N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Behandelkliniek Twee vorig jaar ontsnapte tbs’ers vertoonden in andere inrichtingen al wangedrag. Ondanks dat dit bekend was, gaf de Pompekliniek ze veel vrijheid.
De twee tbs’ers die vorig jaar ontsnapten uit de Pompekliniek in Nijmegen, waar hevige delinquenten zitten, konden dat doen omdat de behandelkliniek niet goed genoeg beveiligd was. Dat concludeert de Inspectie Justitie en Veiligheid in een dinsdag gepubliceerd rapport. De tbs’ers hielden zich in andere inrichtingen eerder al niet aan afspraken en onttrokken zich aan hun behandelingen. Maar ondanks dat hun wangedrag al bekend was, heeft de kliniek niet genoeg toezicht gehouden op de twee tbs’ers en ze te veel vrijheid gegeven.
De twee tbs’ers van 24 en 27 jaar oud mochten volgens de inspectie bijvoorbeeld op plekken komen waar eerder mensen zijn ontsnapt en op terrein waar geen toezicht was of waar geen tweede hek stond. Ook konden ze contact houden met familie en vrienden. Achteraf bleek dat een van de ontsnapte tbs’ers voorafgaand aan de ontsnapping duizenden keren naar buiten belde. Wat er tijdens die telefoongesprekken gezegd werd, hielden medewerkers van de behandelkliniek niet bij. De onderzoekers van het rapport noemen dat zorgelijk. Daarnaast heeft de behandelkliniek „te weinig geleerd” van ontsnappingen in 2017 en 2019.
De twee tbs’ers ontsnapten in de avond van 21 juni 2022 met de hulp van een vriend van buiten. Op camerabeelden is te zien hoe deze handlanger met een slijptol een gat maakte in het hekwerk van de kliniek. Vervolgens renden de tbs’ers naar het gat, glipten er doorheen en stapten in een auto waarmee de vriend naar de kliniek was gereden. De politie arresteerde een van de tbs’ers negen dagen na de ontsnapping opgepakt op de snelweg bij Den Haag. De andere werd eind februari dit jaar in Spanje gearresteerd.
Wat waren dit voor rare inscripties? De Britse egyptoloog William Flinders Petrie wist niet goed wat hij ervan moest denken. De tekens op de muur leken een beetje op hiërogliefen, maar er waren ook duidelijke verschillen te zien met het schrift van de farao’s. Heel mysterieus allemaal.
We schrijven de winter van 1905. Petrie deed opgravingen in de Sinaïwoestijn, in het oosten van Egypte. Hij onderzocht er mijnen en de nabijgelegen tempel van de godin Hathor. De Oude Egyptenaren haalden hier eeuwenlang het mineraal turkoois uit de grond. De mensen die dat deden, hadden een eigen schrijfsysteem ontwikkeld, concludeerde Petrie een jaar na zijn ontdekking. „Dit waren geen krabbels gemaakt in onwetende imitatie van het Egyptisch schrift door mannen die niet beter wisten.” Later kwam hij hier op terug, en sprak hij over een „lokale barbarij” en een „zooitje tekens”.
Dit nieuwe schrift, dat naar de vindplaats Proto-Sinaïtisch zou gaan heten, staat aan de basis van de letters van het alfabet waarmee dit artikel is geschreven – daarover zijn wetenschappers het eens. Maar over het precieze verloop van deze ontwikkeling bestaat een levendige discussie: waar ontstond het schrift, wie ontwikkelde het, wanneer was dat, hoe bereikte het vanuit Egypte de Levant, wie standaardiseerde het daar in een alfabet van 22 letters en exporteerde het naar Griekenland, en wanneer ontstond hier ‘ons’ alfabet – het eerste dat naast medeklinkers ook klinkers had?
Rijk aan hiërogliefen
Wie antwoord wil op die vragen, moet naar Leiden. Aan de universiteit daar worden de talen bestudeerd die in de millennia vóór onze jaartelling in het Midden-Oosten gesproken en geschreven werden. (Nog wel – aangekondigde bezuinigingen hangen als een donkere wolk boven deze expertises.)
Ben Haring onderzoekt in Leiden de rol van het schrift in de oude Egyptische samenleving. De tempel in de Sinaï waar Petrie onderzoek deed, was rijk aan hiërogliefen, vertelt hij. „Maar hij trof er ook inscripties aan die van een veel beperkter repertoire gebruik maakten, slechts twintig tot dertig tekens. Het waren wel net als bij hiërogliefen iconische tekens: poppetjes, huisjes en watergolfjes.”
