N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Tijd Het leven is eindig – toch verspillen mensen vaak kostbare tijd. Drie auteurs zoeken naar manieren om op een minder verkwistende manier met tijd om te springen.
Een mens leeft gemiddeld vierduizend weken, aldus een recente bestseller, heeft 1440 minuten op een dag te besteden, zegt de time-management goeroe, en ondertussen tikt de Doomsday Clock de laatste seconden van de mensheid weg. Door tijd van leven te kwantificeren, ontstaat direct een gevoel van schaarste. Daar gaat weer een week, een minuut of een seconde en wat heb je er eigenlijk mee gedaan?
Journalist Koen Haegens wordt hard geconfronteerd met de eindigheid van het leven als hij op het randje van de dood komt te staan en een zware hartoperatie moet ondergaan. Eenmaal weer ontwaakt, raakt hij doordrongen van de waarde van de tijd die hem gegeven is. Dit is dus wat ‘Sein zum Tode’ inhoudt, denkt hij, in de terminologie van Heidegger. In het licht van de dood raakt de wereld tot de nok gevuld met waarde en betekenis, dan ‘gaat de tijd glanzen’. De dood relativeert ook. Weinig zaken blijken écht belangrijk. Wel: liefde, je kinderen, samenzijn. Niet: werk, Twitter.
Haegens’ inzicht verwatert na het verlaten van het ziekenhuis al snel. Het dagelijks leven neemt het over met z’n wissewasjes en zorgen. Het is ook onmogelijk om je er elk moment bewust van te blijven dat het leven zo voorbij kan zijn – en tegelijk is het onbegrijpelijk hoe kwistig we met onze weken, minuten en seconden omspringen, dat je je in je vrije tijd druk maakt over je werk en avonden verspeelt met domme telefoonspelletjes. Die paradox wil Haegens in Op zoek naar de verstrooide tijd onderzoeken.
Al in 2012 schreef Haegens een boek over de tijd: Neem de tijd, over de ‘haastmaatschappij’ die gevuld is met drukte, stress en burn-out. Dat is het afgelopen decennium niet veel beter geworden. Als zombies scrollen we door onze feeds of laten ons meevoeren in het konijnenhol van het online-bestaan. Hoe vaak zie je in het OV niet hoe iemand vermoeid door het telefoonscherm swipet zonder ook maar een app aan te klikken? De verstrooide tijd noemt Haegens het, en die dient dus vooral de techniek. Haegens schrijft over zijn eigen schermtijd: ‘Per dag twee uur, dat zijn veertien uren per week, 728 uren in een jaar. Oftewel: één maand. Zou ik, met andere woorden, het geluk hebben nog minstens twaalf jaar te mogen leven, dan ben ik er alvast één kwijt aan swipen en scrollen.’ De hoeveelheid suggereert opnieuw schaarste.
Achteloos verbruik
Hoe is het dan mogelijk dat we het meest waardevolle bezit dat we hebben – tijd van leven – zo achteloos verbruiken en het toch altijd te druk hebben? De antwoorden die Haegens de revue laat passeren zijn min of meer bekend. Verslavende technologie, kapitalistische productiviteitsdwang, maar ook de algemeen-menselijke neiging tot luieren. Zelfs als we genieten van de verstrooiing (een begrip dat immers ook plezier inhoudt), eindigen we met het gevoel tijd te hebben verspild. Je zou het geïnternaliseerd calvinisme kunnen noemen.
Interessant is Haegens’ vraag wat er precies gebeurt als hij weer het boerderijspelletje op zijn telefoon opent. Waar ben je als je zo gedachteloos swipet en scrollt? Ineens is er weer een uur voorbij, alsof je buiten de tijd staat. Waarom is dat eigenlijk zo vervelend? Een mogelijk antwoord is te vinden bij voormalig Denker des Vaderlands Paul van Tongeren, die in Identi-tijd een meer abstracte analyse geeft van dit ‘buiten de tijd’ staan. Hij vertrekt vanuit Kierkegaards beschouwing ‘De ongelukkigste’ (1843). Iemand die in het verleden leeft, schrijft Kierkegaard, kan heel gelukkig zijn, als hij maar echt in het verleden aanwezig is, bij zijn mooie herinneringen bijvoorbeeld. Zelfs iemand die zich veel zorgen maakt over de toekomst hoeft niet ongelukkig te zijn, als hij zich maar met al zijn zinnen toelegt op die toekomst. Neem een klimaatwetenschapper die elke dag bezig is met toekomende verschrikkingen en die om een klimaatdepressie op afstand te houden zo hard mogelijk werkt aan het mogelijk maken van een andere uitkomst. Zo iemand leeft in de toekomst en voor de toekomst, en kan daarom volgens Kierkegaard niet de allerongelukkigste zijn. Echt problematisch wordt het volgens hem namelijk als je geen rust kunt vinden in de tijd. Een waarlijk ongelukkige zwerft heen en weer tussen verleden, heden en toekomst, wil altijd ergens anders zijn dan waar hij is. Oftewel, hij is verstrooid over verschillende tijdmodi.
