Een van de770 deelscooters die in Amsterdam rondrijden. Het moeten er volgens de Nota Deelvervoer 1200 worden. Foto Venema Media / ANP
Al weken is in Amsterdam veel te doen over de ‘knip’. Maar het lokale verkeersbeleid reikt verder dan de gewraakte afsluiting van de Weesperstraat.
De raadscommissie mobiliteit praat donderdag over het plan van wethouder Melanie van der Horst (Verkeer en Vervoer, D66) om deelvervoer in de stad een forse impuls te geven. Zij wil meer deelauto’s, deelscooters en deelbakfietsen.
De Nota Deelvervoer klinkt als meewind voor de deelvervoerbedrijven. De hoofdstad is al nationaal koploper deelvervoer; zo zijn er 2.400 deelauto’s te huur in Amsterdam (Utrecht: 844).
Deelvervoerbedrijven zagen vorig jaar in het hele land het gebruik groeien: klanten van deelauto-aanbieder MyWheels reden in 2022 twee keer zoveel kilometers als in 2021, concurrent GreenWheels zag het aantal klanten meer dan 50 procent stijgen. Zij hebben echter grote moeite winst te maken. De deelautobedrijven prijzen de Amsterdamse plannen, maar hekelen de dure parkeervergunningen.
„De vele auto’s waarvoor we plek hebben gemaakt in onze stad staan 90 procent van de tijd stil”, schrijft wethouder Van der Horst in de Nota Deelvervoer. „Dat is zonde. Als we daar slimmer mee omgaan, kunnen we die ruimte gebruiken voor andere dingen.”
Deelvervoer heeft volgens haar de toekomst als alternatief voor autobezit en als aanvulling op fietsen en het ov in stad en regio. De gemeente noemt delen van vervoermiddelen ‘ruimte-efficiënter’. Bovendien zijn de elektrische deelfiets, deelbakfiets en deelscooter uitstootvrij. In 2025 moeten alle deelauto’s uitstootvrij zijn; dat geldt nu voor ongeveer de helft.
Dure vergunningen schaden groei
„Amsterdam doet veel goede dingen voor deelmobiliteit, net als enkele andere steden”, zegt Dani Sprecher van MyWheels, mede namens de nieuwe Coalitie van Deelauto-aanbieders (ook Snappcar, ShareNow, GreenMobility, WeDriveSolar en SIXT share). „Maar het is erg moeilijk te begrijpen dat een gemeente die zo inzet op deelvervoer, vasthoudt aan zulke dure parkeervergunningen voor deelauto’s.”
Amsterdam doet veel goede dingen voor deelmobiliteit
Volgens Sprecher heerst bij sommige gemeenten het beeld dat zijn sector al commercieel volwassen is. Veel bedrijven hebben echter moeite om winst te maken. En dan zijn de dure vergunningen op een belangrijke deelvervoermarkt als Amsterdam een grote kostenpost.
Sprecher: „Dat schaadt de ontwikkeling van deelauto’s in de rest van Nederland. Veel gemeenten vragen of wij ook bij hen deelauto’s willen plaatsen, maar dat kunnen wij lang niet altijd betalen.”
Bakfiets als alternatief
Geen auto (of geen rijbewijs), geen probleem, zegt Ton Damen van Cargoroo. „De helft van alle autoritten in de stad kan je maken met een elektrische bakfiets.” Cargoroo verhuurt e-bakfietsen, als enige in Amsterdam. „We gingen er van pilot naar experiment naar plan naar visie. Het is mooi dat de bakfiets nu onderdeel wordt van staand beleid voor deelvervoer.”
Cargoroo kan snel uitbreiden, zegt Damen. De bakfiets staat op de stoep – er wordt geen parkeerplek opgeofferd – en een laadpaal is niet nodig. Medewerkers rijden dagelijks door de stad met een batterijwisselbakfiets. „Zij vervangen alle lege accu’s door volle.”
De elektrische bakfietsen van Cargoroo staan op een vaste plek in de wijk, om de 250 meter. Nu is dat nog in een beperkt aantal wijken. Niet alleen in ‘rijke’ buurten, aldus Damen, maar ook op locaties in Oost die je vanuit commercieel perspectief misschien niet zou verwachten.
