N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tour de France
Gemiddeld één dode per jaar. Dat is de schokkende balans van het professionele wielrennen sinds het begin van deze eeuw. De namen van de slachtoffers zijn bekend, ze blijven als beschamende monumenten boven de koers hangen: Andrej Kivilev in Parijs-Nice in 2003, Wouter Weyland in 2011 in de Ronde van Italië of meer recent Bjorg Lambrecht in 2019 in de Ronde van Polen. Twee weken geleden kwam daar Gino Mäder bij: 26 jaar oud, te pletter gevallen in de afdaling van de Albulapas, in de vijfde etappe van de Ronde van Zwitserland. Opnieuw was het peloton in rouw, opnieuw werd de koers een dag ‘geneutraliseerd’ – om vervolgens weer net zo hard door te gaan.
Fietsen en renners worden sneller, koersbazen zoeken naar almaar meer spectaculaire routes en commerciële en (dus) sportieve belangen nemen nog altijd toe. Hoewel gelukkig de allerdolste afdaaltechnieken een paar jaar terug door de internationale wielerunie UCI verboden zijn, nemen coureurs als acrobaten nog altijd gigantische risico’s om als eerste onderaan de berg te komen. De snelheden op de Albulapas lagen tegen de honderd kilometer per uur. Wie alle bijna-ongelukken op een rijtje zet – in de bergen, in de sprint of zelfs in contact met motoren of volgwagens – moet constateren dat het eigenlijk een wonder is dat er niet nóg meer doden vallen.
Tegen deze achtergrond begint zaterdag in Bilbao de 110de editie van de belangrijkste wielerwedstrijd van het jaar, de Ronde van Frankrijk. Hingen boven eerdere afleveringen vlak voor de start donkere wolken door dopingaffaires of (de laatste jaren) coronamaatregelen, nu is fysieke veiligheid het terechte gesprek van de dag.
Het nieuwe initiatief SafeR (Safe Road Cycling), dat poogt het professionele wielrennen veiliger te maken, komt daarom geen moment te vroeg. Het wil met datamodellen aan de hand van eerdere incidenten, adviezen uitbrengen over hoe parcoursen veiliger kunnen worden gemaakt. Ook tijdens wedstrijden zou bijgestuurd moeten kunnen worden, legde een van de initiatiefnemers, Jaap van Hulten van Jumbo-Visma, onlangs in NRC uit. Behalve geldboetes zou er een systeem met gele of rode kaarten moeten komen. Manager Jonathan Vaughters van de Amerikaanse ploeg EF Education-EasyPost kwam deze week met een nog wat tastbaarder voorstel om de veiligheid te vergroten: vangnetten bij gevaarlijke afdalingen. Onder anderen de Belgische renner Remco Evenepoel betoogde na de dood van Mäder niet zonder reden dat een zware bergetappe sowieso beter niet in een afdaling kan eindigen.
Deze en andere suggesties zijn het waard serieus genomen te worden. Dat had al veel eerder gemoeten, maar belangen van individuele ploegen en ronde-organisatoren bleken steeds weer te groot. Uiteindelijk zijn renners daar de dupe van. Dat de vrouwen in de Ronde van de Pyreneeën eerder dit jaar weigerden te starten vanwege levensgevaarlijke toestanden op het parcours was, hoewel van een andere orde, een voorbeeld dat wellicht ook in andere koersen door renners gevolgd kan worden.
Het is aan ploegen, organisatoren van grote rondes en vooral ook aan de UCI om het belang van de renner voorop te stellen. Critici verwijzen vaak naar de Formule 1: daar zijn door concrete maatregelen dodelijke ongevallen een zeldzaamheid geworden. Het professionele wielrennen is de laatste decennia juist niet minder dodelijk geworden; en dat is een schandvlek voor het hele peloton. Ongelukken volledig uitsluiten is onmogelijk. Met de datamodellen van SafeR was de afdaling waarin Mäder aan zijn eind kwam vermoedelijk niet geschrapt, erkende Van Hulten. Maar ieder voorstel dat eraan bijdraagt dat wielrenners veiliger hun werk kunnen doen om de miljoenen liefhebbers wereldwijd écht te laten genieten, verdient steun.