N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
Slavernijverleden Het slavernijverleden krijgt steeds meer aandacht. Bereikt die alle Nederlanders? Een rondleiding in het Zeeuws Museum in Middelburg.
Behendig loodst Ineke van de Put een groep zeventigplussers door het Zeeuws Museum. In het midden van de voorlaatste zaal staat ze stil. Ze wijst op een opgezette paradijsvogel, bovenin. „Lekker opschepperig. Net als de mensen op de schilderijen in deze zaal, ze wilden met zichzelf pronken.”
Rijke Zeeuwen. Rijk geworden door onder andere de Middelburgsche Commercie Compagnie en de trans-Atlantische slavenhandel. Dat zegt ze nog net niet. Ze wijst op Michiel de Ruyter, geportretteerd door Ferdinand Bol. Díé kennen de meesten van de groep wel. Ze komen uit de buurt van Bergen op Zoom, zijn van de SAS, Solo Actief Samen. Alleenstaanden, weduwen en één weduwnaar.
Een keer per maand gaan ze samen op stap, nu met de Museum Plus Bus. Dat is een initiatief waarmee ouderen die niet vaak naar het museum gaan, bijvoorbeeld omdat ze geen auto of ov in de buurt hebben, of in een verzorgingstehuis wonen, toch musea kunnen bezoeken. Gesponsord door de VriendenLoterij.
Lees ook dit artikel: Na jaren weer eens naar het museum
In het Zeeuws Museum in Middelburg worden veel rondleidingen gegeven. Door de zalen met Zeeuwse landschappen van Mondriaan en Van Toorop, langs mammoetbotten, schelpschilderijen en de bijzondere zestiende-eeuwse wandtapijten die het verhaal van de Tachtigjarige Oorlog vertellen.
En altijd wordt over slavernij verteld. Onverbloemd.
Dat slavernijverleden krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht, en vaak gaat het dan ook over excuses, herstelbetalingen en de doorwerking in het heden. Maar de kennis van wat er is gebeurd, is gering, constateerde het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden. Het adviseerde het bewustzijn te vergroten, onder alle Nederlanders. Het Zeeuws Museum doet dat tijdens dit soort rondleidingen, en binnenkort ook met een grote tentoonstelling over de actuele erfenis van slavernij.
„Middelburg is rijk geworden door te handelen met de Oost en de West”, vertelt Ineke van de Put. Ze wijst op een vitrine: „Daardoor droegen mensen hier de prachtigste stoffen.”
Lees ook dit artikel: Slavenhandel was niet alleen een zaak van Amsterdam
Gekleurd jongetje met dienblad
Ze draait zich om, naar het schilderij van Lucas Schorer, in de 17de eeuw commandeur van Saba en Sint Eustatius. „Wat valt jullie op?” Het blijft even stil. Een van de SAS’ers zegt: „De knecht, hè.” Links naast Schorer staat een gekleurd jongetje dat een dienblad ophoudt. Zíjn naam is onbekend.
„Wat denken jullie nu?” Iemand zegt: „Het is een slaaf denk ik.” Anderen knikken. Van de Put vertelt: „Middelburgers handelden in mensen. Weten jullie iets over hoe zij leefden?” Aarzelend volgen de antwoorden. „Triest”, zegt iemand. „Geen eigen wil”, een ander. „Geen vrijheid.”
Van de Put: „Stel je voor dat je ontvoerd werd, en echt verkocht werd. Je belandde op een schip en wist niet waarheen. Als sardientjes zaten ze daar, vastgeketend. Aan de overkant, als je niet hard werkte, werd je afgeranseld.” Her en der wordt met hoofden geschut. „Tsss.”
Ze wijst op de slavenband om de hals van het jongetje. „De materialen voor de ketenen werden hier in Middelburg gemaakt.”
Heel soms wordt een bezoeker boos, vertelt Van de Put. „‘Moet ik dat nu echt horen’, zeggen ze dan. Als ik als stadsgids mensen door Middelburg rondleid, zijn er vaker lompe reacties en onderlinge discussies.” In het museum ziet ze juist dat mensen wat willen weten, léren. „Veel mensen moet je nog uit de onwetendheid halen. We hebben dit verleden lang niet goed besproken.”
Sinds midden jaren negentig maakt het slavernijverleden deel uit van de canon, en wordt het op de basis- en middelbare school onderwezen. Maar daarvoor?
Tilly Boot (81) vertelt na afloop dat ze denkt op school iets over slavernij te hebben gehoord. Ze opperde tijdens de rondleiding dat slaven zelf van Afrika naar Amerika moesten roeien. Vriendelijk corrigeerde Van de Put haar: dat was in de tijd van de Romeinen, wellicht had ze de film Ben-Hur voor ogen? Boot had geknikt.
Ze zegt: „Ik zat op een katholieke kostschool met maar een paar meisjes; een Surinaamse, een Indonesische, een Curaçaose en ik uit Steenbergen.” Later ging ze naar de hbs en las ze veel. „Misschien leerde ik toen wat meer?”
„Het was zeker niet zoals nu”, zegt Marianne de Mooij (82). „Nu staan de kranten er bol van.” Zij zat op een protestantse school in Den Haag. Ze zag in één oogopslag dat het gekleurde jongetje op het schilderij „heel nederig iets moest aanbieden”.
Rinus van Hoek (73), de enige man in het gezelschap, zegt: „De details die je zo hoort, zijn nieuw voor mij.” Een half jaar geleden was hij in Groningen, op een landgoed „helemaal verdiend door de slavernij”. Hij schudt zijn hoofd: „Het is toch wat.”
Keti Koti
Van de Put vertelt dat de afschaffing van de slavernij „heel groot in Amsterdam” wordt herdacht op 1 juli op Keti Koti en dat „Willem-Alexander gaat praten”. Ze vertelt de groep uit Bergen op Zoom dat het 150 jaar geleden is, maar dat de nazaten van tot slaafgemaakten het over 160 jaar hebben. „Om te compenseren voor het verlies van geld moesten slaven na de afschaffing van de slavernij in 1863 nog tien jaar doorwerken voor de bazen. Dat is toch idioot?”
Dan gaan ze door, naar een ander onderwerp: hoe vrijgezelle jonge Zeeuwen vroeger op de markt wisten of een meisje ook vrijgezel was. Er wordt gegiecheld.
Lees ook dit artikel Over het recente onderzoeksrapport over het Nederlandse slavernijverleden