Cargoroo, dat in december 10 miljoen euro ophaalde aan nieuw financiering, maakt nog geen winst. Damen: „Maar maatschappelijke winst maken wij zeker. Onze bakfietsen zorgen voor het ‘sociaal ontsluiten’ van buurten. Je kan met je kinderen gemakkelijk naar zwemles, de sportclub, het verjaardagsfeestje bij een klasgenoot in een andere wijk.”
Wijken met potentie
Wat kunnen gemeenten leren van Amsterdam? Het hoofdstedelijk beleid kan andere gemeenten helpen bepalen hoe zij moeten omgaan met deelvervoer. „In elk geval moet je bewoners niet het gevoel geven dat je ze hun privéauto afpakt”, zegt Chrétienne Hoek van Rebel Group. Dit onderzoeksbureau bracht voor Amsterdam in kaart wat de potentie van deelvervoer is. „Je moet goed laten zien dat er alternatieven zijn voor de eigen auto.”
Hoek ontwikkelde een rekenmethode om te bepalen in welke wijk – met welke demografische kenmerken – extra deelauto’s de meeste kans van slagen hebben. Niet in De Pijp, waar deelvervoer al populair is, maar in Nieuw-West en Zuidoost blijkt de meeste groei te behalen. Daar zijn nog relatief weinig deelauto’s, is het autobezit relatief hoog en wil de gemeente binnenkort betaald parkeren invoeren. Dat laatste is een voorbeeld van ‘flankerend beleid’ dat het succes van deelmobiliteit mede bepaalt. Als parkeren duur is en een parkeervergunning schaars, kies je sneller een alternatief als de deelauto.
Dat wil zeggen: voor wie af en toe een auto nodig heeft. Volgens consumentenorgansaties is een deelauto duur voor dagelijks woon-werkverkeer. Dan is het ov of een eigen auto voordeliger.
„In Amsterdam moet wat gebeuren”, zegt Hoek. „De stad groeit naar 1 miljoen inwoners. Er komen meer mensen, er is minder plek. Het is een strijd om de vierkante meters.” Je ziet de noodzaak de stad autoluw te maken in de binnenstad, aldus Hoek. „Kades en bruggen brokkelen af onder het gewicht van alle auto’s.”
Gratis geld bestaat niet, zo wil een oude wijsheid. Maar wie het rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid’ leest dat demissionair staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit, NSC) maandag aan de Tweede Kamer stuurde, komt in de verleiding daar anders over te denken. Kort door de bocht is de boodschap: er ligt voor vele tientallen miljarden aan belastinggeld voor het oprapen, laten we er iets goeds mee doen!
Vooropgesteld: het rapport van de ambtenaren van Financiën is geen uitgewerkt pakket met panklare maatregelen. Het is vooralsnog ook niet de bedoeling dat het demissionaire kabinet er iets van gaat vinden, benadrukt Van Oostenbruggen in een begeleidende brief. Dat is aan een volgend kabinet, na de verkiezingen van eind oktober dus. Tegelijkertijd biedt de vingeroefening van de ambtenaren bergen aan interessant materiaal voor een inhoudelijke verkiezingscampagne: er valt wat te kiezen als het gaat over de inrichting van het fiscale stelsel. En wat te winnen ook.
Tweehonderd regelingen
Het Nederlandse fiscale stelsel is opgebouwd uit ongeveer tweehonderd belastingregelingen – van loonbelasting tot btw en van vennootschaps- tot motorrijtuigenbelasting – die dit jaar gezamenlijk 428,7 miljard euro opbrengen aan belasting- en premieinkomsten. Van die regelingen zijn er de afgelopen jaren er 116 geëvalueerd, waarbij 53 regelingen een negatieve beoordeling kregen. Deze regelingen zijn weliswaar goed voor 85 miljard euro aan belastinginkomsten, maar zijn niet effectief, of bereiken niet tegen redelijke kosten hun doel.
Dat op zich is geen nieuws: de afgelopen jaren is al vaker vastgesteld dat de doelmatigheid van fiscale regels te wensen overlaat. Uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, een te ingewikkelde opgave voor belastingplichtigen, te hoge uitvoeringskosten of niet doelmatig: de lijst met negatieve kwalificaties is lang.
