Voor de tweede keer in twee maanden tijd leidt een voorstel op het gebied van de woningmarkt tot politieke consternatie. Eind mei om het al dan niet afschaffen van het tijdelijke huurcontract; nu om het geven van voorrang aan lage en middeninkomens bij het kopen van een huis.
Vorige week debatteerde de Tweede Kamer over een beoogde wijziging van de Huisvestingswet door minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge (CDA). Hij wil gemeenten met woningschaarste meer mogelijkheden geven om huizen te verdelen. Om voorrang te geven aan eigen inwoners of aan bepaalde beroepsgroepen die nu niet altijd genoeg verdienen om een woning te kunnen huren of kopen op de krappe markt, zoals leraren en zorgmedewerkers. Maar ook om te zorgen dat betaalbare woningen niet naar mensen gaan die zich een duurder huis kunnen veroorloven. De Tweede Kamer zal dinsdag over dit voorstel stemmen.
Het voorstel is „misschien niet de grootste in zijn soort”, zo vatte Tweede Kamerlid Henk Nijboer (PvdA) het debat samen, „maar je kunt er wel een fundamentele discussie over voeren.” Het debat dat ontspon ging grotendeels langs twee grote lijnen: is wonen een grondrecht waar de overheid een taak heeft, of is het een onderdeel van de markt en moet bezit beschermd worden?
De stevigste kritiek op de plannen van De Jonge komt van de VVD, en dan met name op het controversieelste onderdeel ervan: de huisvestingsvergunning die De Jonge mogelijk wil maken. Die mogen gemeenten van kopers eisen wanneer zij een woning van maximaal 355.000 euro willen kopen. De vergunning moet aantonen dat deze kopers te weinig verdienen voor een duurdere woning.
PVV
De precieze inkomensgrens hiervoor is nog niet vastgesteld en zal waarschijnlijk per koopbedrag verschillen. Aan een verkoopsom van 250.000 euro zit dan een andere inkomensgrens dan aan die van 350.000 euro. Volgens de minister zullen woningverkopers geen geld mislopen, alleen zal hun „poule van gegadigden” kleiner worden. Met deze wijziging wil hij „consequent de kant van de woningzoekende kiezen”.
Het is uiteindelijk het bod van de koper dat bepaalt of een woning aan deze regels moet voldoen, en niet de vraagprijs. Wie 10.000 euro overbiedt op een huis dat voor 350.000 euro te koop staat, hoeft dus géén vergunning te hebben. De Raad van State oordeelde eerder dat dit de huizenprijzen juist kan opdrijven.
De VVD vindt dat deze wijzigingen de rechten van de woningverkoper te hevig insnoeren. „Het is jouw huis, dus jij moet zelf kunnen bepalen aan wie je het verkoopt, niet de overheid”, aldus VVD-Kamerlid Peter de Groot.
De VVD vindt dat De Jonges plannen de rechten van de verkoper beperken
Het amendement dat hij indiende is een flinke afzwakking van De Jonges plannen: de vergunningsplicht moet enkel voor nieuwbouwwoningen gelden. De ruim 4,5 miljoen bestaande koopwoningen zijn dan gevrijwaard.
De VVD zag zich gesteund door D66, JA21 en BBB – met 62 zetels onvoldoende voor een meerderheid. Dat kantelde toen PVV-Kamerlid Alexander Kops – tijdens het debat positief over de grens van 355.000 euro – zich één dag later bedacht leek te hebben. „#PVV is er tegen dat gemeenten bepalen aan wie je je huis mag verkopen”, twitterde hij. Alleen als het amendement goedgekeurd zou worden, voegde Kops daaraan toe, zou de PVV voor De Jonges voorstel stemmen. De zeventien zetels van deze partij leveren het amendement potentieel een meerderheid in de Kamer op.
