N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Cobi van Baars Wat betekent het om een tweeling te zijn? En wat doet een adoptie met betrokkenen? In De onbedoelden bedoelt iedereen het goed, en toch wordt het nooit te zoet.
Hoop doet leven. En hoop doet lijden. Het is een van de belangwekkende thema’s in De onbedoelden, de vierde roman van Cobi van Baars (1967). Een echtpaar is compleet ‘murw gehoopt’ na jaren van ‘menstruaties en miskramen’. Ze hebben uiteindelijk een dochter gekregen via adoptie en verlangen nu, halverwege de jaren zestig, naar een tweede. Als het de Raad voor de Kinderbescherming, die ouderparen kiest om kinderen bij te plaatsen, behaagt… Het lijkt te veel gevraagd, ze durven het nauwelijks hardop te zeggen. Van Baars verwoordt dat mooi: ‘Hoop uitspreken vergroot hoop. Het is het uitkleden van je verlangen, het toelaten van het tekort.’
Hoop en houvast, tijd en toeval, voorbestemming en willekeur, de bemoeienis van vreemden, de kerk, instanties, nature en nurture en hoe de tijdgeest inzichten daaromtrent verandert: De onbedoelden is een buitengewoon boeiende, hecht gecomponeerde roman over dit alles en meer. Het schijnt op ware gebeurtenissen gebaseerd te zijn, iets waar de auteur een vernuftig spel mee speelt.
De roman speelt zich af diep in Limburg, waar de katholieke kerk tot diep in de vorige eeuw bepaalde dat alleen getrouwde vrouwen kinderen konden (en moesten) baren. In een zogeheten ‘doorgangshuis voor ongehuwde moeders’, naast de vroedvrouwenschool in Heerlen (dit alles bestond echt), krijgt een ‘gevallen meisje’ ongetrouwd dus, in 1967 een tweeling. Haar ogen worden tijdens de bevalling toegedekt. Ze mag haar dochtertjes geen moment zien of vasthouden, ze worden haar afgenomen voor adoptie. Haar kinderen worden gescheiden van elkaar geplaatst bij gezinnen, omdat de Raad voor de Kinderbescherming dat een goed idee vindt.
Weerbarstige werkelijkheid
Tot hun eenentwintigste weten de meisjes niet van elkaars bestaan, dan hoort een van de twee erover en gaat op zoek naar haar zus. Het is daar dat de roman begint, ware het niet dat vlak ervoor, op de eerste pagina ‘de verteller, de schrijver zo je wilt’ opduikt: ‘Niet met een verantwoording, oh nee, er valt niets te verantwoorden’, maar wel met een statement. ‘Losse brokken waarheid’ worden in het hierop volgende aaneengesmeed: dat jij, lezer, het maar weet.
Lees ook deze recensie van een vorige roman van Cobi van Baars
Gaande het verhaal duikt deze alwetende verteller-stem nog geregeld op. Het verhaal van De onbedoelden is, zoals elk verhaal, een construct, lijkt Van Baars te willen onderstrepen. De lezer wordt bewust gemaakt van ingrepen. Er gaan bijvoorbeeld twee verhaalfiguren uiteen waarna er staat: ‘wie zullen we nu eens volgen?’ Voor samenhang, voor grip op het verhaal, worden daarin keuzes gemaakt.
Bijzonder genoeg slingeren deze doorbrekingen van de ‘verhaalbelofte’ je er niet uit, het voelt daarentegen alsof je een verbondje krijgt aangeboden. Verteller en lezer worden als het ware gaandeweg een ‘wij’, net als de tweeling in het boek: je raakt betrokken. Grappig is het ook, omdat er bij grootscheepse onwaarschijnlijkheden bijvoorbeeld staat dat de verteller ‘schroom’ voelt: ‘Schroom om de weerbarstige waarheid hier verder te volgen. Niet omdat ze pijnlijk is, maar omdat ze ongeloofwaardig is. […] Stilte. De verteller kan niet anders dan de handen openen en de palmen tonen. Ik verzin dit niet.’ Waardoor je ermee akkoord gaat dat de verwikkelingen die volgen te mooi zijn om waar te zijn. Je gelooft het, je gaat erin mee.