Ook de roep om daar wat aan te doen klinkt regelmatig, alleen komt een gestructureerd debat over hoe dat dan moet niet van de grond. Dat heeft alles te maken met wat scheidend president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank onlangs ook weer opmerkte: het fiscale stelsel is er niet (meer) voor het algemeen belang, maar is vooral een optelsom van deelbelangen. Wie aan één regel komt, benadeelt direct een specifieke groep belastingplichtigen. En dat ligt politiek gevoelig.
Om dat probleem te omzeilen, kozen de ambtenaren van Financiën voor een meer integrale benadering. Ze laten de 85 miljard euro aan negatief beoordeelde regelingen voor wat ze zijn en concentreren zich op vier clusters van maatregelen waar in samenhang gesneden en opgeruimd kan worden. Dat levert in totaal zo’n 35 miljard euro aan geschrapte of aangepaste regelingen op. Geld (omgerekend zo’n 2.000 euro per Nederlander) dat gebruikt kan worden om op andere terreinen de lasten te verlichten.
‘Pas het btw-stelsel aan’
De meeste winst is te behalen uit een aanpassing van het stelsel van de btw. Daar geldt nu een normaal tarief (van 21 procent) en een verlaagd tarief voor een specifieke groep goederen, zoals sommige voedingsmiddelen, cultuur, arbeidsintensieve diensten en openbaar vervoer. De oorspronkelijke bedoeling van een verlaagd btw-tarief, het ondersteunen van minder draagkrachtigen, wordt daarmee niet bereikt, werd al eerder vastgesteld. Ook leidt de btw-wetgeving tot een oerwoud aan uitzonderingsbepalingen, die moeilijk te hanteren zijn en voor verwarring (en hilariteit) zorgen.
Lees ook
De btw: het fiscale duizenddingendoekje dat al een halve eeuw misbruikt wordt
De ambtenaren stellen voor om de 16 miljard aan inkomsten uit het verlaagde btw-tarief (bijna eenvijfde van het totaal aan btw-inkomsten) daarom ‘vrij te spelen’. Dat kan via afschaffing van het verlaagde tarief (waardoor één tarief van 21 procent overblijft). De opbrengst kan gebruikt worden om gericht beleid mee te voeren: een verlaging van de inkomstenbelasting, of specifieke steun aan sectoren. Ook kan gekozen worden voor één tarief van 18 procent, waarbij de opbrengsten van het afschaffen van het verlaagde tarief gebruikt worden om het algemene tarief terug te dringen. Een derde richting kan zijn categorieën fors in te perken waarvoor nu een verlaagd tarief geldt (bijvoorbeeld tot alleen voedingsmiddelen en water) en met gericht beleid de andere sectoren te steunen. Dan resteert 3 miljard voor aanvullende lastenverlichting.
Een ander blok waar vereenvoudiging en schrappen van bestaande maatregelen tot een beter en uitvoerbaar stelsel leidt, is de eigen woning. Eigenwoningbezit wordt jaarlijks met 9 miljard euro gesubsidieerd, constateren de ambtenaren, en dat terwijl de hypotheekrenteaftrek er nauwelijks toe leidt dat meer mensen een eigen woning kopen. Integendeel, zij drijft de huizenprijzen op en laat mensen zich dieper in de schulden steken dan als de aftrek er niet was geweest. Afschaffen is dus het devies in het rapport, en neem daar ruim de tijd voor (twintig jaar, is het advies), want de effecten kunnen groot zijn. Ook zou het eigenwoningforfait, de regeling die een deel van de waarde van de woning optelt bij het inkomen, verhoogd kunnen worden. Ook geleidelijk, om al te grote negatieve inkomensschokken te voorkomen.
De opbrengst, 9 miljard euro in totaal, kan gebruikt worden om de lasten op arbeid significant te verlagen. Daarvan profiteren zowel huizenbezitters als huurders. Ook zal de vermogensongelijkheid met het afschaffen van de subsidies op de eigen woning afnemen.