‘Gigantisch tekort’
Gemeenten, die sterk om het voorstel gelobbyd hebben, zullen niet allemaal blij zijn met deze uitkomst. In het Financieele Dagblad verdedigde de Haagse wethouder voor Volkshuisvesting Martijn Balster (PvdA) de oorspronkelijke plannen van de minister namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
„Dit zijn partijen met veel kiezers in de lage en middeninkomensgroepen. Als deze Kamerleden het belang van hun achterban vooropzetten, reken ik erop dat zij nog even heel goed nadenken”, aldus Balster. „En ik vind echt dat ook lage en middeninkomens een woning moeten kunnen kopen.”
Deze dinsdag stemt de Tweede Kamer over zowel De Jonges wetsvoorstel als de wijziging van de VVD. „Als de Kamer instemt met het amendement is niet alles verloren”, laat de woordvoerder van de minister weten. „Met het gigantische tekort aan middenkoop is het ook heel fijn dat deze regels voor nieuwbouw zullen gelden.”
Opgepast! Vakbond FNV kondigt een nieuwe ‘stakingsgolf’ aan vanaf maandag 14 oktober. Dat zegt bestuurder Piet Rietman tegen het AD. De FNV wil het kabinet met nieuwe stakingen dwingen tot een betere regeling om mensen met zwaar werk eerder met pensioen te laten gaan.
Tijdens eerdere stakingen voor het vroegpensioen legden onder meer politieagenten en treinmachinisten het werk enkele uren neer. „Straks moet je denken aan misschien wel meerdere dagen”, zei Rietman hierover tegen het AD.
Het is nog niet duidelijk in welke sectoren gestaakt wordt. ,,Maar we richten ons op het platleggen van de Nederlandse economie’’, aldus Rietman. ,,Denk aan bijvoorbeeld de metaalsector, de industrie of het goederenvervoer. Het kabinet heeft ons met de vorige stakingen gehoord. Nu willen we dat het kabinet het ook voelt.’’
Het ging zo goed. Anderhalf jaar geleden leek Nederland bijna alle Russische energieleveranties succesvol te hebben geblokkeerd. Er kwam hier volgens het ministerie van Economische Zaken nog maar één tanker per maand aan met vloeibaar gemaakt gas (lng). Voor de rest waren alle transporten – kolen, olie, pijplijngas – succesvol geweerd. Toenmalig minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) jubelde dat Nederland eindelijk niet langer afhankelijk was van Russische energie.
Maar sinds een tijdje zit de import van Russische energie opvallend genoeg weer in de lift. In een brief die minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) maandag naar de Tweede Kamer stuurde, meldt ze dat de afgelopen drie maanden steeds twee lng-tankers per maand aanmeerden in Rotterdam. Een „zorgelijke en onwenselijke ontwikkeling”, schrijft ze. De bedoeling – niet alleen van Nederland trouwens, maar van alle EU-landen – is om in 2027 volledig te hebben gebroken met Russische energie. Ook elders in Europa zit de import van Russisch lng volgens Hermans „waarschijnlijk” in de lift.
Hoe kan dat? Werken de sancties tegen Rusland niet (meer)? En wie zitten achter deze handel? Vier vragen.
1Waarom komt er ineens meer Russisch gas deze kant op?
Hermans zegt dat deze ontwikkeling „waarschijnlijk” het onbedoelde gevolg is van het veertiende sanctiepakket dat de EU deze zomer afkondigde tegen Rusland. In dat pakket staat onder andere dat EU-landen geen Russisch lng meer mogen ‘overslaan’. Oftewel: importeren om het vervolgens weer uit te voeren naar andere, niet EU-landen.
De import van lng zelf is officieel niet verboden binnen de EU, dat is het nooit geweest (al werd het wel ontmoedigd door verschillende regeringen). Dit omdat EU-landen bang zeiden te zijn dat hun energievoorziening anders in gevaar zou komen.
