Nederlandse overheid.

Een derde punt van kritiek betreft de arbeidsomstandigheden: lage salarissen, lange werktijden en werken met chemicaliën. Om die reden voert branchevereniging Kenyan Flower Council tegenwoordig meermaals per jaar controles uit. Gezamenlijk hebben veel telers basisregels opgesteld om het personeel te beschermen. Inspecteurs van de brancheorganisatie spreken personeel op de kwekerijen en bekijken de arbeidspraktijken.

Kneppers Rozen heeft in Kenia 700 mensen in dienst. De laagstbetaalden verdienen omgerekend 60 euro per maand. Dat is meer dan het minimumloon van 46 euro, maar ver onder de 212 euro die de ngo Global Living Wage Coalition als redelijk bestaansminimum voor een gezin in die regio noemt.

Vindt Jack Kneppers zijn salarissen niet te laag? „Vakbond en brancheorganisatie zijn nu bezig met de cao, dus we gaan zien waar we mee wegkomen.”

Gratis lunch

Waar eindigt werkverschaffing en begint uitbuiting? In Kenia is er geen eenduidig antwoord. Een derde van de 57 miljoen Kenianen leeft in extreme armoede: zij hebben gemiddeld 15,50 euro per maand te besteden. Personeel van de kwekerijen heeft het niet breed, maar behoort beslist niet tot die armste groep. Naast hun salaris betaalt het bedrijf ook een huurtoeslag en de zorgverzekering.

De meest gewaardeerde secundaire arbeidsvoorwaarde voor Kneppers’ medewerkers is een stevige warme lunch. Daar begon hij mee tijdens het geweld rond de verkiezingen in 2007-2008, toen honderdduizenden Kenianen ontheemd raakten, onder wie veel van zijn personeelsleden. Met de gratis lunch kreeg hij ze terug op de farm.

Kok Beth Cina (48), die sinds 2008 dagelijks de simpele maaltijden klaarmaakt, werkt in een open keuken met pannen zo groot als een boiler. „Bij andere bedrijven moeten werknemers hun eigen eten betalen”, vertelt ze. „Terwijl de lunch voor het personeel van grote toegevoegde waarde is – sommigen eten op de kwekerij hun enige echte maaltijd van de dag.”

Soms is rozenplukker Linda Nasimiyu (24) een van hen. Het zweet loopt over haar voorhoofd; in de kassen wordt het bloedheet. Dat neemt ze op de koop toe voor de 65 euro die ze per maand verdient: „Het is niet veel, maar ik heb eten, kleren en onderdak. Alles beter dan werkloos zijn.”

Nasimiyu stopte met school omdat haar ouders niet genoeg verdienden. Doordat zij werkt, kunnen haar vier broertjes en zusjes wel naar school. „Jack zorgt voor ons. Dat is normaal, maar ik ben hem toch dankbaar.” Ze droomt ervan manager te worden. „Weinig mensen krijgen zo’n topbaan, maar mij gaat het lukken. Als God het wil.”

Die baan heeft Caro Wangari (30), een getrouwde moeder van twee die nu tien jaar bij Kneppers werkt, intussen wel. Ze verdient omgerekend 190 euro per maand, en rekent zich daarmee tot de lokale middenklasse. „Mensen bewonderen mijn positie.”

Haar collega’s in lagere functies krijgen „best oké betaald, maar hebben het moeilijker door de stijgende kosten van levensonderhoud”. Ze hoopt dat Jack de salarissen wat opschroeft.

Emma Nyokabi (41) verpakt boeketten, pakweg 350 per dag. Ze krijgt per stuk betaald, en verdient daarmee zo’n 90 euro per maand, plus 18 euro huurtoelage. „Wanneer er genoeg oogst is, is dit goed werk.” In de Keniaanse wintermaanden, zoals nu, is de oogst minder. „Daarom moet ik goed budgetteren voor de slechte maanden.” Nyokabi ondersteunt haar ouders, een last die almaar zwaarder weegt. „Huur, eten. Alles is duur. Jack moet beter betalen. Maar voor Mister Jack is alles óók duurder geworden.”

Foto Daniel Irungu/EPA

Corrupte politici

Kneppers geniet van het boeren in Kenia, maar het vereist aanpassingsvermogen. Zo is driekwart van de werknemers in de bloemensector vrouw, en komt seksueel misbruik veel voor. Bij Kneppers wordt daarom elke afdeling waar vrouwen werken, door een vrouw geleid. Dat werkt, zeggen ze.

Voor andere problemen is geen oplossing. Zoals de corrupte politici. Kneppers: „Als je in Nederland wordt gepakt voor corruptie, ben je gewoon de lul. Hier komen ze er altijd mee weg.” En wat de politici doen, vindt Kneppers, doen Kenianen in het algemeen. Achterhouden wat misgaat en stelen wat „los en vast zit”. Voorbeeld: „In onze irrigatiesystemen zitten rubberen afsluitstukjes. Daar kan je niks mee, die passen nergens anders en het materiaal is niks waard, en tóch jatten ze die.”