‘Stop subsidiëren ondernemers’
Het derde blok waar de ambtenaren hun tanden in zetten zijn de ondernemers. Daar valt 8 miljard te halen (omgerekend 3.000 euro per bedrijf), vooral door iemand niet meer te subsidiëren omdat hij of zij ondernemer is, maar alleen te kijken naar wat de onderneming doet. Gevolg van de fiscale maatregelen die nu gelden is dat het verschil tussen een werkende en een ondernemer te groot is, wat verstorend werkt op de arbeidsmarkt.
Ook de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting en de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen mogen op de schop
De ambtenaren richten zich vooral op regelingen als de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de verlaagde winstbelasting. Zij rekenen voor dat door meer te sturen op bijvoorbeeld innovatie, duurzaamheid en het gelijk belasten van ondernemers en werkenden er ruimte ontstaat om de winstbelasting te verlagen, het hoogste belastingtarief voor werkenden te verlagen en de werkgeverspremies te verlagen.
Een laatste pakket van 10 miljard euro aan regelingen maakt vooral een einde aan fiscale regels die niet het beoogde resultaat hebben, of te ingewikkeld zijn voor burgers, bedrijven of de belastingdienst zelf. Voorbeelden zijn de reiskostenaftrek voor het OV, de eenmalige schenkingsvrijstelling aan kinderen, de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting, de willekeurige afschrijving zeeschepen of de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen.
De voorbeelden maken gelijk helder hoe specifiek sommige fiscale regelingen zijn. Van de meeste regelingen zegt Financiën: afschaffen. De 2,3 miljard die dat oplevert kan gerichter worden ingezet of gebruikt worden voor lastenverlichting op arbeid. Andere regelingen kunnen worden omgevormd of aangepast, waarmee ofwel het doel binnen handbereik komt ofwel geld vrijkomt om lasten op arbeid of voor ondernemers te verlagen.
Wat het rapport vooral laat zien is dat het best kan, een simpeler, effectiever en doelmatiger stelsel inrichten. De ambtenaren erkennen ook dat ze zich met deze voorstellen in een complex politiek speelveld van (deel)belangen begeven. Hun advies is dan ook: creëer eerst maatschappelijk draagvlak voor de gewenste aanpassingen voordat je ze doorvoert. Niet om iedereen tevreden te stellen, dat zal per definitie niet lukken als specifieke voordeeltjes worden afgeschaft. Wel om het bredere belang van een aanpassing of vereenvoudiging uit te leggen.
Voor 19 euro naar Barcelona is al lang verleden tijd. Dure kerosine, hogere vliegtaks, Europese CO2-rechten, stijgende salarissen voor de bemanning, forse havengelden op Schiphol – vaarwel spotgoedkoop vliegticket.
En nu is, voor het eerst sinds de budgetmaatschappijen in de jaren negentig naar Nederland kwamen, het deel van de passagiers dat met bedrijven als easyJet, Ryanair, Transavia en Vueling vliegt gedaald.
Dat blijkt uit cijfers over de luchtvaart in Nederland die statistiekbureau CBS dinsdag heeft gepubliceerd. Het heeft specifiek in kaart gebracht hoeveel van en naar Nederland wordt gevlogen met zogeheten lowcost-maatschappijen.
In 2024 koos ruim 36 procent van de passagiers van en naar Nederland voor een budgetmaatschappij. Een jaar eerder was dat ruim 37 procent. In 2004 was het aandeel van de budgetmaatschappijen nog 20 procent.
Trendbreuk
Die daling in het afgelopen jaar is weliswaar klein, maar vormt wel degelijk een trendbreuk. Sinds de liberalisering van het Europese luchtruim in 1993 veroverden lowcost-maatschappijen onafgebroken marktaandeel. Dat wil zeggen: in ‘normale’ jaren, niet tijdens de coronacrisis.
Volgens het CBS reisden vorig jaar 27,8 miljoen passagiers van of naar een Nederlandse luchthaven met een budgetmaatschappij. ‘Traditionele’ maatschappijen als KLM vervoerden in 2024 48,4 miljoen passagiers van en naar Schiphol en de kleinere vliegvelden in Nederland.
Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Italië waren de populairste bestemmingen met een budgetticket, aldus het CBS. Traditionele maatschappijen brengen reizigers vooral naar de VS, (ook) het VK en Duitsland.
Waardoor budgetmaatschappijen vorig jaar wat marktaandeel hebben verloren in Nederland, meldt het CBS niet. Wie kijkt naar het buitenland, kan wel enkele verklaringen zien.
De budgetmaatschappijen hadden in Nederland altijd al een kleiner marktaandeel dan elders. In het VK hebben Ryanair, easyJet en andere lowcost-maatschappijen een aandeel van ruim boven 50 procent, net als in Spanje en Italië. In Polen zijn met name Ryanair en Wizz Air goed voor circa twee derde van alle vluchten.
Hub Schiphol
Het relatief beperkte marktaandeel in Nederland komt vooral door Schiphol. De Amsterdamse luchthaven is een van Europa’s grootste hub-vliegvelden, met KLM als dominante speler. Bij zo’n draaischijf gaat het meer om overstappers (transferpassagiers) dan om passagiers die de luchthaven als directe bestemming hebben, zoals een zonnige stad in Zuid-Europa – point-to-point, in luchtvaartjargon.
Budgetmaatschappijen op Schiphol klagen vaak dat veel investeringen in Amsterdam met name ten goede komen aan KLM en partners zoals Air France en Delta Air Lines. EasyJet is al jaren ontevreden over de kwaliteit van de pier die de maatschappij op Schiphol gebruikt. Verder zijn de vliegtaks en de vergoeding die luchtvaartmaatschappijen moeten betalen per passagier (havengelden) lager voor transferpassagiers. Daarvan profiteert KLM (50 tot 60 procent van alle KLM-passagiers zijn overstappers) meer dan easyJet en Ryanair.
Schiphol is bovendien vol – onder meer vanwege klimaat- en geluidsregels. Het geeft slechts mondjesmaat nieuwe start- en landingsrechten (slots) uit. Voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen, ook de lowcost, kent Amsterdam nauwelijks ruimte. Het demissionaire kabinet begrensde Schiphol tot 468.000 vluchten per jaar.
Budgetvliegveld
Anders dan in het VK (Londen Stansted, Luton), Spanje (Girona, Alicante) en Duitsland (Weeze) kent Nederland geen grote vliegvelden specifiek voor budgetmaatschappijen. Eindhoven, veel bediend door Transavia en Ryanair, zit ook aan zijn plafond. En Lelystad Airport is (nog) niet open. Dit is overigens belangrijker voor Ryanair, dat steevast kiest voor goedkope, secundaire vliegvelden, dan voor easyJet, dat op de belangrijkste luchthavens wil blijven vliegen.
Tot slot hebben Nederlandse passagiers net over de grens populaire uitwijkmogelijkheden. Volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) koos vorig jaar 13 procent van de vliegende Nederlanders voor een nabije buitenlandse luchthaven net. Het gaat dan bijvoorbeeld om Düsseldorf, Brussel of Weeze, net over de grens bij Venray.
Intussen staat het verdienmodel van de budgetmaatschappijen onder druk. Een bedrijf als Ryanair lijkt zijn kosten weliswaar veel beter dan bijvoorbeeld KLM in de hand te houden, maar het verschil met traditionele vliegbedrijven wordt kleiner. Die laatste bieden inmiddels lager geprijsde tickets doordat ze passagiers nu ook laten bijbetalen voor dienstverlening aan boord, zoals stoelreservering, eten en drinken, of hun bagage. Transavia introduceerde in 2024 betaling voor handbagage; dat bracht vorig jaar meer dan 100 miljoen euro op. Voor KLM zijn deze extra inkomsten ook zeer welkom.
Gratis koffer
Deze verborgen kosten van een vlucht krijgen steeds meer kritiek. Niet alleen van passagiers en consumentenorganisaties, ook vanuit Brussel. Het Europees Parlement werkt aan nieuw beleid voor passagiersrechten. Zo zouden reizigers te allen tijde het recht moeten hebben een stuk handbagage van maximaal 7 kilogram gratis mee te nemen in de cabine.
