N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
David Foster Wallace Met zijn speech Dit is water wilde de Amerikaanse schrijver de jeugd zijn kernwaarden voor een empathisch leven uitdragen. Een kritisch zelfbewustzijn was daarbij belangrijk.

Op 21 mei 2005 – drie jaar voor hij uit het leven stapte – hield de Amerikaanse schrijver David Foster Wallace een speech voor pas afgestudeerden van een Liberal arts-opleiding aan Kenyon College, Ohio. Dit was ná 11 september 2001, een dag waarop de geschiedenis een oplawaai kreeg die nog lang zou naijlen, maar vóór een breder besef van het morele failliet van het kapitalisme, vóór de richtingenstrijd over klimaatcrisis en pandemie, vóór de opkomst van sociale media en de teraardebestelling van het publieke debat. Oftewel: een andere tijd. ‘Dit is water’, zoals de titel van de speech luidde, paste in de traditie van arrivés die gediplomeerden met licht verteerbare levenswijsheden een behouden vaart komen wensen. Maar Wallace (1962-2008) moet die dag aan iets wezenlijkers hebben geraakt. De speech werd clandestien tig keer gedeeld, in Dave Eggers’ The Best American Nonrequired Reading (2006) opgenomen, en in 2009, kort na Wallace’ dood, in boekvorm gepubliceerd.
Wallace, essayist en schrijver van de zwaarlijvige postmoderne roman Infinite Jest (1996), was een unieke figuur. Een getalenteerde tennisser die een getalenteerdere schrijver bleek. Kind van intellectuele, maar gevoelsarme ouders. Een cerebraal mens die het nihilisme en de metafictie van zijn vroege voorbeelden verwierp, en in toenemende mate op zoek ging naar oprechtheid, naar een levenshouding gespeend van de aangeleerde ironie die zijn tijdgenoten tot kunst en tot geestelijke doodsrochel hadden verheven. Een verliteratuurd wezen dat gerust hele dagen voor de tv kon zitten vegeteren, om zich in essays vervolgens omstandig zorgen te maken over de op verslaving en consumentisme gerichte cultuur die door dat medium werd gevoed. Wat moet Wallace wel niet gedacht hebben van onze tijd? De opkomst van AI, de bandeloosheid van techbedrijven, de onbehouwen omgangsvormen van schreeuwers die stropoppen ophoesten, de woekerende desinformatie, het zou hem allemaal de stuipen op het lijf hebben gejaagd. En toch sluit ik niet uit dat hij druk getwitterd zou hebben… met de boodschap dat Twitter gif is.
Met Dit is water, een speech waar de spreker nogal tegenop had gezien, had Wallace zijn kernwaarden voor een empathisch leven willen uitdragen. Zou diezelfde tekst – nu beschikbaar in een opgefriste Nederlandse vertaling van Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre – de hedendaagse lezer nog iets te zeggen hebben?
Parabel
Het begint met een parabel. ‘Twee jonge vissen zijn rustig aan het zwemmen als ze een oudere vis tegenkomen, die de andere kant op zwemt. De oudere vis vraagt met een knikje: ‘Môge, jongens, lekker water?’ De jonge vissen zwemmen nog een stukje door, maar dan kijkt de een de ander aan en vraagt: ‘Wat is in godsnaam water?’’
Oftewel (en Wallace erkende direct het banale van deze vaststelling): er zijn dingen zó alomtegenwoordig dat je ze niet meer opmerkt. Het ligt voor de hand aan het kapitalisme te denken, maar Wallace had een manier van denken op het oog die hij onze standaardinstelling noemt, een mengvorm van onderbuik, groupthink en narcistische zelfovertuiging. Een gerieflijke en tegelijk destructieve modus die iedereen bij anderen herkent, maar zelden bij zichzelf.
Wallace hield zijn jeugdige gehoor voor alert te zijn op eigen ‘arrogantie, blinde zekerheid, bekrompenheid die doet denken aan een zo totale gevangenschap dat de gevangene niet eens doorheeft dat hij is opgesloten’. Wat je in je studententijd zou moeten leren, zei hij, is denken. Niet wát je moet denken, maar waaróver, en vanuit welke houding. Voor hem betekende dat ‘een beetje minder arrogant zijn, beschikken over een zeker ‘‘kritisch bewustzijn” van mezelf en mijn zekerheden… want een enorm groot percentage van alles waarvan ik doorgaans automatisch zeker ben, blijkt helemaal niet te kloppen en is misleidend’. Ook betekende het een barmhartigheid die alleen haalbaar is als je de aangeboren neiging bedwingt jezelf als middelpunt van het universum te zien. Wat lastig is, want ‘de gedachten en gevoelens van andere mensen moeten altijd op de een of andere manier op je overgedragen worden, terwijl die van jezelf rechtstreeks, onontkoombaar, werkelijk zijn’.
