Na de veelbesproken film is de vraag relevant: wie was Marilyn Monroe in de ogen van schrijvers?

Recensie

Film

Marilyn Monroe De veelbesproken film Blonde over Marilyn Monroe is gebaseerd op een roman van Joyce Carol Oates. Hoe schrijft een auteur als Oates over de iconische actrice? En hoe deden Arthur Miller en Norman Mailer dat eerder?

Actrice Marilyn Monroe op locatie op verschillende plekken op en rond de filmset van Bus Stop (1956), in Phoenix, Arizona.
Actrice Marilyn Monroe op locatie op verschillende plekken op en rond de filmset van Bus Stop (1956), in Phoenix, Arizona.

Foto Archive Photos/Getty Images

Niet kijken nu. Vergeet haar amandelvormige ogen, haar dot peroxideblond haar, haar lieve giechel en huppelende loopje. Vergeet ‘Marilyn’. Wie wás deze vrouw, deze actrice, al ruim zestig jaar dood en nog steeds alomtegenwoordig? Waarom hebben alle aan haar gewijde (tv-)films, biografieën en discussies haar nauwelijks dichterbij gebracht? En waarom blijven we naar haar op zoek?

2022 was een Marilyn-jaar; het zoveelste. In september beleefde de film Blonde zijn langverwachte première op Netflix: een drama van 167 minuten waarin de Australische regisseur Andrew Dominik ‘zijn’ Marilyn groots en visueel eclectisch tentoonstelde, met actrice Ana de Armas als goed gelijkende buikspreekpop. Bij het publiek werkte de film als een splijtzwam. ‘Traumaporno’, oordeelden sommigen, Monroe’s nalatenschap onwaardig. „Een kunstwerk op zichzelf”, vond auteur Joyce Carol Oates, op wiens roman uit 2000 de film losjes gebaseerd was. In 2020 werd het boek herdrukt met een inleiding van literatuurwetenschapper Elaine Showalter.

In hetzelfde interview met The New Yorker vertelde Oates dat ze halverwege moest stoppen met kijken naar de verfilming om bij te komen; een „emotioneel uitputtende” ervaring vond ze het, „not for the faint of heart”. Al was wat Monroe in werkelijkheid allemaal overkwam „nog veel erger”.

Het erge en het duistere, daar draait ook Oates’ boek om. Blonde is dik: onder de fans die elkaar tot hun schaamte bekennen dat ze het (nog) niet gelezen hebben gaan geruchten over een lengte van duizend bladzijden, gevoed door Oates’ eigen kwalificatie van het boek als „mijn Moby Dick”. Het valt mee: de herdruk van 2020 telt 738 pagina’s, en Oates heeft een fluïde, snel verspringende stijl. Vijf lange hoofdstukken deelt ze op in tientallen kleintjes, vol spreektaal, dagboekfragmenten, poëzie en wat al niet. Een speels geheel is het, ondanks de zware inhoud met vaart en plezier geschreven.

Oates deed jaren onderzoek naar Monroe en opent haar boek met een verantwoording van geraadpleegde bronnen, maar het is ook en vooral een fantasie, een vrij uitwaaierende literaire invulling van wat had kunnen zijn. Gedachten, gesprekken, voorvallen: als Oates eenmaal aan het verzinnen slaat gaan de remmen los en lees je voor je er erg in hebt tientallen pagina’s over ‘Repelsteeltje’ (in wie Monroe’s agent Johnny Hyde te herkennen valt), ‘de oud-atleet’ (honkballer Joe DiMaggio, haar tweede echtgenoot) en ‘de toneelschrijver’ (Arthur Miller, haar derde). Hier zijn het personages in een duister sprookje waarin de hoofdpersoon soms Norma Jeane heet, soms Marilyn Monroe, en soms simpelweg ‘de Blonde Actrice’.


Lees ook de NRC-recensie van Blonde (●●●●)‘Blonde’ is triest en griezelig, geen Marilyn voor iedereen

Een grote verdienste van Blonde is dat het Monroe behalve haar uiterlijke verschijning – gezien door de ogen van anderen – haar lichaam teruggeeft, haar binnenkant – beschadigd, misbruikt, overwerkt, aan banden gelegd door verstikkend strakke jurken en pijnlijk smalle wiebel-pumps, gekweld door gynaecologische problemen. Een lichaam dat haar beurtelings het podium op katapulteerde en dan weer lange periodes aan bed gekluisterd hield, dat ze enerzijds koesterde met lange baden, sieraden en parfum, en anderzijds drogeerde en verdoofde om niet door oude angsten te worden verzwolgen.