Het voorstel stuit op grote weerstand van de luchtvaartmaatschappijen. Hun passagiers willen juist de keuze hebben een ticket ‘met of zonder bagage’ te kopen, betogen ze. Anders drijft het Europese beleid de prijzen alleen maar op. Met een ‘gratis’ koffer, verrekend in de tarieven, wordt dat ticket naar Barcelona zeker duurder dan 19 euro.
Roland Boekhout zegt het in een onopvallende bijzin: staatsbank de Volksbank werd bedreigd in haar voortbestaan op het moment dat hij er ruim een jaar geleden aantrad als hoogste baas.
Niet wat betreft financiën zoals dertien jaar geleden, toen de bank gered werd door de Nederlandse staat. Maar de bank, moederbedrijf van SNS, Regiobank, ASN en BLG Wonen, voldeed bij zijn aantreden volgens Boekhout niet aan de „randvoorwaarden als systeemrelevante bank”. Boekhout: „Als je niet aan de spelregels voldoet, dan kan het zo zijn dat je op een gegeven moment uit het spel gehaald wordt.”
Boekhout doelt daarmee op de taak van banken om klanten en transacties te controleren op witwassen en op de verplichting voor een bank om haar risico’s goed te beheersen. Op beide vlakken schoot de Volksbank de afgelopen jaren tekort. De bank kreeg daar afgelopen januari zelfs boetes voor van De Nederlandsche Bank: één van vijf miljoen euro omdat de bank faalde in haar anti-witwasbeleid. En nog een van vijftien miljoen euro omdat de bank volgens de toezichthouder „een zeer lange periode”(2018-2023) „significant” tekort is geschoten in haar risicomanagement. Dat raakt „de kern van de bedrijfsvoering”, aldus DNB.
De in Zuid-Afrika geboren Boekhout (1963) is inmiddels ruim een jaar de hoogste baas bij de Volksbank, en in een gesprek met NRC kijkt hij terug: op de gebreken die hij aantrof, hoe die volgens hem veroorzaakt waren en hoe hij nu denkt dat de bank wél goed gaat functioneren. Ook kijkt hij naar de bemoeienis van de politiek, want met name de Tweede Kamer roerde zich afgelopen jaar over de toekomst van de staatsbank.
Waarom bent u gevraagd voor deze functie?
„Ik denk dat [de commissarissen] wel doorhadden dat er fundamentele bankzaken verbeterd konden worden. En dat iemand met uitgebreidere bankervaring handig was voor de bank in deze fase.”
Boekhout is van oorsprong een bankier die zowel voor consumenten als voor bedrijven werkt. Hij zat met zijn vrouw en vier kinderen veel in het buitenland: hij was werkzaam bij ING in onder meer Duitsland, Polen en Mexico en werkte bij de Duitse Commerzbank. Toen hij anderhalf jaar geleden op zoek was naar een uitvoerende functie bij een bank, dacht hij eerder aan een internationale bank dan de louter in Nederland actieve consumentenbank waar president-commissaris Gerard van Olphen hem voor probeerde te interesseren. Van Olphen overtuigde hem. „En ik was best cynisch, hè? Ik kende de Volksbank amper, zag een stoffige staatsbank voor me die niet tot verandering bereid was.”
Onder leiding van Boekhout is de Volksbank in ieder geval aan het veranderen geslagen. Al binnen drie maanden na zijn aantreden kondigde hij een vereenvoudiging van het bedrijfsmodel aan. In november volgde het grootste besluit: het aantal vestigingen gaat van zeshonderd naar driehonderd, 15 procent van het personeel moet weg en vier van de vijf merken van de staatsbank worden geschrapt.
Deze dinsdag worden de beslissingen die Boekhout met zijn bestuur heeft ingezet ook zichtbaar voor het publiek: de ruim honderd vestigingen van grootste dochter SNS Bank hebben vanaf 1 juli de naam ASN Bank op de gevel. De vestigingen van Regiobank volgen later.