Dat de makers van deze inscripties de uitvinders van het alfabet zouden kunnen zijn, was voor Petrie onvoorstelbaar, zegt Haring. „Hij leefde in een tijd waarin als vanzelfsprekend werd aangenomen dat het alfabet een westerse uitvinding was. Het was onmogelijk dat zoiets geavanceerds uit het Nabije-Oosten zou kunnen komen.”
Het alfabet uit de Sinaï kende alleen medeklinkers
Maar dit nieuwe schrift ontstond daar dus wél. Op het moment dat dat gebeurde, kende de regio twee schriftsoorten: Egyptische hiërogliefen en Mesopotamisch spijkerschrift. Beide schriften zijn een mix van logogrammen (een teken is een heel woord; je spreekt van een ideogram als het teken een afbeelding is van wat het beschrijft), lettergreeptekens (in Mesopotamië) of medeklinkertekens (in Egypte), en tekens die een aanwijzing geven hoe het teken ernaast te interpreteren (determinatieven).
Haring: „Het alfabet uit de Sinaï kende alleen een kleine set tekens voor individuele medeklinkers. Omdat het geen klinkers had, kan je formeel eigenlijk ook nog niet spreken van een alfabet; zo’n medeklinkerschrift heet een abjad. Het cruciale verschil met spijkerschrift en hiërogliefen: er waren hier alleen maar tekens die één klank voorstelden. Dat was de revolutie.”
Petrie kwam zelf uiteindelijk niet verder dan de conclusie dat mijnwerkers onder invloed van hiërogliefen een eigen abjad-schrift hadden bedacht, zegt Haring. „Pas tien jaar later lukte het geleerden om er stukjes van te ontcijferen. Ze zagen overeenkomsten tussen de in de Sinaï gebruikte tekens en tekens uit een later alfabet uit Kanaän, zeg maar het huidige Libanon en Israël. Het kruisje uit de Egyptische inscripties bijvoorbeeld was daarin gestileerd tot de ‘t’, het watergolfje tot de ‘m’ en de handpalm tot de ‘k’.”
Een diepe keelklank
Letternamen uit het Oud-Hebreeuwse alfabet gaven wetenschappers ook nuttige aanwijzingen over de link tussen het schrift uit de Sinaï en latere abjads uit de Levant, zegt Haring. „Het Proto-Sinaïtisch gebruikte onder meer een karakter dat eruitziet als een runderkop. Dat doet denken aan het bijbelse Hebreeuws, waar je de letter alef hebt; dat woord betekent ook ‘rund’.”
Dit suggereerde dat het schrift uit de Sinaï gebruik maakte van het acrofonisch principe: de klankwaarde van het symbool wordt bepaald door de eerste klank van het woord dat het symbool afbeeldt. Als je met de klankwaarden uit het Oud-Hebreeuws aan de slag gaat, kun je stukjes van de Sinaï-teksten lezen, zegt Haring . „Zo ontdekten wetenschappers dat in de inscripties vaak het woord b’lt voorkwam – waarbij dat teken tussen de ‘b’ en ‘t’ staat voor een ‘a’-achtige diepe keelklank die wij niet goed kunnen maken, maar mensen die Arabisch spreken wel. Dat woord ba-alat – gevocaliseerd op zijn Hebreeuws – betekent meesteres. Het waren dus inscripties gericht aan Hathor, de godin van de tempel.”
Met deze ontdekking was het schrift niet definitief gekraakt. In tegendeel, zegt Haring, tot op de dag van vandaag zijn niet alle gevonden teksten, zo’n vijftig in totaal, ontsleuteld. „Je kan met kennis van semitische talen wel een goede gok doen, maar we zitten met rijen medeklinkers in een taal waarvan we niet weten hoe die precies gewerkt heeft.”
Over de herkomst van de mensen die deze teksten schreven bestaan verschillende hypotheses, zegt Haring. „Het zou kunnen dat het ging om gastarbeiders uit Kanaän, die hier in de mijnen samenwerkten met Egyptenaren. Maar het zouden ook mensen uit deze regio kunnen zijn die zich al enige tijd in Egypte bevonden en een hogere sociale status hadden. Veel hangt af van de tijd waarin je deze inscripties situeert.”
