N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Paardensport Anky van Grunsven (54) verloor deze maand Salinero, het paard waarmee ze als dressuuramazone grote successen behaalde. Hoe neem je afscheid van zo’n trouwe metgezel? „De liefde voor een paard gaat diep, dat realiseren mensen zich niet altijd.”
Anky van Grunsven (55) opent de deur naar een kantoortje in haar stallencomplex in het Brabantse Erp. Ze wijst naar een grote ton waarop twee glanzende hoefijzers liggen. „Dit is ’m, dit is Salinero. Rond de Kerst wil ik zijn as hier op het weiland verstrooien. Ik moet alleen nog een goede plek zien te vinden.”
In de anderhalf uur daarvoor hebben we in haar open keuken met kerstversiering gesproken over het beroemde paard waarmee zij twee keer olympisch kampioen werd, vier keer Europees kampioen en één keer wereldkampioen. Het gesprek ging niet zozeer over al die successen, maar over wat het betekent om zo lang – Salinero werd 28 – een innige band met je paard te hebben. En wat het met je doet als dat dier onder je handen wegglijdt.
Van Grunsven vertelt dat de begin december overleden Salinero al een tijdje kwakkelde met zijn gezondheid. Hij was zwaar gebouwd, woog zeshonderd kilo en leed aan de ziekte van Cushing – zijn bijnieren werkten niet goed meer. „Ik merkte dat hij op meerdere plekken begon door te zakken. Dan komt het moment dat je denkt: waar wacht ik op? In overleg met de dierenarts hebben we besloten hem uit zijn lijden te verlossen.”
Hoe neem je afscheid van een paard dat je zo na aan het hart ligt?
Ze valt even stil. „We hebben hem die middag voor de laatste keer in de wei gezet met zijn grootste vrienden, twee pony’s. Salinero verloor zijn evenwicht, dat was niet fijn om te zien.” De laatste dagen van Salinero deden haar denken aan de laatste dagen van haar andere succespaard, Bonfire. De dertigjarige ruin leed aan hoefbevangenheid, een ontsteking tussen de hoefwand en het hoefbeen. Ze vindt nu dat ze Bonfire eerder had moeten laten inslapen en dat haar hoop dat hij beter zou worden ijdel was. „Door die ervaring met Bonfire was ik mij bij Salinero erg bewust van de timing van zijn dood: niet té snel, maar wel op tijd.”
Ze zet twee mokken met thee op tafel en gaat zitten. „Je vraag was hoe ik afscheid heb genomen van Salinero. Ik was erbij toen hij insliep en ben daarna nog een uur bij hem blijven zitten. In dat uur heb ik alleen maar gehuild, ik voelde me zó verdrietig. Ik wilde er niet bij zijn toen hij werd opgehaald. Ik wilde hem niet in die wagen zien wegrijden.”
Wat voor beelden gaan er in dat uur door uw hoofd?
„Niet wat iedereen denkt, niet onze successen bij de Olympische Spelen in Athene en Peking. Nee, ik dacht aan de kleine dingen die mij al weken maagpijn en migraine bezorgen, en doen beseffen hoeveel hij voor mij heeft betekend. Salinero stond in de box waar Bonfire lang heeft gestaan. Als ik ’s avonds thuiskwam, en de luiken stonden nog open, dan ging ik altijd eerst even contact met hem maken. Salinero was zes toen hij bij mij en Sjef [echtgenoot Sjef Janssen, voormalig bondscoach van het dressuurteam] kwam. Ik heb tot 2013 wedstrijden met hem gereden, maar ook daarna zat ik nog vaak op zijn rug, omdat ik merkte dat hij ongelukkig was als hij genegeerd werd.”
U hebt wel eens gezegd dat Salinero veel troost bood toen uw vader in 2004 overleed.
Ze knikt. „Mijn vader overleed niet lang voor de Olympische Spelen van Athene. De meest verdrietige periode in mijn leven. Ik moest kwalificatiewedstrijden rijden, maar was daar aanvankelijk niet toe in staat, tot irritatie van toenmalig bondscoach Bert Rutten. ‘Dan ga je niet naar de Spelen’, zei hij. Waarop ik antwoordde: ‘Dan laat je me toch lekker thuis? Sommige dingen zijn belangrijker dan de Spelen.’ En dat méénde ik ook. In die periode kon ik ook niet trainen. Ik zadelde Salinero op, liep met hem naar buiten, maar met sport had het niets te maken. Toch waren die rituelen belangrijk, omdat er dan een rust over me neerdaalde. Zo ben ik uiteindelijk toch in Athene beland.”
‘De intense band die ik met Bonfire heb, zal ik nooit met een ander paard krijgen’, zei u vlak na diens dood in 2013. Voelt u dat nog steeds zo?