Van generalisatie wil Kneppers niets horen: „Ik zeg altijd: overal zijn betrouwbare mensen te vinden. Hier moet je alleen verdomd goed zoeken.” Toch ergert Kneppers zich aan landgenoten die afgeven op de lokale bevolking. „Als je niet trekt hoe het hier gaat, wat dóé je hier dan?”

Inmiddels beginnen veel van die Nederlanders te vertrekken. Naar Ethiopië, waar de regels soepeler zijn dan in Kenia. Of terug naar Nederland. De generatie die twintig jaar geleden in Kenia neerstreek, veelal eigenaar-telers zoals Kneppers, gaat met pensioen. Wat er nog wel uit Nederland komt invliegen, zijn consultants. „Hier wonen nog vijftig Nederlanders, de rest heeft hun bedrijf verkocht of er een directeur neergeplempt.”

Hier wonen nog vijftig Nederlanders, de rest heeft hun bedrijf verkocht of er een directeur neergeplempt

Friese koeien

Wie de Nederlandse toekomst in Kenia zoekt, moet drie kwartier verderop zijn, bij Dümmen Orange, een internationale veredelaar en kweker met zijn hoofdkantoor in De Kwakel. Hier worden rozensoorten ontwikkeld – geselecteerd op kleur, houdbaarheid, doorns en allerlei andere eigenschappen. Bij de ingang van het kantoor staat een manshoog bord: „Dagen zonder ongeluk: 82”. General manager Bart Engels (35) vertelt dat een werknemer 82 dagen eerder haar enkel kneusde na een val van een trappetje. Niks ernstigs, hoor. Engels heeft géén zin in een schandaal.

Engels is de antithese van Kneppers. De 35-jarige Tilburger werkte na zijn studie internationale bedrijfskunde in Maastricht en een uitwisselingsprogramma in Amerika onder meer voor chipmachinebouwer ASML. „Acht jaar geleden dachten mijn vriendin en ik: we hebben geen kinderen, geen koophuis. Als we een buitenlands avontuur willen, is nu het moment.” Engels werd aangenomen door Dümmen Orange in Tanzania. Tweeënhalf jaar terug werd hij overgeplaatst naar Kenia.

Engels komt, anders dan de oude garde, dus niet uit een bloemenfamilie: „Ik vind mijn werk leuk, maar ik weet niet of ik voor altijd in deze sector blijf. Ik ben een zakenman.”

Met – inmiddels – zijn vrouw bewoont hij een bungalow aan de rand van het terrein. Hij heeft een moestuin, geiten, kippen, honden en twee Friese koeien die flink uit de toon vallen tussen de Oost-Afrikaanse heuvels.

Bij Engels verdienen de werknemers wat meer dan bij Kneppers, zo’n 80 euro exclusief woontoeslag, ziektekostenverzekering en warme lunch. „Bepaalde werknemers, zoals alleenstaande moeders, bieden we extra beurzen voor hun kinderen. Dat motiveert.”

Engels beeldt zich de reacties in op de arbeidsvoorwaarden die hij biedt: „Wanneer dit stuk gepubliceerd wordt, zullen mensen zeggen dat het te weinig is. Maar diezelfde mensen willen ook geen 15 euro voor een boeket betalen.” Relatief lage lonen betalen betekent niet dat andere arbeidsvoorwaarden onder de maat zijn. „Neem chemicaliëngebruik: er loopt hier niemand rond zonder volledige bescherming. Op schandalen zitten we niet te wachten.” Dümmen Orange krijgt een zeer hoge rating van de Kenya Flower Council.

Dat de Nederlandse gemeenschap rondom Naivasha krimpt, vindt Engels niet zo’n probleem. Toch zetten ze zich ook tegen de niet-Nederlanders af. Nederlanders in Kenia noemen steevast Keniaanse en Indiase bedrijfseigenaren als de grotere boosdoeners.

Engels is voorzichtig: „Ik wil niet zeggen dat wij beter zijn dan mijn Keniaanse of Indiase collega’s, maar ik zie wel dat Nederlanders hun mensen goed behandelen.”

Kneppers is minder diplomatiek: „Die lui geven nergens om. Halen, halen, halen, en hoe je het krijgt maakt niet uit. Er zijn zat lokalen met een bedrijf in Naivasha, die dan ergens in de rimboe hun personeel onbeschermd gifstoffen laten spuiten enzo.”

Antropoloog Megan Styles: „Nederlanders behandelen hun personeel in de regel inderdaad goed vergeleken met sommige andere eigenaren.”