Een werk van Jan Schoonhoven hing altijd boven de schouw bij Corrie Boer – nu gaat het naar een museum

Legaat Het kunstwerk ‘64 rectangles’ hoorde bij haar en haar huis, vond Corrie de Boer. Pas nu ze is overleden, gaat het naar een museum.

Jan Schoonhoven, 64 rectangles , 1965. Legaat Corrie de Boer - Collectie Museum Prinsenhof Delft.
Jan Schoonhoven, 64 rectangles , 1965. Legaat Corrie de Boer – Collectie Museum Prinsenhof Delft. Foto René Gerritsen

Jan Schoonhoven (1914-1994) wordt gezien als een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Met zijn minimalistische beeldtaal – witte reliëfs van papier en karton – beïnvloedde hij generaties kunstenaars in binnen- en buitenland. Tien jaar geleden nog bracht zo’n reliëf bij Sotheby’s in Londen ruim 800.000 euro op. In Delft, de stad waar hij woonde en werkte, opent op 6 juli een tentoonstelling over hem. Uit het persbericht van Museum Prinsenhof Delft: „Schoonhoven speelt met licht, net als die andere beroemde Delftse kunstenaar, de schilder Johannes Vermeer.”

Corrie de Boer (1932-2023) is minder beroemd. Haar werk: ook witte reliëfs, maar dan gemaakt van met de hand geplooid en genaaid kerklinnen. Witjes, noemde ze ze zelf. Dat werk bezorgde haar in de jaren zeventig een zekere faam – ze exposeerde, won prijzen, werd aangekocht door musea. Maar heel eerlijk, zeggen ze bij het museum: toen ze drie jaar geleden contact zocht met Museum Prinsenhof om te vertellen dat ze een Schoonhoven bezat „die Jan in 1965 heeft gemaakt voor in onze woonkamer”, en dat ze die na haar dood wilde nalaten aan het museum, zei haar naam hun weinig.

Corrie de Boer Foto uit privécollectie

Corrie de Boer overleed in januari van dit jaar. In Delft wordt het reliëf dat ze heeft nagelaten, 64 rectangles is de titel, een van de pronkstukken van de tentoonstelling. Het gaat hangen in wat lijkt op een geabstraheerde woonkamer, met daar ook aan de muren foto’s van Jan Schoonhoven, thuis aan het werk of wandelend door Delft. Naast het reliëf: twee witjes van Corrie de Boer, vorig jaar aangekocht door Museum Prinsenhof.

Als je de drie kunstwerken bij elkaar ziet, is de verwantschap evident. Alleen was de ‘Nul-groep’, de kunstenaarsbeweging waarvan Schoonhoven in 1960 een van de oprichters was, wat je noemt een volledig masculiene wereld. Jan Schoonhoven, Armando, herman de vries, Jan Henderikse, Henk Peeters: allemaal mannen.

Wat is het verhaal van Corrie de Boer? En van het reliëf dat sinds 1965 boven de schouw in haar woonkamer hing, precies voor die plek op maat gemaakt door Jan Schoonhoven?

Om te beginnen „moet je weten waar ze vandaan kwam”, zeggen haar dochters, journalist Dieuwke van Ooij en kunstenaar Semna van Ooij. We zitten aan een tafeltje buiten in de schaduw, de zussen vertellen het verhaal als eerbetoon aan hun moeder – zelf zocht ze nooit de aandacht. „Het ging haar niet om stardom, om aandacht trekken op een bühne”, zeggen ze. „Ze was nooit bezig met haar presentatie, dat was ook een karakterkwestie.”

Corrie de Boer werd geboren in Leeuwarden, haar ouders hadden een damesconfectiefabriek. Ze ging naar de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, waar ze de opleiding textiele vormgeving volgde. Er woei daar een experimentele wind, „het was de meest avontuurlijke opleiding voor kunst in die tijd” zou ze zelf later zeggen, „en abstractie was de dwingende eis”. Ze ontwierp een aantal stoffendessins, maar sloeg een ander pad in, ook al werkte ze als kunstenaar nog enige tijd met textiel: breeuwkatoen, kerklinnen.