„Ik vind het niet aardig om te zeggen, maar Bonfire zit een fractie dieper in mijn hart dan Salinero. Met Bonfire ben ik opgegroeid, het was echt mijn paard, waar niemand anders op mocht zitten. Salinero werd het eerste jaar bereden door Sjef. Ook toen ik mijn been brak, het jaar voor ‘Athene’, heeft Sjef hem acht maanden getraind. Salinero was 99 procent mijn paard, Bonfire 110 procent. Dat maakt iets uit in de beleving. In de week nadat Bonfire was overleden, kon ik niemand in mijn buurt verdragen. Het verdriet was onbeschrijfelijk groot. Maar ze zijn allebei heel belangrijk voor mij geweest. Ik zeg altijd: eerst Bonfire, dan Salinero en dan een hele tijd niks.”
Beide paarden waren haar eigendom, vertelt Van Grunsven, al is de Amerikaanse vrouw van wie zij Salinero „voor een serieuze som” kocht, altijd mede-eigenaar gebleven. „Voor Salinero heb ik nooit aanbiedingen gekregen, maar voor Bonfire was al in een heel vroeg stadium interesse, hij liep misschien net Grand Prix. Iemand uit het buitenland heeft mij ooit een blanco cheque in handen geduwd. Daar ging ik niet op in en daar heb ik nooit spijt van gehad. Paarden als Bonfire en Salinero zijn onbetaalbaar.”
Sinds de dood van Salinero ontvangt u veel brieven. Wat schrijven mensen zoal?
„Vanuit de hele wereld sturen ze prachtige verhalen, bekenden en onbekenden. Kijk hier – ze pakt haar telefoon erbij: ‘Salinero verlaat de wereld als een legende en zal op een andere plek als legende voortleven.’ Mensen beschrijven waar ze Salinero hebben zien lopen en wat dat met hen deed. Ik heb maar één negatieve reactie ontvangen, via Twitter. ‘Dierenbeul’ noemde de afzender mij. Ik vroeg wat hem ertoe bewoog zoiets onaardigs te schrijven aan iemand die rouwt. Het antwoord bleef uit.”
Wat denkt u zelf?
„Mensen veronderstellen vaak dat je paarden, net als mensen, tot sportieve prestaties kunt dwingen. Nou, geloof me, je kunt 600 kilo niet dwingen, dat gáát niet. Als Salinero ongelukkig was geweest, had hij dat uitgestraald. Van een ongelukkig paard wordt de vacht dof. De dressuurpoef van een ongelukkig paard ziet er moeizaam uit. En dat terwijl het er bij dressuur juist mooi en makkelijk uit moet zien. Daarom zijn wij 24 uur per dag met paarden bezig. Eten ze goed? Zijn ze uitgerust? Hebben ze het niet te warm of te koud? Laatst lag ik ’s nachts te woelen omdat ik bang was dat een van mijn paarden een dikkere deken nodig had nu het kouder wordt. De liefde voor een paard gaat diep, dat realiseren mensen zich niet altijd.”
Er wordt op de deur geklopt: een medewerker van een woonwinkel meldt zich. Van Grunsven heeft een nieuwe vloer voor de woonkamer uitgezocht, na eerst een nieuwe badkamer te hebben besteld. Dat wilde ze twintig jaar geleden al doen, maar ze kwam er steeds maar niet aan toe. Lachend: „Ik stel randzaken altijd uit.”
Met Sjef en hun kinderen Yannick (18) en Ava Eden (15) woont zij op de plek waar zij een groot deel van haar jeugd heeft doorgebracht, vertelt Van Grunsven als ze terug is. Haar moeder en een van haar broers hebben elk een aparte woning aan de overkant. Haar andere broer woont tien minuten rijden bij haar vandaan. „We zitten dicht bij elkaar, maar niet op elkaars lip”, zegt ze.
Nog even over die kritiek. Al uw hele carrière hoort u dat paardensport een vorm van dierenmishandeling is. Gaat u daar nu anders mee om dan toen u actief dressuuramazone was?
„Die kritiek doet pijn, nog steeds, omdat ik ontzettend mijn best doe om het goed te doen met mijn paarden. Maar het is wel zo dat ik er minder verdrietig van word dan voorheen. Ik weet dat mijn intenties goed zijn. In plaats van defensief te reageren op kritiek, probeer ik nu te communiceren.”
Geeft u daarom voorlichtingsdagen, waarbij mensen rond kunnen kijken en vragen kunnen stellen?
