Er gebeurt niets in deze Noorse verhalen, en toch heel veel

Recensie Boeken

Noorwegen In hun nieuwe boeken richten Karl Ove Knausgård en Merethe Lindstrøm zich op de intieme familiekring.

Morten Falch Sortland

Een intense spanning opwekken en tegelijkertijd dagelijkse, bijna onopvallende gebeurtenissen noteren: dat is het geheim van twee nieuwe Noorse boeken, de novelle De vogels van de hemel van Karl Ove Knausgård (bekend van de cyclus Mijn strijd) en Dagen in de geschiedenis van stilte door Merethe Lindstrøm. De beide boeken zou je, zoals dat in het theater heet, intieme kamerspelen kunnen noemen. Ze richten zich op de kleine familiekring tussen een ouder wordend echtpaar (Lindstrøm) en een moeder, dochter en kleindochter (Knausgård). De ‘geschiedenis van stilte’ waarop Lindstrøm doelt, heeft te maken met angst voor het vreemde. In de openingsscène komt een onbekende jongeman zomaar het huis van Eva binnen, lang geleden al, de kinderen zijn nog klein. Ze is radeloos en bang. Toch gebeurt er niets, de man verdwijnt weer.

Vanaf dat moment staat alles in dit boek in het teken van angst die culmineert wanneer de Oost-Europese Marija als thuishulp en -zorg voor de ouder wordende Simon aangenomen wordt. Feitelijk gebeurt er niets opzienbarends, maar de aanwezigheid van de jonge vrouw drijft een wig tussen het echtpaar. Totdat ze opeens ontslagen wordt, en waarom? De dochters van het echtpaar zijn ontsteld. Het geheim ligt bij Simon en zijn joodse afkomst.

Schoonmaakster

Het is een knap bouwwerk dat Lind-strøm intact houdt. Soms geeft ze iets van de oplossing prijs, dan verhult ze die weer. Ze is uiterst bedreven in suspense-zinnen, zoals deze, over Marija’s plotse vertrek en Eva’s verwarring daarover: „Ik moet iets zeggen. We kunnen het niet langer verzwijgen. Maar wat moet ik dan zeggen. Nu is het stil als de schoonmaakster vertrokken is. Stil ’s morgens en ’s avonds.”

Lees ook dit interview met Karl Ove Knausgård

Deze vorm van schrijven is eerder verzwijgen en suggereren. Dat geldt ook voor De vogels van de hemel. Het is ongelooflijk dat de auteur van de omvangrijke zesdelige reeks Mijn strijd in het bestek van nauwelijks 80 bladzijden drie generaties neerzet. Solveig is de vertelster; zij keert terug naar haar geboortestad om voor haar oude moeder te zorgen, totdat dochter Line onverwacht langskomt. Solveig als representant van de tussengeneratie beschouwt zich als verloren, want ze moet rekening houden met een wereld van vroeger en die van haar jonge dochter. Als haar dementerende moeder een ernstige val in de badkamer maakt, is Line daarvan getuige maar zij helpt haar niet. Of heeft Line haar geduwd?

Solveig krijgt hierop nooit antwoord, ook al confronteert zij Line met haar gedrag. Uiteindelijk verzoent zij zich met Line.

Maar pas na enkele keren herlezing begrijp je dat de plotlijn ertoe dient iets heel anders te benadrukken. Wanneer Solveig colleges filosofie volgt, in haar jonge jaren, komt ze voor het eerst deze zin tegen: „De lelie in het veld en de vogel in de lucht.” Het citaat is van Kierkegaard en staat er aanvankelijk achteloos. Pas aan het slot, na de bijna dodelijke valpartij van haar moeder en de pijnlijke aanvaring met dochter Line, keert de zin in alle troostrijke betekenis terug. Kierkegaard stelt dat wat de vogel overkomt hem niet aangaat, de vogel en de lelie leven immers in het ogenblik. Dat moet Solveig ook leren: dat wat ons overkomt ons niet aangaat. Ze glimlacht als ze tot dit diep religieuze besef komt, dat de vogel geen verdriet kent voor de dag van morgen, altijd is hij vervuld van vreugde. Ofwel: verdriet heeft de vogel ‘bij God neergelegd’.

De subtiliteit waarmee Knausgård de spanning tot het uiterste opbouwt en dan, via Kierkegaard, de vertroostende weg wijst naar religie is onbetwist meesterlijk.