Hoe help ik mijn gepeste dochter?

Opgevoed Elke week legt Annemiek Leclaire een lezersvraag voor aan deskundigen.

Illustratie Martien ter Veen

Moeder: „Mijn dochter (31) is tussen haar achtste en vijftiende jaar gepest. Ze was jongensachtig, hield niet van meisjeskleding, en werd daar belachelijk om gemaakt. Ze was een vrolijk, open en gezellig kind, maar werd gaandeweg steeds onzekerder en somberder. Ze wilde er thuis destijds absoluut niet over praten, en wilde ook niet naar een andere school. Ik ben keer op keer naar de mentoren gegaan. Sprak de ouders van die pesters aan: allemaal ‘keurige’ huisvadertjes en -moedertjes die ontkenden dat hun kinderen pestten. Toen ze 15 was kwam er een meisje in haar klas dat ook eenzaam was. Met twee anderen vormden ze een vriendinnengroepje, toen hield het op.

Ze heeft tegenwoordig een werkomgeving waar ze wordt gewaardeerd, en een stabiele relatie, maar de gevolgen blijven merkbaar. Ze heeft niet veel vriendinnen en voelt zich snel buitengesloten. Ik vraag me achteraf af of ik het juiste heb gedaan. Had ik haar niet veel eerder naar een andere school moeten sturen? Hoe had ik de effecten van pesten kunnen verzachten?”

Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.) Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]

Jezelf vergeven

Ron Scholte: „Het verplaatsen van een kind naar een andere school voorkomt niet altijd dat het daar alsnog gepest wordt. Het kan zijn dat kinderen door de pestervaringen zo stil en verlegen zijn geworden dat ze opnieuw een makkelijk slachtoffer worden. Er zijn theorieën die zeggen dat kinderen die pesten in een nieuwe groep onmiddellijk pestgedrag vertonen en op basis van de reacties meteen één kindje eruit pikken. Als u uw dochter tegen haar wens van school had gehaald, en ze ook daar weer gepest zou zijn, had u zich mogelijk nog schuldiger gevoeld.

„U weet niet of u tekort bent geschoten. Soms kan een vraag van een ouder die met een snauw beantwoord werd, door het kind toch als heel waardevol zijn ervaren.

„Een kind heeft het recht thuis niet over nare ervaringen te praten. Ouders kunnen in die weinige ruimte toch het een en ander doen. Bijvoorbeeld zeggen: ‘Als je erover wilt praten, sta ik voor je klaar, en zal ik doen wat nodig is om je te ondersteunen.’ Ook blijft het belangrijk uit te dragen: ‘Je mag zijn zoals je bent. Ga niet aan jezelf twijfelen omdat je gepest bent.’”

Ervaringen delen

Ruth Van der Hallen: „Uit onderzoek blijkt dat kinderen die gepest zijn tot wel veertig jaar later klachten kunnen ervaren, zoals een gebrek aan zelfvertrouwen, of faalangst. Daarentegen zijn er vaak ook positieve effecten, zoals een verhoogd inlevingsvermogen in hoe anderen zich voelen.

„Het is verleidelijk om, vaak vanuit schaamte, die eerdere pestervaringen in het verleden te laten. Toch blijft het belangrijk om deze ervaringen te delen met mensen om ons heen bij wie we ons op ons gemak voelen. Zo voorkomen we dat, door het verbergen van een wezenlijke ervaring, we ons opnieuw buiten de groep geplaatst voelen. Ook zijn er (online) lotgenotengroepen voor volwassenen die gepest zijn, bijvoorbeeld via het Kenniscentrum Omgaan met Pesten.

„Ditzelfde geldt voor u. Als moeder van een gepest kind draagt u een verdrietige ervaring met u mee. Ook u kunt hulp zoeken om daarin voor uzelf wat rust te vinden.”

„Met de kennis van nu is het altijd makkelijk praten wat we als opvoeders anders hadden kunnen doen. Veel ouders twijfelen achteraf of ze de juiste keuzes hebben gemaakt. Ook dat zou een mooi gespreksonderwerp zijn om met vrienden- of familie te bespreken. ‘Laten we eens praten over wat we anders hadden willen doen.’ Zo staat ook u er misschien wat minder alleen voor.”

Ruth Van der Hallen is psycholoog en universitair docent Klinische Psychologie bij Erasmus Universiteit Rotterdam. Ron Scholte is hoogleraar orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit. Hij doet onderzoek naar pesten.