„Ja. Dan leg ik hier op stal aan maximaal zestig mensen per keer uit hoe het leven van een topsportpaard eruit ziet. Hoe we de paarden berijden en verzorgen. Hoe we de hele dag met de dieren in de weer zijn. Tandarts, fysiotherapeut, voedingsdeskundige – ze zijn hier regelmatig te vinden. Vaak wordt verbaasd gereageerd: dus jij trekt de deur niet achter je dicht na je trainingen? De meeste bezoekers weten wel iets van de paardensport, maar laatst trof ik ook een man die wat wij doen erg onnatuurlijk vond. ‘Hoe natuurlijk is het dat jij je aankleedt en in je auto hierheen rijdt’, antwoordde ik. Mensen en dieren evolueren. Deze paarden zijn gedomesticeerd, maar ze krijgen veel beweging en worden vaak oud, wat een goed teken is. Prisco, mijn eerste Grand Prix-paard, is 34 geworden.”
Melden zich ook dierenactivisten aan?
„Nee. Die roepen alleen dingen op internet.”
U gaat niet met hen in gesprek?
„Ik zou best willen, mijn deur staat open. Maar nee, dat doen ze niet gauw. Mensen met radicale opvattingen staan over het algemeen niet open voor andersdenkenden.”
Heeft kritiek van een dierenactivist u wel eens aan het denken gezet?
„Ik denk voortdurend na over wat ik doe, daar heb ik geen dierenactivist voor nodig. Voor een deel zit dat in mij, zo heeft mijn vader mij opgevoed. Paarden goed verzorgen, netjes wegzetten, ervoor zorgen dat ze goed in hun vel zitten – ons pap was daar heel streng in. Ik zeg niet dat ik nooit stomme dingen heb gedaan, dan zou ik een heilig boontje zijn. Als puber was ik bijvoorbeeld heel ongeduldig, dan kon ik best kwaad worden op mijn paard. ‘En nu ga je rondjes rennen om de manege tot je bent afgekoeld’, zei mijn vader dan. Later waren het geen rondjes om de manege meer, maar moest ik afkoelen in de vrachtwagen.”
U heeft uw temperament leren beteugelen?
„Ik heb geleerd mijn frustraties niet op mijn paard af te reageren. Zoals een ouder zijn frustraties niet op zijn kind mag afreageren – en toch overkomt het ons allemaal wel eens.”
U komt over als iemand die haar verdriet niet snel met anderen deelt.
„Zo ben ik opgevoed. Op concoursen mocht ik vroeger niet huilen van mijn vader. Dat doe je niet, vond hij. Als je zo nodig moet huilen, dan ga je maar naar de vrachtwagen. De eerste keer dat ik publiekelijk heb gehuild was bij de Olympische Spelen in Athene. Ik was niet te stoppen, daar hebben Sjef en ik achteraf erg om gelachen. Ons pap net dood, nu kon het eindelijk huilen.”
Vond uw vader huilen zwak?
Ze haalt haar schouders op. „Niet nodig, zei hij altijd. Nog steeds heb ik liever geen mensen om me heen als ik me verdrietig voel. Ik zet liever een muziekje op en ga dan een uurtje lekker hard huilen.”
Laat me alleen, alleen met al mijn verdriet.
„Ja, soms kan dat heerlijk zijn.”
Sjef, die met zijn zoon in de stal heeft gewerkt, steekt zijn hoofd om de deur. Hij is 72 en draagt sinds een jaar een pacemaker, nadat hij een keer vanuit het niets onderuitging. „Ik doe veel”, zegt hij vanachter het aanrecht. „Yoga, fitness, fietsen, de kinderen [beiden actief in de springsport] begeleiden. We eten gezond, wat kan ik meer doen?”
Is zijn vrouw veranderd sinds ze geen topamazone meer is? „Ze is meer moeder geworden”, zegt hij zonder nadenken. „Ze doet wat haar vader met haar deed: elk weekend met de kinderen op concours. Hindernissen opbouwen, hun paarden op- en afzadelen.”
„De kinderen zijn mijn prioriteit nu”, legt Van Grunsven uit. „Alles eromheen is mooi meegenomen.”
We komen nog even terug op die grote ton in dat kantoortje. Hoe gaat ze de as van Salinero verstrooien, alleen of met haar gezin? „Ik weet het nog niet”, zegt Van Grunsven, die vertelt hoe zij Bonfire in haar eentje wilde verstrooien, maar te maken kreeg met een protesterende man en kinderen. „Uiteindelijk zijn we op een koude winterdag met z’n allen naar de wei gelopen. Het woei hard, en ik zeg nog zó tegen mijn kinderen: pas op. Maar nee, ze pakten die schep en kregen de as, patsboem, in hun neus, mond en ogen. Van de zenuwen hebben we ons rot gelachen. ‘Nu hebben jullie Bonfire voor de rest van je leven in je’, zei ik.”