H.J.A. Hoflands Tegels lichten laat zien dat hooghartige politici en volgzame journalisten van alle tijden zijn

Recensie

Journalistiek Vijftig jaar geleden publiceerde H.J.A. Hofland Tegels lichten, waarin hij de Nederlandse politiek en pers fileerde. Een jubileumdruk laat zien hoe actueel dat boek is.

Henk Hofland in zijn werkkamer in Amsterdam in 2007.
Henk Hofland in zijn werkkamer in Amsterdam in 2007.

Foto Vincent Mentzel

Twintig jaar na zijn dood stond Joseph Luns, oud-minister van Buitenlandse Zaken en voormalig secretaris-generaal van de NAVO, dinsdag ineens weer op de voorpagina van deze krant. Aanleiding was de openbaring van zijn BVD-dossier. Het ene schandaal na het andere kwam boven water, met diefstal van rijksmeubilair, geheime bankrekeningen, SM-seks en illegale wapenhandel als hoogtepunten. Indertijd zwegen de autoriteiten over Luns’ laakbare activiteiten, terwijl die genoeg aanleiding gaven om hem tot opstappen te dwingen.

Dat Luns mocht aanblijven, had er alles mee te maken dat met hem als NAVO-topman Nederland een internationale positie van betekenis bekleedde. En dat was belangrijker dan een corrupt lid van de elite.

Opmerkelijk is nu dat journalist H.J.A. Hofland (1927-2016) in zijn vijftig jaar geleden verschenen en nu heruitgegeven Tegels lichten over precies diezelfde problematiek van de elkaar dekkende elite schreef. In zijn analyse van de naoorlogse samenleving herken je niet alleen de bestuurders die zich blind houden voor de werkelijkheid als het nationaal belang in gevaar is, maar ook de volgzame pers die hetzelfde doet, vooral waar het over het koningshuis gaat.

Tegels lichten is nog altijd zeer actueel. Denk aan de Toeslagenaffaire, die zonder Tweede Kamerleden Pieter Omtzigt en Renske Leijten en journalisten van RTL Nieuws en Trouw misschien nooit zo’n grote aandacht had gekregen als nu.

Hofland richt zich met name op de gebeurtenissen in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog. In navolging van Menno ter Braak laat hij zien hoe naïef, braaf en vooral wereldvreemd de Nederlandse politici toen waren. Op grond van hun zeven vinkjes meenden zij alles beter te weten en vonden ze hun aanspraak op de macht vanzelfsprekend. Dat ze kennis van zaken zouden moeten hebben kwam niet in hen op. De gevolgen van die houding waren isolationisme en zelfoverschatting.


Lees ook dit interview met Hofland: ‘Ik was de jongen van de knipsels’

Poetins oorlogszucht

Die wereldvreemdheid zag je volgens Hofland al toen in 1940 de regering de waarschuwingen van generaal-majoor G.J. Sas voor een Duitse inval in de wind sloeg. Sas, die militair attaché op de Nederlandse ambassade in Berlijn was, werd zelfs tot op 9 mei 1940 voor gek verklaard. Hitler zou de Nederlandse neutraliteit nooit durven schenden. De westerse naïviteit over Poetins oorlogszucht wordt er door geëvenaard.

Na de Tweede Wereldoorlog begon de elite met de restauratie van Nederland en deed alsof er niets veranderd was. Hoogstens moest volgens sommige politici en koningin Wilhelmina het parlement tijdelijk worden uitgeschakeld om de orde te herstellen.

Het is pijnlijk en vermakelijk om te zien hoe Hofland de onkunde van de Nederlandse politici tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië fileert. Of het nu gaat om Drees, Romme, Van Mook of Beel. De enige politicus van allure is in zijn ogen de liberale minister van Buitenlandse Zaken mr. D.U. Stikker, die als enige leek te beseffen dat alleen door met Soekarno te onderhandelen een oplossing voor het conflict gevonden kon worden. Maar net als naar Sas in 1940 werd in 1948 niet naar de realistische Stikker geluisterd, ook niet door de journalistiek die weinig behoorlijks over de kwestie publiceerde.