In die tijd leerde ze haar eerste echtgenoot kennen, Karel van Ooij studeerde architectuur in Delft. (Met haar tweede echtgenoot, Albert Waalkens, bestierde ze later Galerie Waalkens in Finsterwolde.) Semna: „Jan Schoonhoven en Anita, zijn vrouw, woonden om de hoek van waar mijn vader woonde als student. Het was een kleine wereld, kunstenaars, muzikanten en studenten zochten elkaar op.” De twee vrouwen raakten bevriend – en van het een kwam het ander. Dieuwke: „Anita organiseerde jazzconcerten in Delft. Daarvoor haalde ze musici uit het buitenland, die dan ook bij ons thuis kwamen voor een hap eten, een kop koffie of een glas wijn. Wij woonden in Amsterdam.” Semna: „Ik herinner me serredeuren die open stonden, jazzmuziek die de tuin in denderde.” Dieuwke: „Wij tweeën zaten op een keurige kakschool. En dan werd je in een goudkleurige sportauto naar school gebracht door een muzikant die ’s morgens nog hasj had zitten roken. Wij vonden het toen gewoon, maar het was natuurlijk bijzonder.”

Semna: „Jan en Anita logeerden ook wel in ons huis, als wij met vakantie waren. Dat vonden ze leuk, een paar weken in de grote stad.” Dieuwke: „En er was de verwantschap tussen hun werk. Jan heeft Corrie geïntroduceerd bij galerie Collection d’Art van Cora de Vries.” Daar had ze haar eerste expositie. In 1973, ze was 41. Opeens kwam ze in de schijnwerpers te staan. Semna: „Met de witjes kreeg ze aandacht uit binnen- en buitenland. Het was een succes, maar ze wantrouwde succes: daar was ze helemaal niet op uit. Misschien is ze er wel voor op de vlucht geslagen.” Dieuwke: „Ze wilde niet in de schijnwerpers staan, maar wel worden gewaardeerd – daar was ze altijd erg dubbel in. Als ze werd geprezen, wou ze het niet horen. En toen ze succes had, gooide ze het roer om. Geen textiel meer, voortaan ging ze tekenen.” Semna: „Ze was er ook een beetje klaar mee, dat plooien en met de hand stikken was monnikenwerk. Ze wilde een volgende stap zetten.”

Corrie de Boer, witje, serie b, no. 14. Collectie Museum Prinsenhof Delft. Foto René Gerritsen

Nu kent iedereen Jan Schoonhoven. En maar weinig mensen Corrie de Boer.

Dieuwke: „Je wilt weten of ze daar verbitterd over was? Nee, dat was ze niet. Ze heeft zich nooit in die zin met hem vergeleken. Maar dat ze niet werd gezien omdat ze vrouw was: ja, dat heeft haar altijd beziggehouden.”

Een vrouw die werkte met textiel, ook nog.

Semna: „Dat is maar een klein deel van haar oeuvre, de rest van haar leven heeft ze ander werk gemaakt. Maar ze was niet bitter, ze vond juist dat het succes haar aan was komen waaien. Wel vond ze: omdat ze een meisje was, werd ze niet echt serieus genomen. Ze gaf ook les – en op de academie waren bijna alle docenten mannen. Daar hoorde ik haar dan over, dat ze het gevoel had dat er niet erg naar haar werd geluisterd. Niet dat ze haar mond hield, ze was een aanwezig persoon die liet weten wat ze goed en niet goed vond.” Dieuwke: „Ze was geen uitgesproken feministe. Daar heb ik me nooit mee beziggehouden, zei ze dan. Maar er werden tegen haar wel dingen gezegd als: ‘Nou meisje, jij draait leuk mee.’ Of, nog niet eens zo lang geleden: ‘Jij was het enige meisje dat ertoe deed.’ Het was een enorme machocultuur. Maar ze zei niet: kijk mij eens, ik ben een vrouw in de kunst. Ze nam het waar, maar het was geen issue.”

Jan Schoonhoven maakte 64 rectangles voor het huis van Corrie de Boer en Karel van Ooij in Amsterdam. Het was een groot huis, dat ze toen net hadden gekocht, met op de benedenverdieping een serre, een voorkamer en daartussenin de woonkamer met de schouw.

Het werk was prominent aanwezig?

