Het lerarentekort op basisschool de Globe betekent: bellen, rondvragen, schuiven met klassen

Reportage

Lerarentekort Scholen in de grote steden hebben te weinig leraren. En die in arme wijken helemaal. Zoals op basisschool de Globe in Osdorp. „Ik moest echt wennen aan de drukte in de klas.”

Op basisschool de Globe geeft juf Mar les aan veertien zevenjarigen. Ze werkte eerder op een witte school in Hoofddorp.
Op basisschool de Globe geeft juf Mar les aan veertien zevenjarigen. Ze werkte eerder op een witte school in Hoofddorp. foto Olivier Middendorp

Het Oekraïense jongetje spreekt al aardig Nederlands. Hij zit sinds januari bij juf Yvonne in de klas. „Het gaat goed met hem”, zegt Yvonne. „Eerst zat hij alleen maar heen en weer te schommelen, de hele dag. Heen en weer. Hij had een bominslag bij de buren meegemaakt, in Oekraïne. En toen is het gezin vertrokken en zaten ze heel lang in de auto. Maar het gaat beter. Hij doet mee, hij lacht.”

In een warm klaslokaal – „hadden we maar airco, hè jongens?” – van openbare basisschool de Globe in het Amsterdamse Osdorp, leren twee ervaren kleuterjuffen, Yvonne (65) en José (59), dertig ‘nieuwkomerskinderen’ Nederlands spreken. Hun ouders zijn asielzoekers, statushouders, arbeidsmigranten en gevluchte Oekraïners.

Dat Nederlands leren moet binnen één schooljaar gebeuren. Maar dat is niet het enige. Ze maken hier ook voor het eerst kennis met de Nederlandse samenleving. De verschillen zijn groot: „Sommige kinderen hebben nog nooit een potlood gezien”, zegt Yvonne. Sommigen hebben op heel veel plekken gewoond of traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Dat bevordert het leren niet. Anderen nemen binnen de kortste keren het Nederlands over. In de klas wordt alleen Nederlands gesproken.

In stadsdeel, Amsterdam Nieuw-West waar Osdorp onder valt, krijgen dit jaar naast de 30 kinderen op de Globe nog 225 nieuwkomerskinderen instroom-les. Na een jaar gaan ze naar gewone schoolklassen.

In heel Nederland zijn dit schooljaar 40.000 nieuwkomerskinderen tussen 6 en 12 jaar. Meer dan verwacht en de aantallen groeien. Tegelijk groeit het lerarentekort. Als een leerkracht ziek wordt, is er vaak geen vervanging. De Onderwijsraad waarschuwde donderdag dat er landelijk bijna tienduizend leraren te weinig zijn voor basisscholen en dat aantal zal de komende jaren oplopen. Voor veel klassen staan geen pedagogisch-didactisch geschoolde leraren, maar onbevoegden.

Lees de laatste aflevering van de serie over basisschool de Witte Vlinder in Arnhem die het onderwijs in een jaar sterk wist te verbeteren

Jongleren

In februari was er even paniek, vertelt directeur Erwin Bolt van de Globe, omdat de ene na de andere fulltimer zich ziek meldde. Langdurig. „Gelukkig niet werk-gerelateerd; het was pure pech. Zwangerschapscomplicaties, mantelzorgissues, gezondheidsklachten. We hadden de formatie in september nét weer rond en startten vol goede moed en toen werden in vier maanden tijd vijf van de zestien leerkrachten ziek.” De school heeft zes vervangers gevonden – drie gediplomeerde leerkrachten en drie niet, die overigens wél bekwaam zijn.

Elke dag jongleren Bolt en zijn team met het schreeuwende tekort aan leraren. „Meldt iemand zich ziek, dan weeg ik af: wordt dit korte termijn of lange termijn? En dan ga ik bellen, rondvragen, schuiven met klassen.”