Hijzelf ziet het meeste in een datering van het schrift rond 1800 voor Christus, zegt Haring. „Met een vraagteken hoor, omdat we de teksten niet goed kunnen lezen. En in wat we wel kunnen lezen, zit geen enkele concrete historische link met welke Egyptische inscriptie dan ook. Maar rond 1800 wordt er in de Sinaï heel intensief gemijnd. En we hebben Egyptische teksten waaruit blijkt dat in deze tijd mensen uit de Levant in Egypte belangrijke posten bekleden, én deelnamen aan de Egyptische turkoois-expedities in de Sinaï. Dat gaat wel heel mooi samen met het verschijnen van dit schrift.”
Een brok kalksteen
Er zijn ook dateringen die het ontstaan van het Proto-Sinaïtisch plaatsen rond 1600 v.Chr., of zelfs rond 1300, maar daar gelooft hij niet in, zegt Haring. „Dat heeft te maken met een vondst die ik in 2015 heb gepubliceerd. Het gaat om een ostrakon, een brok kalksteen, die is gevonden in een grafveld bij Thebe, de Egyptische koningsstad. Dit voorwerp komt uit de vijftiende eeuw voor Christus en is de oudste alfabetische woordenlijst ter wereld. Het bevat tien niet-Egyptische woorden, deels geschreven met Proto-Sinaïtische tekens als het watergolfje voor de ‘m’ en een krul voor de ‘l’.”
Uit dezelfde tijd als Harings scherf komt een beschreven kam die is opgegraven in Israël – de Levant zelf dus. Archeologen publiceerden in 2022 de zin op de kam, die is geschreven in het Proto-Kanaänitisch, een sterk aan het Proto-Sinaïtisch verwant schrift: „Moge deze slagtand luizen uit hoofdhaar en baard verjagen.”
Later dan 1500 v.Chr. ontstond het alfabet dus zeker niet. Twee andere vondsten uit Egypte – ver weg van de inscripties in de Sinaï – worden door hun ontdekkers gedateerd rond 1800 v.Chr., net zoals de teksten bij de tempel van Hathor. Haring: „Als het Proto-Sinaïtisch of een daaraan verwant schrift inderdaad toen al zo wijdverbreid was, dan ligt het voor de hand dat het idee voor zo’n schrift nog ouder is. Misschien hebben migranten uit de Levant al eerder een soort abjad meegenomen en dat aangepast nadat ze Egyptisch schrift leerden kennen.”
Afgelopen week beweerde de Amerikaanse archeoloog Glenn Schwartz in een lezing dit eerdere abjad gevonden te hebben. Het gaat om tekens op kleicilinders uit een Syrisch graf uit 2400 v.Chr. – maar liefst zeshonderd jaar ouder dus dan de inscripties uit de Sinaï. Haring: „Die cilinders zijn niet nieuw; Schwartz heeft er al eerder over gepubliceerd. Toen was hij nog van mening dat ze niet alfabetisch waren. Ik ben benieuwd wat zijn mening heeft doen veranderen. Hopelijk publiceert hij er gauw over.”
Over het vroegste ontstaan van de schriftsoort is het laatste woord dus nog niet gezegd, maar het staat vast dat het alfabet in de loop van het eerste millennium voor Christus in de Levant gestandaardiseerd werd. Een belangrijke rol daarin speelden de Feniciërs. Deze inwoners van Libanese havensteden als Sidon, Tyrus en Byblos noemden zichzelf geen Feniciërs, maar zijn onder die naam wel als één volk in de boeken beland. Het waren handelaars die in elke haven rondom de Middellandse Zee te vinden waren.
Vanaf de elfde eeuw voor Christus brachten zij het schrift terug naar 22 tekens met een vaste, eenvoudige vorm en kozen ze voor één schrijfrichting: van rechts naar links. Hun buurvolk de Arameeërs namen in de negende eeuw v.Chr. dit schrift over en in de zevende tot de derde eeuw groeide het Aramees uit tot de lingua franca van het Nabije-Oosten. Het had in grote rijken de rol die het Engels nu vervult.
Vulkanen en opstanden
Eén van de schrifttypen die werden weggedrukt door het Aramees was het Oud-Hebreeuws, een ander Levantijns abjad dat uit het Proto-Kanaänitisch was ontstaan en waarin het Oude Testament geschreven is. Benjamin Suchard bestudeert in Leiden beide talen. „Dat het alfabet in deze regio zo aansloeg, heeft te maken met het instorten van schrijversopleidingen voor het spijkerschrift aan het einde van de Late Bronstijd”, zegt hij.