Zo’n 20 procent van de lng-import wordt normaal doorverkocht aan landen buiten de EU, maar dat blijft nu binnen Europa
De overslag is dus wel verboden. Althans, binnenkort, want dat veertiende sanctiepakket moet nog in werking treden (begin volgend jaar). Deze sanctie is bedoeld om een maas in het ‘sanctienet’ te dichten: grote bedrijven die handelen in gas maakten afgelopen tijd gretig gebruik van de overslagmogelijkheid om toch veel lng uit Rusland te importeren – waardoor Rusland geld kon blijven verdienen om de oorlog tegen Oekraïne te bekostigen. Dit leek vooral te gebeuren in de havens van België, Frankrijk en Spanje.
Hermans vermoedt dat, nu de overslagroute dichtgaat, de handelaren het Russische lng dan maar gewoon in het Europese pijpleidingennetwerk proberen te stoppen. Ze moeten er immers wat mee, ze hebben het al gekocht. Ook elders in Europa gebeurt dit, denkt Hermans.
Lees ook
Oud-topman Shell: ‘Europa moet gasklant van Rusland blijven’
2Gaat het om veel gas?
Een tanker klinkt op zich niet als veel, maar met deze gigantische schepen worden enorme hoeveelheden gas vervoerd. Met die ene tanker kon in één jaar tijd 3 procent van het Nederlandse gasverbruik worden aangevoerd.
Vóór de oorlog met Oekraïne kwam overigens 40 procent van het geïmporteerde gas uit Rusland. Het is niet duidelijk of dit gas nu ook (allemaal) daadwerkelijk in Nederland wordt gebruikt – via pijpleidingen kan het ook worden doorgevoerd naar Duitsland of België, en van daaruit weer verder. Vermoedelijk blijft het „grootste deel” niet in Nederland, zegt het ministerie.
3Hoe komt dat gas hier?
Hermans noemt geen concrete partijen die het gas importeren, ongetwijfeld omdat deze bedrijven niets illegaals doen. Maar er is wel wat over te zeggen. De lng-terminal in Rotterdam is van Vopak en Gasunie, die de opslaglocatie weer verhuren aan ‘capaciteitshouders’. Anderhalf jaar geleden waren dat olie- en gasbedrijf Shell, grondstoffenhandelaar Glencore, chemiebedrijf OMV uit Oostenrijk en gashandelaar Uniper uit Duitsland. Zijzelf importeren geen Russisch gas naar Nederland, zeggen ze, maar ze kunnen hun capaciteit wel ‘onderverhuren’ aan andere gashandelaren. Volgens een ingewijde die op de hoogte is van de importen destijds, was het eerder Uniper dat een deel van zijn opslagcapaciteit aan het Franse Total verhuurde, dat op zijn beurt weer Russisch gas invoerde via die ene tanker. Wie nu achter die tweede tanker zit, is niet duidelijk.
Het ministerie heeft bij de eerste tanker informeel een beroep gedaan op de capaciteitshouders om de lng-import uit Rusland te stoppen. Maar die zouden hebben gezegd niets te kunnen doen, omdat ze langlopende contracten hadden gesloten met onderaannemers die niet zomaar verbroken konden worden.
4Onttrekt Rusland zich hiermee aan de Europese sancties?
Het veertiende sanctiepakket zou voor het eerst de gasexport vanuit Rusland raken, zei de EU eerder, maar voorlopig blijft de totale EU-import van Russisch gas gelijk. De sancties, zo schrijft het Oxford Instituut voor Energiestudies, zullen bovendien „op de korte termijn” de import van Russisch lng in Europa laten stijgen. Zo’n 20 procent van de lng-import in Europa wordt, via havens in Normandië en die in Zeebrugge, normaliter doorverkocht aan landen buiten de Europese Unie, en blijft nu binnen Europa.