Dat Nederland niets geleerd had van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog bleek tijdens de dekolonisatie van Nieuw-Guinea. Krampachtig werd vastgehouden aan deze laatste kolonie in de Oost. Zelfs premier Drees verdedigde de plichten van de Nederlanders jegens de Papoea-bevolking. De katholiek Romme en de liberaal P.J. Oud krijgen nog meer met de karwats van Hofland. Zij leden aan een ‘monumentale vorm’ van zelfsoverschatting: ‘Hun gedachtenwereld heeft een pathologische kant omdat iedere kritiek uit de buitenwereld direct als een manoeuvre te kwader trouw wordt beschouwd, waartegen extra verzet geboden was.’


Lees ook deze recensie: Waarom Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië nooit werden vervolgd

Zieke prinses

Hoe volgzaam de pers in die jaren was blijkt uit de door Hofland behandelde affaire rondom mr. F.M.A. Schokking, de naoorlogse burgemeester van Den Haag. Tijdens de Duitse bezetting had hij als burgervader van Hazerswoude een Joodse familie aan de SD uitgeleverd, volgens eigen zeggen omdat hij meende dat de Duitsers een valstrik voor hem hadden opgezet. Het Haagsch Dagblad kwam in 1956 met de onthulling, maar werd door politieke leiders en andere kranten weggehoond. Een gezelschap vooraanstaande juristen meende zelfs dat openbaarmaking van de zaak schade zou toebrengen aan zowel het ambt van de burgemeester van Den Haag als aan de persoon Schokking.

Maar het treffendste voorbeeld van wereldvreemd, regentesk gedrag is de door Hofland met veel humor geschilderde affaire rond gebedsgenezeres Greet Hofmans. In de jaren vijftig verwierf zij grote invloed aan het hof, toen zij de zieke prinses Christina leek te kunnen genezen. Op sarcastische toon beschrijft hij hoe ‘onder de rieten daken, om de open haardvuren’ in ‘Aerdenhout, Kralingen, Wassenaar of sommige delen van het Sticht of het Gooi’ een intens geestelijk leven bloeit, waar aan de thee met een wolkje Madame Blavatsky en Krishnamurti ‘de tot contemplatie geneigde bewoners uit de streek’ bijeen komen ‘om discussies te voeren over de morele crisis in de de wereld en wat daaraan gedaan kan worden’. Hofland laat zowel van Hofmans’ magische krachten als van haar volgelingen weinig heel en ziet haar als ‘aanstichtster van intriges, die alle in onheil eindigen’.

Als Der Spiegel in 1956 met de eerste onthulling over Hofmans’ pacifistische invloed op Juliana komt, voorkomt het kabinet dat het Duitse weekblad in Nederland gedistribueerd wordt. En weer is het Stikker die Hofmans doorziet en officieel afstand neemt van de door haar geïnspireerde, verwarde toespraken van Juliana tijdens haar bezoek aan de VS.

De meeste kranten, het Algemeen Handelsblad voorop, gedroegen zich als hermelijnvlooien. Alleen Het Parool durfde de pacifistische wartaal van Juliana te bekritiseren. Het leverde de krant een stortvloed aan beschuldigingen van republikeinse sympathieën op.

Ook Hoflands hoofdstuk over de Koude Oorlog is nog altijd de moeite waard. Al was het maar omdat hij laat zien dat de ‘radicale revisionisten’ die in die jaren begrip hadden voor de wens van Stalin om invloedssferen in Midden- en Oost-Europa te hebben, niet verschillen van hen die het nu voor Poetin opnemen.

Alleen al door zulke vergelijkingen heeft Tegels lichten na vijftig jaar nog altijd niets aan actualiteit verloren. Dat blijkt ook uit het in de herdruk van 1986 opgenomen hoofdstuk ‘De bananenmonarchie’. Hierin beschrijft Hofland hoe de volgzame, burgerlijke samenleving van Drees na 25 jaar een kleptocratie kon worden. In feite bleef ondanks de protestbeweging van de jaren zestig het bestel, weliswaar gebutst, gewoon gehandhaafd. De gewone man was getemd door de sterk toegenomen welvaart, zijn interesse voor politiek verdrongen door wat de televisie hem dicteerde over de consumptiemaatschappij. Als je dat leest is het alsof die woorden gisteren zijn geschreven.


Lees ook: De necrologie van H.J.A. Hofland die Hubert Smeets schreef