N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Indonesië Grof geweld tijdens dekolonisatieoorlogen wordt veroorzaakt door straffeloosheid en afwezigheid van politieke verantwoording. Dat is een conclusie uit recent onderzoek – naar een geschiedenis die nog steeds actueel is.
Telkens blijkt weer hoe complex de historische banden zijn tussen Nederland en zijn ex-koloniën. De relaties met de landen in het Caribisch gebied zijn zwaar belast door het slavernijverleden. En die met Indonesië zijn zo mogelijk nog gecompliceerder; de eeuwenlange exploitatie, koloniale oorlogen en slavernij, die ook daar aan de basis lagen van het ‘batig saldo’ van het wingewest, gaan schuil achter het bloedige einde van Nederlands-Indië. Die geschiedenis is zo ongemakkelijk dat ze meestal gehuld gaat onder een deken van vergetelheid.
Onder de oppervlakte broeit het oud zeer. En af en toe wordt dat zichtbaar. Zo verscheen half april Het pijnlijke afscheid van de Indische archipel een bundeling artikelen onder redactie van Bauke Geersing. Eerder publiceerde hij een rooskleurige studie over kapitein Raymond Westerling, berucht vanwege grote aantallen eigenhandig uitgevoerde buitengerechtelijke executies in Zuid-Sulawesi. Het nieuwe boek ontkent onder meer dat de Nederlandse krijgsmacht zich heeft schuldig gemaakt aan ‘wijdverbreid extreem geweld’, noemt welbekende excessen zoals in Zuid-Sulawesi en in Rawagede ‘succesvolle militaire operaties’ en ontkent dat er sprake was van een ‘(dekolonisatie)oorlog’.
Vergetelheid en desinformatie kunnen alleen bestreden worden door onderzoek van de geschiedenis. En dat gebeurt over dit thema door KITLV, NIMH en NIOD onder de titel ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië (1945-1950)’ (ODGOI). Het onderzoek, begonnen in 2017, produceert sinds een jaar een gestage stroom boeken. De meest recente titel Grof geschut. Artillerie en luchtstrijdkrachten in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog 1945-1949, het proefschrift van Azarja Harmanny, gaat over de rol die ‘technisch geweld’ speelde tijdens de Indonesië-oorlog.
Deze oorlog is een schoolvoorbeeld van een asymmetrisch conflict tussen een modern uitgerust leger en een tegenstander die soms met niet meer was bewapend dan een bamboespeer. Gevolg was dat aan Indonesische kant zeker 100.000 dodelijke slachtoffers vielen terwijl aan Nederlandse kant zo’n vijfduizend militairen omkwamen (waarvan ruim 2.100 door ziekte en ongelukken).
Eerdere onderzoeken veronderstellen dat de meeste dodelijke slachtoffers aan Indonesische kant werden gemaakt door het grof geweld van bijvoorbeeld kanonnen, houwitsers, zware mortieren, tanks, scheepsartillerie of vliegtuigbommen. Dat blijkt een stuk genuanceerder te liggen. Harmanny heeft nauwkeurig de hele ijzerwinkel die de Nederlandse ‘expeditionaire macht’ had meegesleept naar de Oost in kaart gebracht en achterhaald wat er zoal wanneer is verschoten. Ook heeft hij onderzocht hoe tijdens gevechten ‘vuursteun’, dus zware wapens, werd ingezet. Al met al komt hij tot de conclusie dat de veronderstellingen die altijd worden gemaakt over de dodelijkheid van het ‘grof geschut’ onjuist zijn, bijvoorbeeld omdat burgers vaak niet meer aanwezig waren in dorpen die getroffen werden door artilleriegranaten.
Lees ook dit verhaal over het onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië
Het bijzondere aan dit proefschrift is dat Harmanny militaire geschiedschrijving combineert met analyses van motieven, ethische en juridische aspecten van vuursteun, maar daar ook persoonlijke reflecties van veteranen en Indonesische ooggetuigen bij betrekt.
Beestachtig optreden
Harmanny was ook co-auteur van een artikel, weer over ‘technisch geweld’, in de eerder dit jaar verschenen bundel Empire’s Violent End onder redactie van Thijs Brocades Zaalberg en Bart Luttikhuis. Hierin vergelijkt een internationaal gezelschap van historici de dekolonisatieoorlogen van Nederland, Groot-Brittannië en Frankrijk met elkaar. Het thema is goed gekozen omdat mensen vaak de neiging hebben te verwijzen naar andere landen als het om beestachtig optreden gaat tijdens dekolonisatieoorlogen. Tegenover het extreem geweld van de Nederlanders komen dan de overtreffende trappen van de Britten in Kenia en de Fransen in Algerije. Even een spoiler: de vergelijking levert geen topdrie van meer of minder afschuwelijk postkoloniaal geweld op.