Juf Yvonne begrijpt kinderen en kinderen begrijpen haar

Niet schoppen

Yvonnes assistent is ziek en zal niet terugkeren tot na de zomervakantie. Maar juf Yvonne staat als een huis. Ze is in de jaren zestig opgegroeid in de Jordaan en werkt al haar hele leven op basisscholen. Zij begrijpt kinderen en kinderen begrijpen haar. Een jongetje vertelt beteuterd dat hij ruzie heeft gehad. „Wat doen we als we ruzie hebben, jongens? Niet schoppen. Je hebt een mond gekregen – die gebruik je.” Haar leerlingen komen uit Oekraïne, Eritrea, Roemenië, Brazilië, Colombia, Syrië, Rusland, Pakistan, Spanje, Italië en Bulgarije.

Haar buurvrouw, die bij de Hema werkt, heeft dierenplaatjes voor haar geregeld. Die deelt Yvonne uit aan de kinderen als ze hun werk af hebben. Ze toont een briefje dat een meisje heeft geschreven: „Ik hou van jou, en van José. Ik hou van jullie alle twee.”

Er gebeurt veel hoopgevends op de Globe. De leraren die hier werken, zijn idealisten. Ze winden er geen doekjes om: veel gezinnen in deze buurt zijn arm en armoede geeft stress. De kinderen beginnen hun schoolcarrière met tal van obstakels. Ze hebben veel minder taalkennis dan de gemiddelde kleuter, een zwakkere motoriek en minder sociale vaardigheden. Die hobbels proberen deze leerkrachten met de kinderen te overwinnen. Aan het einde van groep acht gaan er evenveel kinderen naar havo/vwo als het landelijk gemiddelde van scholen met „deze populatie”.

De statistici houden rekening met de sociaal-economische status thuis. Ofwel: een school met louter kinderen van advocaten en artsen wordt alleen vergeleken met soortgelijke scholen.

De Globe heeft twee jonge gymmeesters – Mathijs is nieuw en Maurice werkt er al zes jaar. Ze zijn continu aan het opvoeden, vertelt Maurice. Tijdens voetbal met groep 3 komt een jongen aanrennen: „Meester, hij passt niet naar mij!” Maurice: „Oke wat doe je dan? Dan loop je je vrij zodat hij naar je kan passen.” „Dat deed ik!” „Maurice: „Dan bespreek je het met hem”.

Slechts 10 tot 20 procent van de kinderen is lid van een sportvereniging, vertelt Maurice. „Dat is niet wegens de kosten. Daar zijn potjes voor. Maar hun ouders kunnen de verplichtingen niet nakomen: brengen, halen, kijken, af en toe helpen. Zeker niet als ze veel kinderen hebben.”

Juf Mar viel op dat veel kinderen op de Globe extra aandacht nodig hebben.
Foto Olivier Middendorp

Koken of musiceren

De Globe biedt veel. Elke dag is de school tot vijf uur open. De leerlingen kunnen na twee uur onder begeleiding van alles doen, zoals koken, sporten of musiceren in een leerorkest.

Het betonnen veld voor de school is anderhalf jaar geleden verbouwd tot een spannende speeltuin – haast een hindernisbaan. Tussen de middag hebben vijftien moeders uit de buurt de leiding op het plein.

We zien onmiddellijk welke kleuters wel op de voorschool hadden moeten zitten maar níet kwamen

Erwin Bolt directeur basisschool de Globe

In het grote gebouw, met veel glas en planten in de binnenvide, zit óók een voorschool. Daar komen peuters die in Osdorp zijn geboren maar geen Nederlands spreken. Bolt: „In de anderhalf jaar voordat ze aan de kleuterklas beginnen, leren ze hier al veel. De Nederlandse taal, spelen met andere kinderen. We zien onmiddellijk welke kleuters wel op de voorschool hadden moeten zitten maar níet kwamen – tweederde van die groep komt niet. Als je niet komt, heb je op je vierde zo’n grote achterstand op de anderen die van de kinderopvang of de voorschool komen, dat die bijna niet is in te halen in acht jaar.”

