Tientallen EU-miljarden naar Italië, maar worden fundamentele problemen wel aangepakt?

Coronaherstelfonds Italië krijgt van alle EU-landen het meeste geld uit het corona-herstelfonds. Maar er zijn zorgen over de uitvoering van de Italiaanse plannen. „Dit land voert geen grondig debat over zijn toekomst.”

Flashmob van de Italiaanse politieke partij +Europe vorige maand in Rome om te eisen dat het corona-herstelfonds voor kleuterscholen niet verloren gaat.
Flashmob van de Italiaanse politieke partij +Europe vorige maand in Rome om te eisen dat het corona-herstelfonds voor kleuterscholen niet verloren gaat. Foto LaPresse/Roberto Monaldo/Shutterstock

Achthonderd miljard euro: Europa toont grote ambitie met ‘Next Generation EU’, het herstelfonds waarmee de Europese Commissie na de pandemie de economieën van de EU-lidstaten een duw in de rug wil geven. Maar de tijd dringt. Het einde voor de projecten en werkzaamheden is al voorzien voor juli 2026. En het politieke succes ervan hangt in grote mate af van het resultaat in Italië. Als derde grootste EU-economie en zwaarst getroffen Europees land tijdens de covidpandemie is Italië de hoofdbegunstigde van het fonds.

Subsidies en leningen opgeteld mag Rome de komende jaren rekenen op 191,5 miljard euro. Daar komt nog 13,5 miljard euro bovenop van ‘React-EU’, nog een ander Europees fonds. Italië legt ook nog 30,6 miljard euro aan eigen middelen op tafel, waardoor de komende jaren zo maar even 235,6 miljard euro zal worden gepompt in extra spoorlijnen en treinen, in nieuwe kinderdagverblijven, in breedbandinternet en projecten rond groene energie. Het bedrag van al die investeringen stemt overeen met haast 13 procent van het Italiaanse bbp.

Maar stel de Italiaan op straat de vraag waar het Europese heropbouwfonds voor wordt gebruikt, en het blijft stil. Alleen politici, technici en journalisten lijken ermee bezig. „Er vindt geen nationaal gesprek plaats over de enorme kans van dit plan voor Italië”, beaamt Gianfranco Viesti, hoogleraar economie aan de universiteit van het Zuid-Italiaanse Bari, en auteur van een pas verschenen boek dat twee jaar herstelplan in Italië evalueert. „Politici klagen dan weer dat het plan te omvangrijk is, dat sommige doelstellingen niet gehaald zullen worden, en ga zo voort.”

Precies dit illustreert volgens Viesti hoe sterk Italië dit herstelplan nodig heeft. „Italië zit al twintig jaar in een diepe crisis, omdat dit land leeft in het moment en geen grondig publiek debat over zijn toekomst voert. Dit is dé kans om dat eindelijk wel te doen.” Zo niet, waarschuwt Viesti, dan is Italië in 2026 iets digitaler en een tikje vereenvoudigd, met veel treinsporen en enkele kinderdagverblijven erbij, zonder dat er fundamenteel iets is veranderd.

In het investeringsplan ziet hij nu te weinig aandacht voor grote socio-economische uitdagingen zoals ongelijkheid, slecht betaalde en onzekere baantjes voor jongeren, en het zeer lage geboortecijfer.

Met 1,24 baby’s per vrouw (tegenover 1,6 in Nederland) zit het Italiaanse geboortecijfer bij de laagste in Europa. Als Italiaanse vrouwen een kind krijgen, dan blijven ze ook nog vaker thuis. Zeker in het zuiden, waar weinig kinderopvang is en mede daardoor minder dan één op de drie vrouwen werkt. Daarom noemt Gianfranco Viesti het „ontzettend goed nieuws” dat het Italiaanse herstelplan 4,6 miljard euro uittrekt om 265.000 extra plaatsen te creëren in kinderdagverblijven en kleuterscholen.

Maar de concrete aanpak van het ministerie van Onderwijs doet de wenkbrauwen fronsen. Vooraf is een streefdoel voor het aantal plaatsen bepaald, in de vorm van een te bereiken nationaal percentage. Maar daarbij is niet vastgelegd dat er in de eerste plaats kinderdagverblijven moeten komen in gemeenten waar er nog geen zijn.

„Het herstelplan is aan tafels van ministeries in Rome bedacht, zonder overleg met de duizenden gemeenten die een groot stuk van dit plan uitvoeren”, zucht Davide Carlucci, tot zeer recent de burgemeester van Acquaviva delle Fonti, een gemeente in de buurt van het Zuid-Italiaanse Bari.

Het herstelplan is in Rome bedacht, zonder overleg met de duizenden gemeenten

Davide Carlucci oud-burgemeester Acquaviva delle Fonti

Volgens Carlucci was het veel verstandiger geweest om eerst de concrete, lokale noden in kaart te brengen en het plan daarop af te stemmen. Zo was in zijn gemeente een bedrijventerrein zeer nuttig geweest, vertelt hij, maar daarvoor kon het herstelgeld niet worden gebruikt. Acquaviva delle Fonti, een gemeente van 21.000 inwoners, kreeg wel 12,5 miljoen euro. Daarmee wordt onder meer een nieuwe school en een nieuw kinderdagverblijf gebouwd. Maar nu al is Carlucci bezorgd vanwege het personeelstekort. „Ik weet niet zo goed hoe we dit nieuwe kinderdagverblijf straks moeten runnen”, zegt hij.