Het interessante van de bundel van Brocades Zaalberg en Luttikhuis is dat die uitzoomt en over de grenzen van het Indonesische conflict heen kijkt. De samenstellers stellen in hun inleiding dat extreem geweld in dekolonisatieoorlogen eigenlijk altijd samenhangt met straffeloosheid en het ontbreken van politieke aansprakelijkheid in de diverse landen.
Het gaat ook over het eeuwige Nederlandse debat of het extreme geweld van Nederlandse troepen nu een ongewenst effect was van falend leiderschap of juist het product van een bewust besluit om ‘voorbeelden te stellen’. Uiteindelijk gaat het erom, schrijven de samenstellers, dat het systeem dat het gebruik van extreem geweld mogelijk maakte, kennelijk ook gebaseerd was op bewuste afwegingen op een hoger, politiek, niveau.
Die Nederlandse focus op geweld ontbreekt aan Indonesische kant. Dat blijkt bijvoorbeeld uit ook recent verschenen andere deelstudies van het ODGOI-project waarbij Indonesische historici betrokken waren, wat automatisch leidt tot een verbreding van het perspectief. In het ene geval gaat het om een selectie, door de Indonesische historici Abdul Wahid en Yulianti, van relevant onderzoek uit de Indonesische historiografie: Onze revolutie. Bloemlezing uit de Indonesische geschiedschrijving over de strijd voor de onafhankelijkheid 1945-1949. Deze bloemlezing toont de ontwikkelingen binnen de Indonesische historiografie die aanvankelijk nogal gebukt ging onder ‘historici’ met sterren op hun schouders, zoals de oud-generaals Simatupang en Nasution. Maar de bundel bevat bijvoorbeeld ook het tegendraadse betoog van de eigenzinnige historicus Onghokham over de militaire mythe van de revolutie en de schaduw van de staatsbemoeienis onder toenmalig president Soeharto met de academische geschiedschrijving.
De andere titel, Revolutionary Worlds: Local Perspectives and Dynamics During the Indonesian Independence War, 1945-1949 bevat artikelen van Indonesische en Nederlandse historici. Doel van deze bundel is volgens de samenstellers, Roel Frakking en Abdul Wahid, om de breedte te tonen van de Indonesische revolutie. En om zo te laten zien dat er buiten Yogyakarta, waar de regering van de Republiek zetelde, ook nog andere dingen gebeurden.
Revolutionary Worlds is een diverse bundel over onderwerpen variërend van het benarde Nederlandse bestuur van de Javaanse stad Semarang na de oorlog, en het leven in die periode van Chinese of Indiase minderheden in Sumatraanse steden, of de rol van vrouwen en jongeren in de revolutie. Een artikel gaat over de uitzonderlijke geschiedenis van Depok, een district bij Jakarta waar nakomelingen woonden van slaven die in vroeger tijden waren vrijgelaten. Deze nazaten kwamen tijdens de Bersiap in het nauw.
Eilandenrijk
Het ODGOI-project, dat zelf langzamerhand ook de contouren van een eilandenrijk aanneemt, is nog niet afgelopen. Het komende jaar wordt nog een drietal onderzoeken verwacht; naar het optreden van de Nederlandse krijgsraden (De klewang van Vrouwe Justitia), de manipulatie van informatie tijdens de oorlog (Talen van geweld) en naar ‘de grimmige inlichtingenstrijd’ tussen Nederland en Indonesië (Tasten in het duister).
Niet alle tot nu toe verschenen titels ogen even spectaculair. Maar zelfs een bronnenpublicatie als Van Rij en Stam die onderzoeksrapporten naar ‘beweerde excessen’ uit de doofpot haalt, waar zij in 1954 in belandden, levert een schat aan informatie op.
Alles bij elkaar voldoende stof voor het gesprek dat in Nederland op gang komt over dit deel van het koloniale verleden. Maar bovendien heeft dit onderzoek een scherp randje; het debat in de Tweede Kamer over de samenvattende bundel Over de grens, die in februari 2022 verscheen, en over het regeringsstandpunt dat de Nederlandse krijgsmacht zich indertijd schuldig heeft gemaakt aan structureel extreem geweld, moet nog plaatsvinden. Het is een debat dat de actualiteit van deze geschiedenis onderstreept. En waarin de politiek eindelijk, na ruim zeventig jaar, verantwoordelijkheid kan nemen voor wat er toen misging.