Als de bank niet aan de randvoorwaarden voldeed, waarom is Boekhout dan bij de Volksbank gaan werken? „Het fundament van een bank bestaat uit de kapitaalpositie en de liquiditeit. En die zijn hier ontzettend goed voor elkaar. De bank heeft hele sterke merken die goed scoren bij klanten. En ons vestigingennetwerk is uniek.” Dankzij franchiseondernemers (SNS) en financieel adviseurs (Regiobank) heeft de bank veel meer vestigingen – ook als het aantal naar beneden gaat – dan ING, Rabobank en ABN Amro.
De discussie of we een staatsbank moeten blijven is verrassend theoretisch: geen hond zou ons nu willen kopen
U zegt ‘mooie merken’, maar er blijft er straks maar één over.
„Ja, maar het is niet zo dat we de merken volledig elimineren. Het idee is dat waar de drie merken voor staan, ook voor het ASN-merk gaat gelden. Dus dat ASN niet alleen maar voor duurzaamheid staat, maar ook voor nabijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.”
De toekomst van de Volksbank is al jaren een vraagteken: de conclusie is steeds dat de bank nog niet klaar is voor een zelfstandig bestaan. Het verdienmodel zou te onzeker zijn. De bank leunt grotendeels op rente-inkomsten uit hypotheken. Tegelijkertijd scoort de bank wel hoog bij klanten: de merken Regiobank, ASN en SNS scoren steevast hoog bij consumentenonderzoeken.
Lees ook
Klaas Knot waarschuwt Den Haag: blijf af van de termijn van de centrale bank
Was de Volksbank dan vooral goed in klantcontact en marketing, en minder goed in bankieren?
„De bank heeft zich heel goed weten te positioneren als een bank die meer in het vizier heeft dan aandeelhoudersrendement. Wat ik overtrokken vind, want andere banken zijn ook niet alleen met rendement bezig. Maar goed: vanuit marketingoogpunt is dat wel geslaagd.
„Nu moeten we de balans weer zien te vinden: ook meer oog hebben voor rendement. Zonder dat we overigens compromissen willen aangaan op die andere vlakken. De uitdaging is om aan te tonen dat dat kan.”
Hoe gaat het nu eigenlijk met dat bankieren?
„De goede kant op. We hebben de afdelingen voor risico en anti-witwassen volledig gereorganiseerd – daar werkten dingen immers onvoldoende, anders hadden we die boetes niet gekregen. Zij krijgen nu betere technische ondersteuning, zodat ze hun taken beter kunnen uitvoeren.”
Zorgde dan vooral IT voor de problemen bij risicomanagement en de witwasscreening?
„IT ja, maar ook data. Je hebt toegankelijke en complete gegevens nodig om klanten, transacties en risico’s te kunnen analyseren. Maar ook de risicocultuur in de organisatie speelde mee. Als jij het makkelijk maakt om klant te worden, dan lijk je lekker bezig. Maar als je er dan zes maanden later achter komt dat je bepaalde vragen niet heb gesteld in het proces, terwijl je de antwoorden wel nodig hebt om bijvoorbeeld te zien of sprake is van witwassen, dan heb je dat niet goed gedaan.
„Niemand kent alle toezichtsregels uit zijn hoofd, omdat het zo complex is geworden. Maar je moet er wel gevoel voor hebben. Denken: oeh, hier zou wel eens een regel voor kunnen bestaan. Als je dat niet hebt, dan zijn er heel veel vallen waar je in kan lopen bij een bank.”
Denken: oeh, hier zou wel eens een regel voor kunnen bestaan. Als je dat niet hebt, dan zijn er heel veel vallen waar je in kan lopen bij een bank.”
Maar rechtsvoorganger SNS Reaal is nota bene in 2013 door de staat gered vanwege te veel risico’s in vastgoedbeleggingen. Hoe kan dan de risicocultuur niet goed zijn?
„Ja, die redding veroorzaakte een shock. Maar mensen gaan door, blijven hetzelfde doen. Men zal niet door hebben gehad wat er nu precies mis was gegaan. En bankieren is veel complexer geworden sinds 2013. Wat betreft financieel toezicht, maar ook niet-financiële risico’s zijn groter geworden. Denk aan cyberaanvallen en hacks.”
De staat is eigenaar. Heeft de aandeelhouder wel streng genoeg meegekeken?