Vooralsnog lijkt Rusland niet hard geraakt te gaan worden door dit sanctiepakket. En van de Europese verslaving aan Russische energie blijkt het moeilijk helemaal af te kicken. Voorafgaand aan de lng-sancties werd duidelijk dat Europa dit jaar méér gas (zowel lng als via pijpleidingen) uit Rusland haalt: 17 procent in 2024, tegenover 14 procent vorig jaar.
Hermans benadrukt dat de sancties „weliswaar leiden tot meer Russische lng in de EU”, maar dat Rusland hier „zeer waarschijnlijk” niet méér aan verdient. Het ministerie zegt dat extra lng in Nederland te wijten is aan een „verandering in transportroutes van nog dezelfde hoeveelheid lng [in Europa]”.
De minister wil in de eerstvolgende Europese Energieraad in oktober ervoor pleiten alsnog een algeheel lng-importverbod op Russisch gas in te stellen.
Lees ook
Na de massamoord in Boetsja klinkt de roep om de ultieme sanctie: het Russisch gas
Het duurde bij de auto ook even voordat die de wereld veranderde. De eerste auto zag eruit als een paard en wagen zonder paard. Maar uiteindelijk ging de wereld door dat gemotoriseerde rijtuig niet alleen anders reizen, maar ook anders wonen en zelfs anders eten.
Deze les economische geschiedschrijving komt van Laura van Geest, voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten. Van Geest ziet namelijk een parallel tussen het effect van de auto op de gehele samenleving en het effect van digitalisering, Big Tech en AI op de financiële wereld. De vraag hoe toezichthouders, zoals haar AFM, op die evolutie moeten gaan reageren, was voor Van Geest (1962) een van de redenen waarom ze vorig jaar voor vier jaar bijtekende bij de waakhond voor de financiële markten. En de reden om NRC uit te nodigen.
Niet dat het in een gesprek met Van Geest lang over haar gaat – de fotosessie die nu eenmaal bij het interview hoort, ondergaat ze met tegenzin. Het gaat de econome en bestuurskundige, in snelle, over elkaar heen buitelende zinnen, om haar boodschap: denk nú goed na over hoe toezichthouders – in Nederland maar vooral in Europa – dienen om te gaan met die complete transformatie van financiële producten, beurzen, pensioenfondsen, banken en verzekeraars. Wat voor mensen heb je nodig? Wat voor data moet je gaan uitvragen om er zicht op te krijgen? Anders wordt het heel moeilijk om er later alsnog grip op te krijgen.
Ze begint met de invloed van Big Tech op hoe banken en verzekeraars werken. „Vroeger had je bedrijven die krediet verleenden. En daar hadden ze dan hun eigen administratie voor. Tegenwoordig heeft iedereen daar natuurlijk een fijn softwarepakket voor dat meestal ook in de cloud staat.” Cloudcomputing houdt in dat het softwarepakket niet lokaal op de computer van de kredietverlener draait, maar op een online server.
Van Geest: „Waar wij als AFM ons verhouden tot de partij die een vergunning heeft, is steeds meer van wat die vergunninghouder doet eigenlijk uitbesteed aan softwarebedrijven. Dan kunnen wij tegen die vergunninghouder blijven zeggen dat we als toezichthouder ‘integer beheerste bedrijfsvoering’ belangrijk vinden, dat we vinden dat hij netjes moet uitbesteden en goede controles moet uitvoeren, maar uiteindelijk kun je je afvragen hoeveel controle die bedrijven nog hebben.”
De wereldwijde markt voor cloudservices is voor ongeveer twee derde in handen van Amazon, Microsoft en Google. „Die cloudaanbieders zijn wereldspelers. En de meeste van de bedrijven waar wij op toezien zijn natuurlijk wel belangrijk en groot, maar geen wereldspelers.” De financiële wereld verandert dus echt, benadrukt Van Geest. „Dat roept dan de vraag op: wie is hier nu de juiste gesprekspartner als we hierover zorgen hebben? De enige die een beetje ‘boe’ kan zeggen tegen een wereldspeler, is de Europese Commissie.