De voorschool verplicht stellen kan niet, zegt Bolt. Maar ouders stimuleren kan wel. De gemeente Amsterdam betaalt zestien uur per week voorschool vanaf twee jaar – voor kinderen van wie het consultatiebureau zegt dat dat goed zou zijn. In de hele stad maakt 70 procent van die kinderen er gebruik van. Bolt: „Contact tussen school en ouders in een zo vroeg mogelijk stadium bevordert de kansen van kinderen.” Idealiter, zegt hij, zouden kinderen op elk moment vóór hun vierde kunnen beginnen op een voorschool.

Lees ook: Nederlandse scholieren beheersen ‘basisvaardigheden’ – lezen, schrijven, rekenen – te weinig

‘Elk kind telt voor drie’

In de klas van juf Mar (62) zitten veertien zevenjarigen. Ze kleden zich in de klas alvast om voor gym straks. „Juf mijn schoenen passen niet meer!” Mar draait zich om: „Dat moet je even met je moeder bespreken”. „Juf, ik héb geen gymschoenen”. Mar draait weer: „Dan ga jij gewoon op blote voeten gymen”. Eén jongen achterin de klas ligt zwijgend met zijn hoofd in zijn elleboog. Zijn buurmeisje: „Hij is verdrietig, juf”. Ja, zegt Mar, dat begrijp ik wel. Ze hurkt even naast hem. Hij heeft gisteren zijn arm gebroken die nu in het gips zit. Daardoor kan hij morgen als enige van de klas niet mee naar pretpark Drievliet.

Mar – grijze haren in een vlecht, spijkerbroek en gympen – spreekt rustig, bijna zachtjes, om de aandacht van de kinderen vast te houden. Wat niet altijd lukt. Na ongeveer een kwartier achter hun rekenschriften heeft niemand zijn aandacht er nog bij. Ismael rent naar de prullenbak om deel te nemen aan een vergadering van vier jongetjes die tegelijk hun potlood staan te slijpen. Een meisje met vlechtjes, links en rechts, helpt haar buurjongen met de gebroken arm zijn koptelefoon op te zetten. Een andere nieuwe jongen vraagt de hele tijd Mars aandacht door te gaan staan. „Op. Je. Billen”, zegt Mar. En dan moeten de rekenblokjes opgeruimd, de tafels leeg, en is het tijd om naar gym te gaan. Een rij formeren.

Juf Mar werkt sinds anderhalf jaar op de Globe. Na ruim 35 jaar te hebben gewerkt op een witte school in Hoofddorp tien kilometer hier vandaan. Ze wilde zich nuttig maken in een arme wijk, de laatste jaren voor haar pensioen. Ze keek wel op van wat ze in Osdorp aantrof. „Ik moest echt wennen aan de drukte in de klas. Ik heb veertien leerlingen, maar elk kind telt voor drie. Zo veel kinderen die extra aandacht nodig hebben.” Het jongetje zonder gymschoenen, bijvoorbeeld, woont met zijn moeder op een cruiseschip met 1.000 asielzoekers in het Westelijk Havengebied. Vrijwel allemaal mannen. Hij is pienter, daar niet van. „Maar soms denk ik dat hij heeft begrepen wat ik zeg en dan blijkt het niet zo te zijn.” Hij komt uit Syrië en draagt vandaag een oranje shirt met ‘Cruijff 14’ erop.

Om twee uur, als school uit is, praat juf Mar buiten nog even met de opvangleidster. Het gaat over een leerling die morgen net als iedereen om half negen hier moet zijn. Hij komt heel vaak pas om half tien. Zijn moeder woont alleen met vier kinderen in een eenkamer-appartement.

Het jongetje staat bij het gesprek. „De bus wacht niet op je”, zegt Juf Mar duidelijk. „Als je weer om half tien komt zoals vanochtend, mis je de dag in Drievliet.”

„Maar mijn moeder komt lopen, juf”, zegt het jongetje. Juf Mar: „Dan moeten jullie eerder van huis.”

De volgende dag blijkt dat hij op tijd is gekomen.