Dieuwke: „Corries eigen werk was ook prominent aanwezig, er hingen een paar grote wandkleden van haar in de woonkamer. Die vielen eigenlijk veel meer op.” Semna: „Jans werk hoorde een beetje bij het meubilair, het hing altijd op diezelfde plek boven de open haard. Maar op de schouw stonden verder geen spulletjes, niet een vaasje bloemen of een kandelaar of zo. Zo was het wel, het werd leeg gehouden.”

Schoonhovens werk moet veel hebben van lichtval, dan komt het tot leven.

Dieuwke: „In die zin was het helemaal geen prominente plek. Er was daar geen in de loop van de dag veranderende lichtval. Er was niet eens veel daglicht.” Semna: „Het was ook geen heilig ding. Corrie kende Jan, ze wist hoe hij werkte. Papier, karton en muurverf, meer was het niet. Het kostte geen drol om te maken. Ze keken daar in die tijd niet tegenaan zoals nu.” Dieuwke: „Maar wij wisten wel: het is een belangrijk kunstwerk. En we waren er ook aan gehecht. Het hoorde bij het huis.”

Na het overlijden van Anita ontfermde Corrie zich over Jan. Dieuwke: „Dat was het woord dat ze gebruikte. Hij dronk veel, dreigde te verwaarlozen. Aan die tijd hebben we nog de uitdrukking ‘een pondje sperziebonen alstublieft’ overgehouden.” Semna: „Jan was veel alleen. Dan kwam hij eten en praatte hij honderduit. En dan zei hij: ‘Sorry dat ik zoveel praat, maar ik zeg soms in een week alleen maar tegen de groenteman ‘een pondje sperziebonen alstublieft.’ Corrie zei dat later ook, als ze het gevoel had dat ze alleen was.”

Jullie moeder was erg gehecht aan ‘64 rectangles’. Dat hoe langer hoe meer waard werd.

Dieuwke: „Je bedoelt waarom ze het nooit verpatst heeft? Financiële waarde speelde bij ons thuis nooit een rol, voor haar telde alleen de vriendschap.” Semna: „Het werk hoorde ook bij haar. Ze zei: het gaat niet eerder weg dan als ik er niet meer ben.” Dieuwke: „Dus is die schenking nu pas en niet nog tijdens haar leven. Ze heeft het van tevoren met ons overlegd, we zijn ermee akkoord gegaan dat ze het weggaf. Wij vonden het ook bijzonder dat ze koos voor een museum in de stad waar hij woonde en werkte. Museum Prinsenhof – niet het Rijks, het MoMA of god weet wat. Natuurlijk wist ze dat ze daar meer werk van hem in collectie hebben, dat het er paste. „Terug naar Delft”, zei ze. Die keuze was typerend voor haar: puur en dat het klopt.” Semna: „Wij waren daar erg door geroerd.”

Jan Schoonhoven gefotografeerd door Lothar Wolleh. Foto’s Lothar Wolleh Estate, Berlijn

Museum Prinsenhof Delft gaat in 2025 en 2026 dicht voor een verbouwing, bedoeling is dat er een aparte zaal komt voor de Delftse Nul-kunst. Het museum bezit intussen een stuk of zeventig werken van Jan Schoonhoven – hij was erg productief en werkte ook vaak met assistenten – maar tot nu toe niet uit de periode die zijn hoogtepunt was. Zo’n werk is 64 rectangles wel. Museumdirecteur Janelle Moerman: „Het is een gift waar je kippenvel van krijgt, echt een heel groot cadeau. 64 rectangles is een absoluut topstuk, een enorme aanwinst voor onze collectie. Als dit werk te koop was aangeboden, hadden wij het nooit kunnen verwerven. Tegen de prijzen op de internationale kunstmarkt kunnen wij al lang niet meer op.”

En, intussen misschien net zo belangrijk, vindt ze: „Door het contact met Corrie de Boer zijn we ook háár werk gaan zien. En dat werk ademt dezelfde beweging in de kunst van die tijd: het witte en pure, de herhaling, het ritmische. Tegelijk had Corrie een eigen signatuur, waar ze te midden van al die mannen niet van afweek. Dankzij haar werk kunnen wij nu een completer, minder door mannen gedomineerd beeld geven van de kunstgeschiedenis.”