Vroeger kocht je kleren, en niks anders. Nu kan je die aankoop koppelen aan een financieel product
Nieuwe financiële spelers
Naast de grote macht van Big Tech ziet Van Geest ook gevaar in toezichtarbitrage onder invloed van de digitalisering: kleinere, vernieuwende financiële spelers zonder filialen kunnen op de interne markt van de Europese Unie op zoek naar het land met de minst strenge toezichthouder.
Een voorbeeld van de consumentenkant: „Vroeger kocht je kleren, en niks anders. Nu kan je die aankoop koppelen aan een financieel product: buy now, pay later.” Aanbieders van ‘buy now, pay later’ (BNPL) geven consumenten de mogelijkheid om de betaling van hun aankoop uit te stellen tot na de levering van het product, of in stukken te hakken. Wordt er niet op tijd betaald, dan volgt een boete. Van Geest: „Terwijl je dan helemaal niet actief op zoek bent naar een kredietverlener.”
Van Geest voegt er snel aan toe dat BNPL-bedrijven formeel onder de Europese regels geen kredietverlener zijn. „Maar aanbieders van BNPL komen doorgaans niet uit Nederland, maar zijn hier wel actief. Hoe moeten wij daar als AFM dan mee omgaan? Gelukkig komen hier nu wel Europese regels voor.” Door een wijziging in de regels voor consumentenkrediet vallen deze BPNL binnenkort wel onder toezicht van de nationale waakhonden.
Meer Europees, meer polderen
Hoe het toezicht momenteel is ingericht bij zo’n ander ‘digitaliseringsproduct’, cryptovaluta, is precies hoe Van Geest vindt dat de EU en toezichthouders niét met de digitalisering moeten omgaan: elke land heeft zijn eigen cryptotoezichthouder gekregen. In Nederland is dat de AFM. „Digitalisering maakt de wereld één, of in ieder geval Europa één. Dan is het op zich wel een opvallende keuze geweest dat – ondanks de inzet van de vorige Nederlandse regering – je nu toch 27 verschillende toezichthouders krijgt. Want als iets arbitragegevoelig is, is dat crypto. En het was niet alsof iemand iets uit handen moest geven, hè? Je had dat gewoon ergens aan een centrale toezichthouder kunnen geven.”
Het kan alsnog gebeuren dat het gaat „samenklonteren”, denkt Van Geest. „Misschien dwingt de markt dat wel af. Wij hebben op de financiële markt bijvoorbeeld in Nederland veel market makers waarop wij toezicht houden. Maar je moet dan natuurlijk wel hopen dat het niet samenklontert in het land met het laagste niveau van toezicht.”
Ieder heeft zijn taak in het leven. Ik ben toezichthouder, geen politicus
De AFM pleit al langer voor meer centraal Europees toezicht. Daar lijkt geen beweging in te zitten.
„Ieder heeft zijn taak in het leven. Ik ben toezichthouder, geen politicus. Ik kan alleen zeggen: denk nou goed na over wat dit allemaal betekent. Is een nationale toezichthouder het best, of toch een Europese? Bij DORA [de Digital Operational Resilience Act, die organisaties ertoe dwingt hun IT-risico’s goed te beheersen] is het wel gelukt: daar gaat Europa over de grote partijen zoals Microsoft.”
Van Geest denkt niet dat het antwoord is om dan overal in de financiële sector maar één toezichthouder op te zetten, ook niet binnen Nederland. „AFM en DNB zijn juist naast elkaar gezet omdat er verschillende publieke belangen zijn die niet weggesmoord mogen worden. Het klantbelang is soms anders dan het prudentieel belang. Je wilt voorkomen dat een toezichthouder het prima vindt dat klanten worden weggedrukt, omdat daarmee de bank financieel kan overleven.”
Wat moet er dan wel gebeuren?