De onbedoelden is een uitstekende, doordachte verkenning van wat het betekent, of zou kunnen betekenen, om een tweeling te zijn. Tweelingen gelden, zeker in de (jeugd)literatuur, haast als magisch, omdat ze elkaar zonder woorden begrijpen, voelen wat de ander voelt, in symbiose leven. Toch? Geldt dat ook als je plotseling een tweelingzus krijgt voorgeschoteld?
Wat ís een tweelingzus eigenlijk: een tegenvoeter? Een bondgenoot? Een schaduw, een ‘vriendinnerig dubbelzusje’, duplicaat, rivaal, steun? Wat gaat het tweelingschap voorstellen? Kunnen de meisjes zich, eenmaal herenigd, nog uniek weten? Of vallen ze voortaan samen, is hun ontmoeting een terugreis naar de ‘volstrekte gelijktijdigheid’ van samen in een baarmoeder zitten: ‘Jij draait, dus ik draai’?
Moederliefde die implodeert
Het klikt tussen de tweelingzussen, aanvankelijk is er blije herkenning, van motoriek, knoken, knieën, maar er is ook lichte spanning tussen beiden. Van Baars laat het niet tot een conflict komen, maar tussen de regels door is wel duidelijk dat echt ‘van jezelf’ zijn er dan niet meer bij is. Een tweeling zijn is leven in een vergelijking. Wie is ‘de krachtige’ en wie de ‘meer timide’? Hoe kan het dat de een in een fijn gezin is opgegroeid en de ander niet? Krijg je wat je aankunt of wat je verdient?
Het alwetende, caleidoscopische vertelperspectief maakt dat Van Baars inzicht kan geven in de gedachtewereld van alle personages, ouders, partners, zussen en de meisjes zelf: je kunt je in iedereen verplaatsen. Haar vorige roman Branduren (2020) kende een soortgelijk procedé: vanuit een wisselperspectief werd de uitwerking van een en hetzelfde trauma op een familie onderzocht. In samenhang, maar ook per individu, beschreef Van Baars de uiteenlopende reacties en naturen van de familieleden. Destijds waren de beslommeringen van de een wat sterker verwoord dan de ander, in de ik-persoon. Ditmaal kun je je in alle figuren verplaatsen, ze allemaal evenzeer volgen.
De afwisseling geeft De onbedoelden vaart en houdt het spannend. Even indringend en doordacht als over het tweelingschap schrijft Van Baars over adoptie. Bijvoorbeeld vanuit de adoptiemoeder: ‘Een kindje dat je redde. Een kindje dat jou redde, dat ook. […] Alsof [het] moederschap ter plekke geboren werd. Zij weliswaar niet het kind ter wereld bracht, maar het kind wel de moeder.’
Wat een geluk. Te zoet wordt het niet, want de andere adoptiemoeder lukt het juist niet zich open te stellen voor het kind. Haar moederliefde ‘implodeert’, als ze de baby overhandigt krijgt van een kille non. En zoiets geldt ook voor haar man, de nieuwbakken vader. Dit beschrijft Van Baars net zo inzichtelijk als het tegenovergestelde.
Er valt daarbij ook nog veel te gissen, er is veel om op door te denken. Waarom krijgen beide tweelingzussen (vooralsnog) zelf geen kinderen? Het is geen onderwerp, zelfs niet als ze jaren ouder zijn. En waarom klampt de een zich sinds haar veertiende aan haar partner vast, waar de ander moeite heeft zich te binden?
In De onbedoelden bedoelt iedereen alles goed, maar gaat er een hoop mis. Wel komt verbluffend veel alsnog goed: de meisjes slagen erin een groot deel van hun herkomst en prille geschiedenis te reconstrueren. Toch is nadrukkelijk niet alles oplosbaar: de ‘geboortemoeder’ van de tweeling is doorgedraaid en wankel gebleven, na het trauma, niet in staat alsnog warm contact te maken met haar dochters. Dat is hartverscheurend. De biologische vader intussen, die in Griekenland onbekommerd zijn leven leefde, kan zijn kinderen alsnog in de armen sluiten, al probeerden ook in zijn geval anderen dat wel te voorkomen.