In deze periode, rond 1200 voor Christus, werd het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied geteisterd door een combinatie van klimaatproblemen, vulkaanuitbarstingen, interne opstanden en invasies van buitenaf. Hierdoor ging een aantal beschavingen ten onder. Suchard: „Mensen correspondeerden tot deze tijd met het spijkerschrift, dat uit zo’n 800 karakters bestaat, waarvan je er zeker 100 nodig hebt om ermee te kunnen communiceren. Het kostte behoorlijk wat tijd om dat te leren – meer tijd dan een schrift met slechts 22 tekens. Het was voor het alfabet in deze roerige periode dus makkelijker om te overleven.”
Het Fenicische gestandaardiseerde schrift was ook een abjad – logisch omdat het in semitische talen vooral de medeklinkers zijn die de betekenis van woorden bepalen. Suchard: „De wortels en veel voor- en achtervoegsels bestaan uit medeklinkers, terwijl de klinkers grotendeels voorspelbaar zijn.”
Toch voldeed het systeem van de Feniciërs kennelijk niet helemaal, want in het Aramese schrift verschenen vrij snel tekens die lange klinkers weergaven, zegt Suchard. „Daarvoor werden karakters van medeklinkers gebruikt: de ‘w’ voor ‘oe’ en ‘oo’ en de ‘j’ voor ‘ie’ en ‘ee’. Het Hebreeuws nam dat later over, maar het Fenicisch bleef streng alleen medeklinkers schrijven.”
De klinker deed pas definitief zijn intrede in het alfabet – dat dus toen pas écht een alfabet werd – in het klassieke Griekenland. Het Grieks is een Indo-Europese taal, net zoals het Sanskriet, Latijn en Nederlands. In deze talen is de klinker belangrijker om de betekenis van een woord te kunnen begrijpen dan bij semitische talen als het Hebreeuws en Arabisch: ‘kt’ kan in het Nederlands immers ‘kat’, ‘kot’ en ‘kit’ betekenen.
De huidige consensus onder kenners van het Oud-Grieks is dat het alfabet hier rond 800 v.Chr. zijn intrede deed. Volgens de Griekse historicus Herodotus (ca. 485 – ca. 425 v.Chr) kwam met de mythologische figuur Kadmos, de stichter van de stad Thebe, een groep Feniciërs mee die hun alfabet introduceerden. De Grieken voegden hier toen vrijwel meteen klinkers aan toe, omdat die nodig waren voor hun taal. De archeologie lijkt de komst van het alfabet in Griekenland inderdaad aanzienlijk ná het ontstaan van het Fenicische schrift te plaatsen: de tot nu toe gevonden Griekse alfabetische inscripties zijn drie eeuwen jonger dan die in de Levant.
Toch vermoedt Willemijn Waal, universitair hoofddocent Hittitisch in Leiden, dat het anders is gegaan. „Ik denk dat het concept van het alfabet al veel eerder vanuit de Levant naar Griekenland kwam, en dat het toen nog niet gestandaardiseerd was. Het idee is nu dat Griekenland na het verdwijnen van het Lineair B, een voornamelijk syllabisch schrift dat tot het einde van de Late Bronstijd (ca. 1200 v.Chr.) in gebruik was, tot ongeveer 800 v.Chr. in de zogenoemde Dark Ages leefde. Volgens mij is die ‘duistere’, schriftloze periode veel korter geweest.”
De eerste alfabetische inscripties van rond 800 v.Chr. die in het Grieks zijn overgeleverd, zijn verzen van Homerus en schunnige graffiti op rotsen en potscherven, zegt Waal. „Dat wijst erop dat het schrift al veel langer in gebruik was en wijder verspreid, want dit is niet het eerste soort teksten dat je verwacht bij een zonet geadopteerd schrift. Er zullen andere, oudere teksten zijn geweest die werden geschreven op inmiddels vergaan organisch materiaal”
Ook opvallend: de vroegste Griekse alfabetische inscripties gebruikten soms lettervormen die niet lijken op die van het strak gereguleerde Fenicische alfabet, zegt Waal. „En de schrijfrichting ligt nog niet vast, maar gaat alle kanten op. Uiteindelijk kiezen de Grieken ervoor om van links naar rechts te schrijven – de tegenovergestelde richting van het Fenicische alfabet dus.”