„Je moet elkaar wel kunnen vinden. In Nederland zijn we wat dat betreft heel pragmatisch. Polderaars. Maar in het buitenland is niet iedereen polderaar. Als wij bezorgd zijn over iets dat speelt bij grote techbedrijven, dan moet je eerlijk kunnen zeggen dat wij als AFM niet de partij zijn om daar iets tegen te doen. Dan moet je zorgen dat iemand anders dat doet. De markttoezichthouder bijvoorbeeld, om te kijken of er niet te veel marktmacht is.
Daarom mijn pleidooi, vooral voor Europa: denk nu goed na. De mindset moet zijn: hoe krijgen we dit varkentje gewassen, wie is daar nu het best voor gepositioneerd?”
Zit het niet ook in strengere regels? Niet toestaan dat je bij een jurkje meteen een krediet kan afsluiten?
„Dat is gewoon productontwikkeling, er is vraag naar, mensen vinden dat ook fijn. Dus nee, ik zou niet zeggen dat we dan maar moeten bepalen dat alles los van elkaar moet worden verkocht. Dat lijkt me te ver gaan. Maar de vraag is wel: hoe zorg je dat dit transparant blijft en dat je ook doorhebt wat je ervoor betaalt.”
Van Geest schakelt door naar de nieuwste digitale belofte, om die onduidelijkheid van nieuwe financiële producten nog beter te illustreren: kunstmatige intelligentie. „Door AI kun je heel erg gepersonaliseerde financiële producten krijgen. Aan de ene kant is dat aantrekkelijk, omdat jij dan precies krijgt wat jij nodig hebt. Aan de andere kant: als iedereen zijn persoonlijke verzekering heeft, heeft dat ook een persoonlijke prijs. Daar wordt de markt niet transparanter van. Want dan is het moeilijk om een gevoel te krijgen of het nu een faire prijs is en kan je moeilijk vergelijken.”
Strengere regels zijn volgens Van Geest dan ook niet de oplossing, omdat digitalisering zo snel gaat, zeker nu met AI. „Je moet niet de techniek voorschrijven met de kennis van nu – wat bij toezichthouders in de praktijk de kennis is van drie jaar geleden [lacht]. We moeten vooral zeggen: wat willen we bereiken. Denk bij AI aan ‘niet discrimineren’. Maar leg dan niet vast hoe je dat bereikt. Want dan zeg je al snel: draai je algoritme niet. Terwijl er iemand kan meekijken, je kan achteraf controles uitvoeren. Er zijn allerlei manieren voorstelbaar waarop je dat doet.”
Kan de consument van die nieuwe financiële producten zoals BNPL en crypto niet zelf ook wat doen?
„Goed voor jezelf zorgen en gezonde scepsis. Als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het vaak ook niet waar. Check of de aanbieder betrouwbaar is. Wees gewoon kritisch.”
„Weet ook wat je je kan veroorloven. Maak dan ook een financieel plan. En dat is best een opgave, om je daar aan vast te houden. Want heel veel van die nieuwe producten zijn toegesneden op die seamless experience: je hebt zo naast die sokken die je zocht, een jurk met BNPL gekocht. Maar goed, ik weet ook wel dat dit een beetje hetzelfde is als ‘eet genoeg groente’. Iedereen weet dat het beter is, toch doen weinigen het.”
Al die nieuwe financiële aanbieders en producten, maken het werk van de AFM niet gemakkelijker. „We hebben wel een rol. We kunnen vragen: hoe bied je een financieel product aan? Een postorderbedrijf had lang als eerste optie afbetaling, en pas als laatste optie direct afrekenen. Daar kunnen wij zo’n bedrijf op aanspreken. Maar dit wordt wel lastiger naarmate de financiële diensten meer ingebakken zitten in een product. Of een aanbieder uit een ander land komt. En dat levert voor ons als Nederlandse toezichthouder dan meteen de vraag op: hoe kunnen wij nog echt zorgen voor duurzaam financieel welzijn en eerlijke en transparante markten, wat onze missie is?”