Troef, handelsmerk én een poel van schaamte en ongeluk; Monroe’s dubbelzinnige omgang met haar fysieke zelf is het logische, trieste gevolg van haar afkomst als een vrouw uit de onderklasse in een seksistische, kapitalistische maatschappij, met Hollywood als sinistere hoofdstad.

Systeem van misbruik

Blonde is een aanklacht tegen een heel systeem van misbruik. Norma Jeane Mortenson, zoals haar geboortenaam luidde, was niet uniek, maar een meisje als zovelen; Oates, geboren in 1938 en dus maar twaalf jaar jonger, herinnert zich ‘Norma Jeanes’ uit haar eigen jeugd, zonder veilige familie-omgeving en zonder echte toekomstkansen. In de jaren veertig meldden duizenden van hen zich net als Monroe aan de poorten van de grote filmstudio’s, en wat hen daarbinnen allemaal overkwam had weinig met cinema te maken. Iedereen wist dat; de vrouwen schikten zich en betaalden de prijs. Hollywood was – of leek – hun enige uitweg uit armoede en anonimiteit. Oates vertaalt haar woede over deze scheefstand in naargeestige scènes vol verbale en fysieke vernedering die je als lezer uit het post-#MeToo-tijdperk helaas een stuk minder vergezocht voorkomen, zoals Showalter ook in haar inleiding schrijft. Ze was de Zeitgeist ver vooruit.

Daarnaast neemt ze Monroe beroepsmatig serieus. Ook dat is uitzonderlijk: hoewel Monroe’s enorme gaven als comédienne zo langzamerhand algemeen erkend zijn, wordt haar talent nog al te vaak beschouwd als een soort bijvangst, iets dat ze ‘zomaar’, bijna ondanks zichzelf bezat. Dat klopt niet: als Monroe zich ergens op toelegde, dan was het wel haar vak. Acteren was haar raison d’être, de ultieme ontsnapping op ontsnapping – even aanlokkelijk als gevaarlijk voor iemand met zoveel emotionele bagage. Oates citeert uit echte en fictieve standaardwerken over acteren en gaat dieper in op een paar van Monroe’s beste rollen; Chérie uit Bus Stop (1956) en Sugar Kane uit Some Like It Hot (1959) krijgen beiden een eigen hoofdstuk.


Lees ook een interview met Blonde-regisseur Andrew Dominik over Marilyn Monroe: ‘Zoveel aanbidding is kennelijk niet erg gezond’

Allemaal prijzenswaardig. En toch is er met Blonde ook iets vreemds aan de hand: ondanks alle details en het technisch vernuft van de schrijver beklijft er na lezing geen herinnering aan een echt mens. De blondine om wie alles draait bestaat uit zoveel delen dat het moeilijk is om van haar te houden; medelijden wekt ze wel op, maar alleen van een afstand. De stilistische franje ontneemt je als lezer het zicht op degene voor wie Oates een monument heeft willen oprichten.

Eigen stem

Terwijl Monroe wel degelijk een eigen stem had. In 1974 verscheen postuum My Story, de aanzet tot een autobiografie die ze jaren eerder met hulp van bevriend scenarist Ben Hecht had opgetekend. Het waarheidsgehalte van de tekst was van meet af aan omstreden, maar zelfs als My Story een sprookje is – net als Blonde – dan blijft onthullend dat Monroe juist deze versie van haar leven wilde presenteren. Ze gaf een kopie van het onvoltooide manuscript aan Milton Greene, een van haar schaarse vertrouwelingen. Je kunt er dus vanuit gaan dat ze zelf achter de tekst stond.

En wat spreekt hier een sterk, eigengereid mens! Meelijwekkende passages zijn er genoeg, vooral de jeugdherinneringen aan haar schizofrene moeder zijn hartverscheurend, maar deze Marilyn is geen doetje, geen ‘lost cause’. Ze is een ambitieuze fantast die zich letterlijk vanuit de goot een ander leven heeft gedroomd. Manifesteren, heet dat nu in zelfhulpjargon; Monroe geloofde er heilig in.

Wat haar onderscheidde van al die andere starlets was niet haar talent of haar schoonheid, schrijft ze, maar ‘haar droom’. Aan die droom hield ze ondanks honger en ellende vast. ‘In mij was een geheim – acteren. Het was alsof ik in de gevangenis zat en naar een deur keek met ‘Uitgang’ erop. Acteren was iets van goud, iets moois.’

Hollywood leert ze kennen als een ‘stad van falen’, vol ondervoede, suïcidale mensen. ‘Je waardigheid is [er] minder belangrijk dan je kapsel. Je wordt beoordeeld op hoe je eruitziet, niet op wat je bent.’ Anders dan veel andere meisjes capituleert ze niet voor het snelle geld: ‘Mannen die me probeerden te kopen maakten me misselijk.’