„Ja, ik denk het wel. De aandeelhouder staat natuurlijk op enige afstand. Die is geen toezichthouder. Het is heel moeilijk om als aandeelhouder zo diep in de keuken te kijken.”
De gehele cultuur van de bank moet volgens Boekhout op de schop. „Eén merk moet intern de mensen bij elkaar brengen. Want met verschillende merken binnen een bedrijf, krijg je verschillende bloedgroepen. En dan ontstaat er competitie. En dat leidt tot versnippering van je krachten.”
Mensen hebben hier extra motivatie. Ze willen niet alleen maar bankier zijn, maar ze hebben een hoger doel
Het schrappen van banen – circa zevenhonderd collega’s moeten momenteel omzien naar een andere baan – draagt volgens de bestuursvoorzitter ook bij aan de cultuuromslag. „Ontslag is niet leuk – ik vind het zelf ook moeilijk. Ik word wel een beetje geholpen door de arbeidsmarkt: ik heb geen zorgen dat deze mensen geen ander emplooi vinden. Maar toch: het is een vervelende, soms zelfs traumatische ervaring voor die mensen.
„Maar: de organisatie die overblijft is tot veel meer in staat. Een van de eerste dingen die ik constateerde toen ik binnenkwam: mensen hebben hier extra motivatie. Ze willen niet alleen maar bankier zijn, maar ze hebben een hoger doel. Duurzaamheid, maatschappelijk rendement, mensen ondersteunen in hun financiële zekerheid.
„Die motivatie zou er eigenlijk toe moeten leiden dat er een laag ziekteverzuim is. Alleen: wij hebben een hoger dan gemiddeld ziekteverzuim. Dat komt door de organisatie en het leiderschap. Als mensen het beste willen doen voor hun klanten, maar dat door zo’n ingewikkelde organisatie niet voor elkaar krijgen, en processen traag en stroperig zijn, dan raken mensen gedemotiveerd.
Staatsbank blijven?
Ondertussen is in Den Haag nog volop discussie over of de Volksbank nu wel of niet staatsbank moet blijven. Afgelopen najaar kreeg de bank van minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) de boodschap dat het zich in de komende drie tot vijf jaar moet voorbereiden op een onderhandse verkoop of beursgang. Maar een meerderheid in de Kamer is daar tegen; die vindt het een beter idee om één bank in staatshanden te houden.
Begin juni werd zelfs nog een motie aangenomen om de voorbereidingen voor privatisering te stoppen, in de veronderstelling dat daarmee ook minder vestigingen zouden worden gesloten en er minder ontslagen zouden vallen. Dat klopt echter niet, volgens Boekhout. „Onze transformatie is sowieso noodzakelijk en staat los van toekomstig eigenaarschap.”
Houden jullie er rekening mee dat jullie toch een staatsbank blijven?
„Of we nu de beste bank, of de beste staatsbank zijn – dat zien we dan wel weer. Eerst moeten we de beste bank worden die we kunnen zijn. Want de discussie is verrassend theoretisch: er is nu geen hond die ons wil kopen.
„Ook als je staatsbank bent, moet je niet terugvallen op de belastingbetaler als je wilt groeien. Dat is nu wel het geval, als we niet transformeren. Dat is niet de basis waarop je als organisatie wilt functioneren.
„Dat is wel een gevaar als je een staatsbank bent overigens. Dan is het genereren van een marktconform rendement geen drijfveer meer. Waardoor je misschien voor toezichtvereisten compromissen gaat accepteren. Dat hoort niet bij een professioneel instituut.”
Is dat een van de redenen achter de precaire situatie van de Volksbank?
„Het is niet helemaal uit te sluiten dat mensen zich toch misschien doelstellingen permitteerden die ver aflagen van wat vanuit toezichthouders of vanuit economisch perspectief minimumvereisten zijn.”
Blijf jij ceo als Volksbank een staatsbank blijft?
„Natuurlijk. Dat is niet mijn motivatie om hier wel of niet te zitten. Het zou wel een mooie kroon op het werk zijn, als we de bank voor een mooie vergoeding voor de belastingbetaler, voor al die steun die ze tien jaar aan dit instituut hebben gegeven, zouden kunnen verzelfstandigen.”