In totaal zijn er in Griekenland van begin af aan 33 verschillende, regionale alfabetten te onderscheiden, aldus Waal. „Is het dan logisch om te stellen dat de Grieken een kant-en-klaar Fenicisch alfabet overnamen, of ligt het meer voor de hand dat handelaren uit de Levant een eerdere, nog niet gestandaardiseerde variant van het alfabet meebrachten, dat vervolgens op verschillende plekken in gebruik is genomen en aangepast? Ik denk het laatste.”
Waal geeft toe dat haar theorie met scepsis werd onthaald. „Maar de archeologie heeft de afgelopen twee jaar interessante ontdekkingen opgeleverd die erop duiden dat de datering van de Griekse Dark Ages misschien niet klopt.”
Je trekt toch het Griekse alfabet van zijn sokkel
Het gaat hier om de afbakening van de laat-geometrische periode, zo genoemd vanwege de toen populaire decoratiestijl van aardewerk. Waal: „Nieuwe koolstofdateringen wijzen erop dat deze fase niet rond 800 v.Chr. begon, maar misschien wel 100 of 150 jaar eerder. En dit is precies de periode waarin we de eerste alfabetische teksten zien. Als we de laat-geometrische periode vroeger laten beginnen, moeten we dat ook doen met deze inscripties.”
Het Grieks is ook niet de moeder van alle andere alfabetten met klinkers, vermoedt Waal. „Denk aan het Karisch en Frygisch uit Anatolië of het Etruskisch uit Italië. Dat zijn misschien wel geen dochters van het Grieks, zoals nu wordt aangenomen, maar zusjes, die zich tegelijkertijd hebben ontwikkeld vanuit een nog niet gestandaardiseerd moederalfabet met klinkers.”
Waal begrijpt waarom haar theorie bij sommige wetenschappers op weinig enthousiasme kan rekenen. „Je trekt toch het Griekse alfabet van zijn sokkel als het schrift dat aan de basis lag van de westerse beschaving. Maar ja, dat idee is bijna een eeuw oud en komt uit een periode dat Europa werd gezien als superieur ten opzichte van de rest van de wereld. Daar mag je nu best vraagtekens bij zetten. Ik zit in de laatste ronde met een aanvraag voor een VICI-onderzoeksbeurs bij NWO, en ik hoop dat ik de kans krijg om dat de komende jaren te gaan doen.”
Michiel: „We hebben elkaar ontmoet op een datingapp.”
Karolayne: „Toen hebben we meteen dezelfde dag afgesproken. Dat was op 22 december 2018. Die datum hebben we nu allebei op onze arm getatoeëerd.”
Michiel: „In die tijd ging ik elke vrijdagavond zwaar op stap. Het hele weekend was ik er nog brak van en zelfs maandag en dinsdag was ik nog niet echt fit. Daar ben ik mee gestopt toen ik Karolayne leerde kennen. En twee jaar later ben ik helemaal gestopt met alcohol drinken. Dat bevalt ontzettend goed. Ik denk niet dat ik anders mijn bedrijf zo had kunnen opbouwen. Ik heb nooit meer ergens spijt van omdat ik elke beslissing met een heldere geest neem. Vroeger zat ik misschien op 70 procent van mijn potentie, nu op 120 procent. En vind je mij saai geworden?”
Karolayne: „Helemaal niet. Je hebt meer energie. Vroeger lagen we het hele weekend op de bank. Nu gaan we vaker wandelen of een weekendje weg.”
Michiel: „We wonen in Almere. Dat bevalt ons heel goed.”
Karolayne: „Het is hier net een dorpje. We hebben heel goed contact met de buren. Er wonen hier heel verschillende soorten mensen.”
Michiel: „Amsterdammers. Mensen uit het Gooi. Expats.”
Karolayne: „Indiërs. Surinaamse mensen.”
Michiel: „Het zijn natuurlijk allemaal Vinex-wijken. Maar het centrum is best leuk. En je hebt hier strandtenten aan het water. We gaan vaak naar HarborHouse in Almere Duin. Of gewoon naar Amsterdam.”
Karolayne: „Ik ben geboren in een dorpje midden in Brazilië. Woon nu ruim zes jaar in Nederland. Het leven is hier beter. In februari is mijn moeder ook overgekomen. Ze woont nu bij ons in de buurt. Ze is blij en helpt ons overal mee.”
Michiel: „Zodra ze binnen is begint ze al de vaatwasser in te ruimen.”
Karolayne: „Ze kookt vaak voor ons en helpt ons met onze zoon Thor (3) en dochter Ayla (1).”