Lees ook: In Italië stroomt het geld binnen, maar het diepe zuiden maakt zich zorgen

„De gemeenten hebben te weinig medewerkers en onvoldoende technisch geschoold personeel om al deze subsidieaanvragen voor dit Europees geld te schrijven”, zegt professor Viesti. Tussen 2011 en 2019, de jaren van grote bezuinigingen, verloren de Italiaanse gemeenten een kwart van hun personeel. Wie met pensioen ging, werd niet vervangen.

Maar via dit herstelplan komt bij de lokale besturen wél 70 miljard euro terecht. Mario Draghi, de vorige premier, had voor het plan in werking trad eerst de Italiaanse gemeenten moeten versterken, zegt Viesti. „Tienduizend extra ambtenaren – voor heel Italië niet eens zo’n hoog aantal – met een technisch profiel waren al genoeg geweest.” Dat Draghi zo’n aanwervingsronde niet liet uitvoeren, noemt hij „een zware inschattingsfout”.

Burgemeester Carlucci is vooral niet te spreken over de keuze van de centrale overheid in Rome om „het geld van bovenaf te droppen. De overheid schrijft een nationale aanbesteding uit, en vraagt de gemeenten dan om als honden te vechten voor dezelfde pot geld. Dat plaatst armere, onderbemande gemeenten, vaak in Zuid-Italië, tegenover gemeenten in het noorden met meer personeel en een groter budget”.

In de personeelsbestanden van Italiaanse gemeenten zijn inderdaad grote verschillen. De zuidelijke steden Napels en Bari stellen het bijvoorbeeld met de helft van het gemeentepersoneel van Bologna en Florence, in Noord- en Midden-Italië, als je het inwonersaantal van die steden vergelijkt. Carlucci kreeg voor het gespecialiseerde, technische werk tijdens de projectfase weliswaar versterking van een advocate en een architecte. Maar die baan was tijdelijk, en ook niet zo goed betaald. Beide vrouwen stapten inmiddels op, maar het herstelplan loopt wel nog drie jaar voort.

De beslissing het geld te verdelen via nationale aanbestedingen leidt volgens de burgemeester tot „een verspilling van tijd en geld”. Zijn gemeente stak 100.000 euro in een ontwerp voor een in onbruik geraakte ziekenhuissite. Hoewel het project aan alle vereisten voldeed, werd het niet geselecteerd. Hij kan er niet bij dat de regering zegt dat de deadline van sommige projecten „onhaalbaar” zou zijn, terwijl de gemeenten „klaar staan met nuttige projecten, maar de kans niet krijgen die ook uit te voeren”.

Tot op heden kreeg Italië al 66,9 miljard euro uit het fonds, geld dat onder meer aan hervormingen en administratieve vereenvoudiging is besteed, zeg maar het voorbereidende, grondleggende werk. In december 2022 vroeg de regering een nieuwe tranche aan van 19 miljard euro – de eerste aanvraag sinds Giorgia Meloni premier is – maar dat geld is nog altijd niet in Rome. De Europese Commissie struikelt onder andere over het Italiaanse voornemen om 55 miljoen euro heropbouwgeld te besteden aan de renovatie van het voetbalstadion van Florence en 93 miljoen euro aan de bouw van een sportcentrum in Venetië.

Daarop kwam ook in Italië veel kritiek. „Ik ben een ongeneeslijke supporter van onze stadsclub Fiorentina”, zei oud-premier Matteo Renzi, die ooit burgemeester van Florence was, „maar het geld van Next Generation EU behoort naar scholen, ziekenhuizen en sociale woningen te gaan.”

In het hele land staan projecten in de steigers

Gianfranco Viesti hoogleraar economie

Ook professor Viesti stond perplex toen hij ervan hoorde, maar vindt ook dat het niet moet worden opgeblazen. Hij waarschuwt dan wel voor het gebrek aan een politieke toekomstvisie in Italië, maar ziet tegelijk ook veel sterke punten in het Italiaanse plan. „En deze bedragen voor die sportstadions vormen een minuscuul percentage van het grotere geheel.”

Voor Italië is dit een moment van grote modernisering, gaat hij verder, met nieuwe scholen, treinen, extra lokale gezondheidszorg, de digitalisering van overheidsdiensten, investeringen in arbeidsbureaus en in alternatieve energie. „In het hele land staan projecten in de steigers.”

De Italiaanse regering geeft geregeld aan het herstelplan te willen aanpassen, en dat kan ook best, zegt Viesti. „Maar dat moet besproken worden tijdens technische vergaderingen bij de Europese Commissie, en niet via verklaringen in de media.”

Brussel staat open voor zo’n bijsturing, zegt Viesti, want Duitsland bijvoorbeeld kreeg al twee wijzigingen aan zijn herstelplan goedgekeurd. Ook Rome heeft nog de tijd om het tij te keren, besluit Viesti, en „deze historische kans ten volle te benutten”.