Dat betekent niet dat ze niet flirt. Haar leven als mannenmagneet begint al vroeg, dankzij een ‘magische sweater’ die ze een keer van een medebewoonster uit het weeshuis mag lenen. Norma Jeane is twaalf maar ‘ziet eruit als zeventien’. Als ze op school verschijnt in haar nieuwe trui wordt ze aangestaard ‘alsof ik opeens twee hoofden had, wat op een bepaalde manier ook zo was’.

Vanaf dat moment verandert alles: de jongens zwermen om haar heen, de meisjes keren zich van haar af en roddelen. Het gefluit en gejoel dat haar achtervolgt wordt de soundtrack van haar ontsnappingsfantasie: op een dag zal iedereen haar zien en adoreren, zal ze toebehoren aan ‘de oceaan en de hemel en de hele wereld’.

Haar lichaam is de sleutel, tot alles. Op haar achtste is ze al gemolesteerd door ‘Mr. Kimmel’, een enge huurder in een van de vele pleeggezinnen waar ze tijdelijk wordt ondergebracht. Tegelijkertijd verlangt ze naar naaktheid in het openbaar: in de kerk vecht ze tegen de impuls om al haar kleren uit te trekken. ‘Dreaming of people looking at me made me feel less lonely.’ Ze rekent niet op vriendschap of loyaliteit: mannen zijn wolven, vrouwen zijn krengen die geïrriteerd raken zodra ze verschijnt. ‘Ik heb medelijden met hun mannen. Volgens mij zijn die vrouwen slechte, seksueel kreupele minnaressen.’

Misogyn

Ja, dit was Monroe óók. Wie haar postuum op het feministische schild wil hijsen, bijvoorbeeld omdat ze toen de roem eenmaal gekomen was menig gevecht met het studiosysteem aanging, zou toch ook My Story moeten lezen – al kun je redeneren dat ze nooit een andere keuze heeft gehad dan de misogyne denkbeelden uit haar eigen tijd te internaliseren. In zijn ‘roman-biografie’ Marilyn uit 1973 noemt Norman Mailer haar ronduit een narcist, die almaar grotere stunts moest bedenken om haar exhibitionistische verlangens te stillen; hij beschrijft haar als een monstre sacré dat overal chaos veroorzaakte.

Marilyn is een macho-boek van een macho-schrijver die nu alleen al vanwege zijn woeste liefdesleven gecanceld zou worden. Maar zijn boek is wel een great read, vol psychologische hypothesen die op z’n minst het overdenken waard zijn. Monroe’s legendarische te laat komen op de filmset bijvoorbeeld, was dat enkel een bewijs van haar malaise, of ook een vorm van machtsvertoon? De diva versus de (immer mannelijke) regisseur en zijn leger assistenten? En haar affaire met Yves Montand terwijl ze beiden getrouwd waren, was dat liefde of sluwe kansberekening? Anders gezegd: zijn wij er als onverzadigbare Marilyn-fans al aan toe om ook de minder fraaie kanten van haar karakter te accepteren?

Wat moeten we anders ook aan met Maggie, het door Monroe geïnspireerde personage uit After The Fall (1964) van Arthur Miller? Hij begon er na hun scheiding in 1961 aan te schrijven, maar toen het stuk in première ging was Monroe net anderhalf jaar dood. Het stuk kwam Miller op boze reacties te staan; dit was te privé, het kwam te snel, hij besmeurde haar naam.

After The Fall wordt nog steeds gespeeld, al is het zeker niet Millers beste werk – de structuur is lastig te volgen door de voortdurende afwisseling tussen de gedachten van hoofdpersoon Quentin en ‘echte’ dialogen.


Lees ook: de tv-recensie van de documentaire Van Norma Jeane tot Marilyn Monroe (NTR)

Maggie begint als onweerstaanbaar mooie schim van een vrouw, een wezen zo puur en kwetsbaar dat Quentin – Millers alter ego – ervan overtuigd is dat hij haar moet, en kan, redden. Dat mislukt jammerlijk: eenmaal met hem getrouwd verandert Maggie binnen een paar scènes in een manipulatieve, verbaal agressieve verslaafde die voortdurend met zelfmoord dreigt. Quentin wordt in de rol van thuisarts en hulpverlener gedwongen, tot hij de flesjes met slaappillen letterlijk uit haar handen moet rukken. Hij verlaat haar met het gevoel hopeloos te hebben gefaald.