Van stijgende huizenprijzen tot verbroedering onder diplomaten: wat parkeren met de wereld doet

Recensie

Economierecensie Volgens de Amerikaanse journalist Henry Grabar speelt parkeren een veel grotere rol in het leven dan we denken. In Paved Paradise onderzoekt hij de (neven)effecten van parkeerbeleid.

Een typisch Amerikaanse voorstad.
Een typisch Amerikaanse voorstad. Foto François Pilon/Getty Images

Het was een vreemd gezicht in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties ergens in de jaren tachtig: Iran en Irak waren in oorlog met elkaar, maar hun diplomaten boden elkaar koffie aan. De Israëliërs en vertegenwoordigers van Arabische landen konden ineens goed met elkaar overweg.

De reden? Het parkeerbeleid van de stad New York. Na jaren van gedoogbeleid was verkeerswethouder Sam Schwartz begonnen met het wegslepen van verkeerd geparkeerde auto’s van diplomaten – wat er nogal wat waren. Het had geleid tot woedende telefoontjes naar het stadhuis, van iedereen van de Sovjets tot de Britten. Schwartz moest bij de VN uitleg komen geven, waar alle landen, verenigd in frustratie over de gemeenschappelijke vijand, eisten dat hij stopte. „Als iemand toen een rondleiding had gekregen door het gebouw, had hij gedacht dat ik de oplossing voor de wereldvrede had gevonden.”

Het interview met Schwartz is een van de vele historische anekdotes in het boek Paved Paradise van de Amerikaanse Slate-journalist Henry Grabar. Het is een geschiedenis van parkeren in de Verenigde Staten, hoewel de ondertitel, How Parking Explains The World, méér pretendeert: van de eerste huizen met garages, ontworpen door Frank Lloyd Wright, tot het schrappen van parkeerplekken om ruimte te bieden aan terrassen in de coronatijd. In de ruim driehonderd pagina’s die het zeer grondig uitgezochte boek telt, komt werkelijk alles voorbij, van witwaspraktijken tot vechtpartijen over parkeerplekken – die een paar keer per jaar de dood tot gevolg hebben.

Volgens Grabar beheerst parkeren het leven in de VS. Zoeken naar een plek voor je auto is een proces dat veel stress veroorzaakt, zoals de auteur in het begin van het boek uitlegt: het speelt zich af in het meest primitieve en agressieve deel van de hersenen, dezelfde plek waar we bezig zijn met territoriumdrift en dominantie. Als mensen zien dat iemand op hun plek aast, rijden mensen juist langzamer weg, blijkt uit psychologisch onderzoek.

Om deze frustraties tegen te gaan, hebben de VS – overigens net als veel andere landen in de westerse wereld – zich er decennialang op gericht om enorme hoeveelheden parkeerruimte te creëren. Met talloze onbedoelde neveneffecten als gevolg. Zo dreven ze de huizenprijzen omhoog, omdat nieuwe huizen verplicht zijn een parkeerplek te hebben. Ook werd de Amerikaanse stedenbouw lelijk, vanwege de enorme parkeerterreinen. En bovenal: uit onderzoek blijkt dat parkeerplekken creëren juist leidt tot méér autobewegingen (dus al die parkeerplekken zijn niet nodig omdat Amerikanen nu eenmaal veel rijden).

Grabars grootste verwondering draait om de eindeloos gedetailleerde eisen die er in de Verenigde Staten bestaan voor parkeerruimte bij nieuwe bouwprojecten. Zo moet er in Detroit één parkeerplaats zijn per 18,5 vierkante meter water in een zwembad, of per werknemer in een hostel. Die regels maken het praktisch onmogelijk om een onderneming te beginnen zonder een parkeerterrein erbij aan te leggen. Grabar gaat uitgebreid in op pastoor Nathan Carter, die in een buitenwijk van Chicago een kerkgebouw wilde openen. Zijn plan: mensen konden erheen lopen of fietsen. Helaas, zei de gemeente: je moet een parkeerplek hebben voor elke acht stoelen.

Na veel bureaucratisch getouwtrek leasede Carter een aantal parkeerplekken op een parkeerterrein een paar stratenblokken verderop. Daar zou uiteindelijk nooit iemand van zijn congregatie parkeren.

Parkeerplek of park

Grabars hoofdboodschap is hierna niet verrassend: deze obsessie met parkeerruimte moet stoppen. Dring het aantal parkeerplaatsen terug, want in tegenstelling tot wat je zou denken blijven veel plekken ongebruikt. Geef die waardevolle ruimte terug aan álle mensen, door er bijvoorbeeld een park van te maken. Maak parkeren in steden duurder en openbaar vervoer van de opbrengsten gratis: mensen in stadscentra zullen overwegen hun auto weg te doen, waardoor er juist méér plekken ontstaan voor de mensen die parkeerruimte echt nodig hebben: de jazzmuzikant met zijn contrabas, de sleutelmaker die langs talloze adressen moet.

Paved Paradise is een goed beargumenteerd boek dat geschiedenis, journalistiek en academische parkeerwetenschap mixt. Grabar stelt overtuigend dat Amerikanen zich in een ‘parkeervulkaan’ bevinden en over de rand moeten kijken naar een heel andere, betere wereld.

De vraag of dit voor een Nederlandse lezer ook interessant is – de situatie is hier toch iets anders – raakt aan de kern van wat het boek sterk én zwak maakt. Grabar is een smakelijke verteller en de grote hoeveelheid anekdotes, geschiedenissen en karakters zijn voor iedereen fascinerend. Zo is er een hilarisch verslag van een conferentie van de parkeerindustrie, waar de aanwezigen over de nodige zelfspot blijken te beschikken. „Niemand is van plan in deze sector terecht te komen”, zegt de een. „Iedereen die hier begint te werken, blijft er werken”, zegt een ander. „Omdat ze niet gekwalificeerd zijn voor iets anders.”

De zwakte is dat het boek hierdoor zwalkt en de rode draad af en toe ver te zoeken is. Grabar weet zó veel over parkeren in heden en verleden en heeft zoveel mensen gesproken, dat hij alles kwijt lijkt te willen. Er is een uitgebreid verslag van hoe zakenbank Morgan Stanley tegen een bodemprijs alle parkeermeters van een naïef gemeentebestuur van Chicago opkocht, waardoor de stad gigantische bedragen aan inkomsten misliep. Dat is op zich best interessant, maar voelt als een verloren hoofdstuk. Ook herhaalt de auteur zichzelf af en toe en noemt hij zoveel cijfers, van tarieven per stad, parkeerplekken per duizend inwoners en vierkante meters parkeergrond, dat het je soms gaat duizelen.

Desalniettemin slaagt Paved Paradise erin om je anders naar de wereld te laten kijken – ook in Nederland. Voortaan ga je in elke lege parkeerplek een potentieel park zien. Trouwens, noteert Grabar met het nodige plezier: daar stamt het woord ‘parkeren’ ook van af.