Kunst en muziek
Michiel: „Ik had lange tijd een kunstgalerie in Antwerpen en was zanger in een rockband. Via kunst en muziek raakte ik vertrouwd met social media als promotiemiddel. Sinds 2019 heb ik het marketingbedrijf YouLynq.me, samen met mijn broer. We zijn gespecialiseerd in het inzetten van LinkedIn voor bedrijven, meestal via personal branding van founders en directeuren. Ideaal is als iemand een reputatie kan opbouwen als specialist op een bepaald onderwerp. Wat ik echt leuk vind is bedenken hoe je een post viral kunt laten gaan voor een klant. We zijn begonnen aan de keukentafel en hebben nu 25 werknemers. Mijn moeder werkt ook in ons bedrijf, zij doet de financiën.”
Karolayne: „Ik heb ook vier jaar marketing gedaan voor YouLynq.me, maar nu even niet, sinds onze tweede er is.”
Michiel: „Hoe het huishouden bij ons verdeeld is? Níét! Ik werk 14 uur per dag en Karo doet bijna alles in huis. Mijn papadag is dinsdagmiddag, maar dat is de afgelopen anderhalf jaar niet gelukt.”
Karolayne: „Als er ’s nachts een kind wakker wordt ben ik degene die eruit gaat. En soms doet hij wel wat voor de kinderen, maar dan doet hij het niet hoe ik het wil. Dus dan doe ik het liever zelf.”
Michiel: „Maar ik doe wel de tuin.”
Karolayne: „Vroeger werkte ik in een winkel. Dan spreek je de hele dag veel mensen. Nu ben ik de hele dag thuis en zie ik alleen de kinderen. Maar misschien als Ayla vijf is kan ik weer wat meer de deur uit.”
Michiel: „Ik ben bijna altijd met mijn werk bezig. Soms krijg ik halverwege een film een idee en klap ik de laptop weer open.”
Karolayne: „Soms denk ik wel: het is nu weekend, dus nu moet je echt even die telefoon en die laptop wegdoen. En gewoon even chillen, kletsen, leuke dingen doen. Maar ik begrijp ook dat Michiel dat niet altijd kan. Ik vind het wel fijn als hij thuis werkt. Vorige week was hij drie dagen thuis. Dan kan je toch even tussendoor knuffelen of kletsen.”
Michiel: „Ik doe weleens twee dagen tranquilo. Dan werk ik evengoed door, maar dan thuis en met minder afspraken. Maar dat komt niet vaak voor. Want ik vind het beter op het werk te zijn, om collega’s positief te kunnen beïnvloeden.”
Karolayne: „In Brazilië werken mensen ook heel hard, maar ze kunnen ook heel goed feesten.”
Michiel: „Soms in de zomer zet ik de barbecue aan. Als Karolayne dan twee, drie telefoontjes pleegt staat hier binnen no time vijftien man in de tuin. Zo gaat het ook in Brazilië. Ze lopen daar de hele dag de deur plat bij elkaar.”
Voedselpakketten
Karolayne: „We zijn al vijf of zes keer op bezoek geweest in mijn oude dorp. En we hebben vier jaar lang projecten gedaan met de lokale supermarkt voor voedselpakketten. We hebben veel gezinnen geholpen. Het is heel emotioneel. Je kunt kinderen heel blij maken met een drankje of een snoepje.”
Michiel: „Het is heel dankbaar. Misschien gaan we over tien jaar wel daar wonen. Als we financieel onafhankelijk zijn. Dan verbranden we onze schepen, laten we de hectiek achter ons en gaan we daar kokosnoten plukken.”
Karolayne: „Voor mij is het belangrijkste dat Thor, die autistisch is, goede zorg krijgt. Verder maakt het me niet uit waar we wonen.”
Michiel: „Wie weet is het daar beter voor hem. Relaxter. En iedereen zorgt daar voor elkaar.”
Karolayne: „Als ik in Brazilië ben mis ik Nederland. Misschien zouden we in de winter in Brazilië moeten wonen en in de zomer in Nederland.”
„Conflict tussen verschillende ministeries frustreert de verduurzaming van de Nederlandse industrie”, zo schrijven collega’s Milo van Bokkum en Rosa Uijtewaal.
„Fundamenteel andere ideeën over de vergroeningsafspraken met grote uitstoters als Yara en Dow Chemicals, heeft meermaals geleid tot discussie tussen Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW), en tot verwarring bij bedrijven. Dat blijkt uit documenten over deze zogeheten maatwerkafspraken die NRC opvroeg met een beroep op de Wet open overheid (Woo).”