Achteloos passeert Matthijs Deen de genregrenzen, als een drijvend lijk naast een vaargeul dat een landsgrens oversteekt

Recensie Boeken

Matthijs Deen In zijn ‘Waddenthrillers’ passeert hij achteloos genregrenzen. Voor de lezer gaan speurzin en medeleven gelijk op.

Illustratie Ted Struwer

Waar ligt de grens? In De Hollander, de vorig jaar verschenen eerste ‘Waddenthriller’ van Mathijs Deen, recent nog genomineerd voor de Gouden Strop 2023 voor het beste spannende boek van het jaar, werden grenzen opgezocht en overschreden. Want waar was dat lichaam van die verdronken wadloper precies gevonden? Op een drooggevallen zandplaat op het Wad, voor de kust van Eemshaven en Delfzijl, om precies te zijn ‘langs de westelijke oever van de vaargeul van de Eems: een gebied waarvan het niet duidelijk is of het tot Nederland of tot Duitsland behoort’. Je ziet zo’n grens natuurlijk ook niet, op het water, maar toch maakt die grensbepaling nogal uit: moet de toedracht van de dood onderzocht worden door Duitse politie of door Nederland?

De hoofdrolspeler van de krimi, de rechercheur die de zaak naar zich toetrekt, heeft een beetje van beide: Liewe Cupido werkt bij de Duitse politie in Cuxhaven, maar groeide op op Texel en was Duitser van geboorte. Zo groeide hij op als iemand die zijn eigen koers vaart en ook van twee walletjes weet te eten als dat handig uitkomt – ideaal voor een eigengereide onderzoeker. Met een zeemansmentaliteit bovendien, van aanpakken, als het moet rechtdoorzee en soms juist handig laverend. En hij maakt nergens te veel woorden aan vuil, die vervliegen maar in de wind.

Lees ook dit interview met Matthijs Deen

Met succes ontfermde Liewe Cupido zich in De Hollander over de raadselachtige dood van Klaus Smyrna, een ervaren wadloper die verdronken was – het bleek een misdrijf. En het succes gold ook schrijver Mathijs Deen (1962), die eerder geprezen non-fictie (De Wadden. Een geschiedenis) en literaire fictie (Het lichtschip) schreef: de ‘Waddenthriller’ is misschien wel zo goed omdat het hier ook grensverkeer betreft. En dan niet alleen omdat het begon als een ideetje van zijn Duitse uitgever, maar ook omdat Deen even achteloos de genregrenzen passeert als een drijvend lijk naast een vaargeul een landsgrens zou oversteken. Behalve met een prikkelende puzzel en het unheimische decor onderscheidde De Hollander zich met gevoel voor stijl, aandacht voor de menselijke kanten van de personages en warsheid van clichés. De grens is niet duidelijk te trekken (ís er wel een grens, zijn grenzen niet gewoon menselijke bedenksels?): het is een volbloed thriller, die ook literaire kwaliteiten heeft.

Wrakduikers

Dat geldt al evenzeer voor de onlangs verschenen tweede Waddenthriller, De duiker, waarin Liewe Cupido opnieuw ingeschakeld wordt voor een zaak op de Waddenzee. Voor de kust van het Noord-Friese Waddeneiland Amrum is een decennia eerder vergaan vrachtscheepje uit een omgewoelde zandbank tevoorschijn gekomen, en het raadsel is: aan dat (oude) scheepje zit een (recentelijk) vermiste duiker vast, met handboeien. Geen natuurlijke dood dus. De verdronken duiker blijkt Jan Matz te heten, en het onderzoek van Cupido voert hem van de bodem van de Waddenzee naar een Terschellingse duikersclub naar een gezin waar alles onder spanning lijkt te staan, en naar allerlei nondescripte haventjes en politiebureaus.

Ook nu biedt Deen een plot die zich niet gelijk laat doorzien en een lekker puzzeltje dat je pas helemaal aan het einde volledig kunt leggen. Heeft de lading van de gezonken Hanne, een miljoenenschat aan koperplaten, iets met Matz’ dood te maken? Of schuilt de toedracht eerder in de ruzie die zijn puberzoon had met een klasgenoot, die hij in coma heeft geslagen? En wat is dat voor wereldje, van wrakduikers die vergane scheepjes opsporen, om ze illegaal van hun kostbare ladingen te ontdoen?

Iets minder dan in De Hollander vaart Deen ditmaal op de kracht van de couleur locale – nu luisteren niet meer alle personages naar leuk koddige namen als Geeske, Anne-Baukje, Van de Wal en Islander, al blijft het maritieme leven in het Waddengebied een aantrekkelijk abracadabra voortbrengen, waar hij ook serieuze lading aan weet te geven. Het is een wereld waar gezamenlijkheid en gemoedelijkheid onontbeerlijk zijn, maar die gaan hand in hand met onverschrokken bonkigheid, zoals in deze jeugdherinnering-op-zee van Liewe: ‘Aan het eind van de dag, de duikers aangeschoten van de juttertjes op het achterdek, kreeg hij het roer om thuis te varen. Dwaalde hij van koers, dan schreeuwden ze: “Recht houden, zeuntje! Elke gier is een kwartier!”’

Getraumatiseerd scheepsvolk

Daar zit gevoel in, zoals Deen ook op spaarzame maar welgekozen momenten de innerlijke woelingen van zijn rechercheur toont, waarbij hij eerder het raadsel vergroot dan simplificeert: ‘Het duurt uren voor Liewe in slaap valt. Al die tijd ligt hij op zijn rug en wacht. En als de slaap hem eindelijk overmant, komt die niet als een verlossing, maar als een schaduw die aan zijn voeteneind opwolkt, zich dan als een sluier over het bed uitspreidt en hem alle adem beneemt. Bewegingloos ligt hij op zijn bed, armen gestrekt langs zijn lichaam, maar in zijn droom draait hij zich om, spreidt zijn armen in een poging alles wat hem dierbaar is af te schermen voor de schaduw die als een net over hem geworpen is.’ Dat doet denken aan het getraumatiseerde scheepsvolk dat ook Deens prachtnovelle Het lichtschip (2020) bevolkte.

Het mag duidelijk zijn dat de moordzaak-Matz ook Liewe, die ooit zijn vader verloor op zee, niet onberoerd laat – maar waarom precies? Zo gaan voor de lezer speurzin en medeleven gelijk op, terwijl de plot voortrolt komen de personages tot leven. Deen vertelt het verhaal over een moord, maar laat zich daardoor niet begrenzen. Tegelijk heeft hij oog en gevoel voor de mensen en hun beweegredenen. Zo blijkt De duiker uiteindelijk vooral te gaan over familiebanden en onder de oppervlakte sluimerende (wraak)gevoelens. Over dat wat zich onder de waterspiegel ophoudt, datgene waarvoor je onder de oppervlakte moet duiken.