Dat rusteloze gevoel van de ongelukkigste lijkt op de ervaring van het verloren raken in de smartphone. Wat had je wel niet met die 728 uren kunnen doen? Tegenover die verstrooide tijd stelt Haegens ‘toegewijde tijd’: ‘Dat is de tijd die we vanuit een weloverwogen besluit aan iets besteden.’ Daarbij gaat het om autonoom ingevulde tijd, met aandacht voor wat iemand echt belangrijk vindt. En dat mag heus een spelletje zijn, als je net een moment van ontspanning nodig hebt.
Van Tongeren stelt met wat hij noemt ‘aandachtige aanwezigheid’ een soortgelijke remedie voor. Maar hoe doe je dat, aandachtig aanwezig zijn? Is dat niet precies wat we sinds de smartphone zo lastig vinden? En hoe kun je je eigen ‘toewijding’ ontdekken als algoritmes en reclames voortdurend inwerken op voorkeuren en keuzes?
Uitgebuite tijd
De Amerikaanse schrijfster Jenny Odell zoekt in haar nieuwe boek Saving Time eveneens naar een gezonde verhouding tot de tijd. In een grote greep verbindt ze de uitgebuite tijd van het kapitalisme, de verstrooide tijd van de eenentwintigste-eeuwer en de op hol geslagen tijd van de klimaatverandering aan elkaar. Maar ze geeft ook handreikingen hoe we aandacht en toewijding in de praktijk zouden kunnen brengen.
Odell boekte in coronatijd succes met haar boek De macht van niets doen, een pleidooi voor wat je aandachtige aanwezigheid zou kunnen noemen. Weg van de schermen, de levende wereld in. Haar nieuwe boek is een voortzetting van dat werk.
De becijferde minuten en weken waarmee time-managers om ons de oren slaan (en schermtijd hoort daar ook bij) moeten het als eerste ontgelden. Tijd is niet een inwisselbaar en gestandaardiseerd product, dat we allemaal in gelijke mate bezitten, stelt Odell. Een uur is niet voor iedereen evenveel waard. Steeds weer maakt ze de vraag naar tijd politiek. Waarom tellen productiviteitsgoeroes nooit de minuten voor zorg of het huishouden mee? Over wiens tijd hebben we het eigenlijk als we zeggen, ‘tijd is geld’? En waarom is mijn uur dan zoveel minder waard dan dat van de hoogste baas?
Politieke tijd
Die politieke vraagstelling maakt Saving Time urgent en zet de persoonlijke preoccupatie met tijd in een breder perspectief. De toegewijde tijd van de een, wordt mogelijk gemaakt door de uitgeperste tijd van de ander. Bovendien zijn aandacht en aanwezigheid niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Odell vertelt hoe mensen van kleur die graag wandelen of vogels spotten (in Amerika) daarvoor veel minder de ruimte krijgen. Al te vaak worden zij gezien als verdachte indringer. Het zijn pijnlijke verhalen die laten zien dat niet iedereen zijn ‘vrije tijd’ met dezelfde toewijding kan invullen.
De natuur laat zich niet in de hokjes van de spreadsheet persen, maar breekt daar met geweld uit. Dat merkt Odell als ze wekenlang binnen moet blijven vanwege aanhoudende bosbranden in de Bay Area, waar ze woont. Dat leert haar een belangrijke les. De aarde heeft vele tijdschalen. Kijk naar de tijdsopvatting van andere volkeren – vaak weggezet als ‘buiten de tijd’ staand – zoals de in het landschap verankerde ‘Turnaround’-tijd van Aboriginals, door kolonisten zweverig ‘dreamtime’ genoemd. Zulke tijdsopvattingen lijken zonder uitzondering verbonden met de aarde. Vergeleken daarmee is kloktijd een slappe abstractie.
Odell geeft hiermee een waardevolle tip voor de verstrooide of ongelukkige mens. Aandacht voor de verschillende tijdschalen die te ontdekken zijn in het landschap, de bebouwde omgeving, in je eigen afval of je kamerplanten, geeft houvast in het omgaan met de stress van de klok. Als je eenmaal inziet dat de tijd niet hoeft te functioneren als een prikklok of aftelmechanisme, maar soms langzaam loopt, soms schoksgewijs of ongemerkt, zal ook de toekomst er wellicht anders uit komen te zien. Zo niet van de aarde, dan toch van jezelf.
Lees ook over Rüdiger Safranski’s pleidooi voor ‘nieuwe tijdspolitiek’: Tijd maken doen we zelf