Dit zijn geen wereldschokkende inzichten. Maar ze lijken voor deze tijd zeer toepasselijk. Al bekroop me direct de gedachte dat het veel lastiger is geworden naar die inzichten te leven. Wie durft, in een tijd waarin tegenpolen zich in bastions van eigen gelijk hebben teruggetrokken, bubbels waarin leerstellingen tot waarheden en vijandbeelden zijn uitgehard, nog de zachte plekken in het eigen pantser te tonen? Wie durft blijk te geven van intellectuele twijfel, wanneer wantrouwen, verkettering en verstoting de maat zijn? Wie wil de ander nog tegemoet komen? Ontmoeten? Want wie het durft – ik hoop zo iemand te zijn – riskeert een prijs.
Endemische oorlog
Je zou kunnen zeggen dat alleen door barmhartigheid de giftige dynamiek van de samenleving te doorbreken valt. Maar ik vermoed dat die ruimte pas werkelijk ontstaat als de infrastructuur van de polarisatie is afgebroken, een infrastructuur (sociale media voorop) waarmee vooralsnog te veel geld te verdienen valt, en te makkelijk horden kunnen worden opgejut. Ja, natuurlijk moet je je verplaatsen in iemand die qua omstandigheden, ervaringen en overtuigingen in weinig op je lijkt – voor een schrijver is dat zelfs een kernvaardigheid. Maar moet je je ook openstellen voor mensen die voorbij alle redelijke, te adstrueren grenzen zijn afgedreven? Die een bouwwerk van zelf-rechtvaardiging en eigen feiten hebben opgetuigd en in endemische oorlog met de wereld verkeren? Ik weiger klimaatontkenners, complotdenkers en graaikapitalisten te haten – reken een aantal op heel andere gronden zelfs tot mijn vrienden – maar ik geloof ook dat op veel vlakken de nood zozeer aan de man is dat actie ondernemen belangrijker is dan een beschaafd en potentieel verlammend agreeing to disagree.
Wat een omslachtige manier is om te zeggen dat ik het niet weet. Dat ik het ingewikkeld vind.
Voorafschaduwing
Wie Dit is water met de kennis van nu leest, ziet duidelijk dat er voor Wallace persoonlijk iets op het spel stond. De man die met medicatie en elektroshocks tegen depressies streed, en die naar eigen zeggen een bandana droeg om te voorkomen dat zijn hoofd ontplofte, zou zich uiteindelijk op 12 september 2008 achter zijn huis verhangen. In de speech zit een akelige voorafschaduwing van die daad. ‘Ongetwijfeld weten jullie inmiddels hoe ontzettend moeilijk het is om alert te blijven opletten en niet gebiologeerd te raken door de constante monoloog in je hoofd. Wat je nog niet weet is hoe groot de inzet van die strijd is. (…) Het is absoluut geen toeval dat volwassenen die zelfmoord plegen met een vuurwapen bijna altijd mikken op… hun hoofd. En in werkelijkheid zijn de meeste van deze zelfmoordenaars eigenlijk al een hele tijd dood voordat ze de trekker overhalen.’
Het geestdodende alledaagse
Treffend beschrijft hij het geestdodende van het alledaagse: hard werken, naar huis willen om uit te puffen, maar toch nog naar de supermarkt moeten, waar iedereen je in de weg lijkt te zitten… terwijl jij die anderen misschien wel evengoed in de weg zit. Hij heeft het over de negatieve energie die dat opwekt, en die zonder enige moeite op medemensen wordt geprojecteerd. Geen wonder dat die negatieve energie juist nu de spuigaten uitloopt – we lopen de mensen die ons ‘in de weg zitten’ voortdurend tegen het digitale lijf. Haten gaat vrijwel vanzelf, wist Wallace. Om die destructieve standaardinstelling te ontmantelen, is het zaak te beslissen wat je aanbidt. Wat je liefhebt. Geld? Roem? God? Je medemens? Kunst? Natuur? Het antwoord maakt nogal uit.
‘Wat is water?’ vroeg de vis. Hoewel we ons steeds bewuster worden van het maatschappelijke water, wil het met een kritische blik op de eigen gedachtenwereld niet erg lukken. ‘Hoe voorkom je dat je in je hele gerieflijke, geslaagde, gerespecteerde bestaan als volwassene in feite dood bent,’ vroeg Wallace zich af, ‘bewusteloos, een slaaf van je hoofd en van je standaardinstelling als iemand die op een unieke, absolute, vorstelijke manier alleen is, dag in, dag uit.’ Leren denken betekende voor Wallace leren hoe enige zeggenschap te houden over hoe en wat je denkt. ‘Genoeg weten en beseffen om te besluiten waar je aandacht aan besteedt en hoe je betekenis opbouwt uit ervaring.’
Een vis kan niet aan water ontkomen, dat is de zwakte van Wallace’ parabel. Of wel? Ooit bevond al het leven zich in zee, tot de eerste geleedpotigen en amfibieën op het droge kropen. Zonder evolutie was nooit iemand zich bewust geworden van water, en hoe gemakkelijk je erin kunt verdrinken.
Lees ook: David Foster Wallace is een held om te eren
