Deskundigen na de zaak-De Mos: zorg voor meer tegenmacht en transparantie

Integriteit lokaal bestuur De Haagse gemeenteraad praat donderdag verder over de vrijspraak van oud-wethouders De Mos en Guernaoui, en de gevolgen daarvan. Maar er zijn uit het vonnis ook lessen voor andere lokale bestuurders te trekken.

Oud-wethouder Richard de Mos op 11 mei tijdens een debat in de Haagse raad naar aanleiding van zijn vrijspraak en die van ex-wethouder Rachid Guernaoui.
Oud-wethouder Richard de Mos op 11 mei tijdens een debat in de Haagse raad naar aanleiding van zijn vrijspraak en die van ex-wethouder Rachid Guernaoui. Foto Bart Maat

Al langer dan drieënhalf jaar houdt het de Haagse gemeentepolitiek bezig. En zelfs nadat oud-wethouders Richard de Mos en Rachid Guernaoui eind april werden vrijgesproken van corruptie, is het debat over hoe innig banden tussen politici en ondernemers mogen zijn en over transparantie over donaties, nog lang niet voorbij.

Donderdag praat de Haagse gemeenteraad verder over de gevolgen van dat vonnis voor de lokale politiek. Dat debat zal, net als twee weken geleden, ook gaan over de vraag of De Mos’ partij Hart voor Den Haag een plek zou moeten krijgen in het college. En zo ja, hoe dan: door het coalitieakkoord open te breken en opnieuw te onderhandelen over samenwerking, of door een wethouder van Hart voor Den Haag te laten ‘aanschuiven’?

Het zal donderdag eveneens gaan over de verhoudingen in de Haagse gemeenteraad. Die zijn, signaleren verschillende fracties, danig verzuurd. Debatten ontaarden soms in persoonlijke aanvallen, op sociale media helemaal. Sommige oppositiepartijen willen dat een buitenstaander het onderlinge vertrouwen helpt herstellen.

En ondertussen wordt gewacht op wat het Openbaar Ministerie zal doen. Dat heeft hoger beroep aangetekend in de zaak tegen De Mos, Guernaoui en zes andere verdachten, maar moet nog besluiten of het echt tot een beroepszaak overgaat.

Het vonnis zou óók voor andere gemeenteraden en lokale bestuurders „een leerzame casus” kunnen zijn en reden voor debat, zegt Leonie Heres, bijzonder hoogleraar Integriteit van het lokaal bestuur aan de Erasmus Universiteit.

De rechter oordeelde dat strafrechtelijk geen sprake was van onder meer ambtelijke omkoping. Hij wees erop dat er geen regels bestaan voor donaties aan lokale partijen, noch voor transparantie over giften. Hij zei ook dat discussies erover niet moet „worden opgelost met het strafrecht”, maar thuishoren in de politieke arena.

En als De Mos „misschien iets harder loopt voor zijn achterban” dan voor het algemeen belang dienen volgens de rechter vragen daarover gesteld te worden in de raad. ‘Ombudspolitiek’ – die volgens critici neigt naar cliëntelisme en volgens De Mos draait om „problemen [van Hagenaars] bij de hoorns pakken en met kordate plannen oplossen” – hoort dáár gecontroleerd te worden.

Lees ook over ombudspolitiek: ‘Hoppa, voor u geregeld!’

Kwetsbaarheid

„De wet is gestolde moraal, en altijd de uitkomst van wat er tot dan toe is besloten. Maar misschien loopt zij niet in de pas met de ontwikkelingen in de samenleving”, zegt hoogleraar Heres. „Dit vonnis laat zien dat nieuwe regels of kaders nooit het enige antwoord kunnen zijn, de oplossing ligt in een voortdurend gesprek over grenzen.”

Niet alleen over het feit dat lokale partijen geen overheidssubsidie krijgen en afhankelijk zijn van donaties, wat „een zekere kwetsbaarheid met zich meebrengt”, zegt ze. Maar ook over de manier waarop raadsleden en wethouders opereren. En dat geldt niet alleen voor de stad Den Haag, zegt ze.

Heres: „Ombudspolitiek en soortgelijke manieren van opereren voldoen kennelijk aan een behoefte van een deel van de samenleving. Ze kwamen niet zonder reden op: voor welke tekortkomingen zijn ze de oplossing? Waar helpen of waar schaden ze? Welke morele vragen roepen ze op? Voor wie ligt de grens waar?”

Wat écht niet mag, volgens de wet en volgens de Gemeentewet, is duidelijk. Het grijze gebied tussen wat wel en niet mag, vraagt echter om voortdurende afwegingen, zegt Heres.

„Lokale bestuurders moeten lokaal geworteld zijn. Dat is waartoe ze op aarde zijn. Maar neem aanbestedingen: je kent als wethouder, zeker in een kleinere gemeente, de aanbieders. Het antwoord is niet dat je niets mag doen, wel dat er een besef is over welke belangen er bij een besluit komen kijken en waar die mogelijk overgaan in oneigenlijke bevoordeling en wat je kunt doen om dat te voorkomen”, zegt ze.

Lokale bestuurders zijn volgens haar geneigd op basis van „casuïstiek” het debat te voeren en gedragscodes aan te passen. „Als in gemeente A er sprake is geweest van bouwfraude dan zie je dat terug in de code, bij gemeente B misschien iets over de afkoelingsperiode van een wethouder voor hij ander werk aanneemt.”

Richard de Mos wil graag terugkeren als wethouder.
Foto Bart Maat

Transparantie

Terwijl integriteitscodes niet gevormd zouden moeten worden door toevalligheden. Ze zouden moeten draaien om „transparantie, begrijpelijkheid en toetsbaarheid”: het moet voor de inwoner, maar ook voor raadsleden én bestuurders zelf, duidelijk zijn op basis waarvan besluiten worden genomen, zegt Heres.

„Wees transparant in wat je doet en ontvangt”, zegt ook Julien van Ostaaijen, docent lokaal bestuur aan Tilburg University en de Avans Hogeschool. Hij schreef het boek Lokale democratie doorgelicht, over de waarden van goed bestuur. „Dat geldt ook voor landelijke bestuurders, door het openbaar maken van de agenda bijvoorbeeld.” Hij zegt: „Niet elke vorm van geldoverdracht is verdacht, niet elk etentje. Maar vinden we alles oké?”

Volgens Van Ostaaijen maakte de rechter in april duidelijk dat „er ruimte is om lokale politiek te bedrijven”. „Dat houdt in dat je af en toe dat etentje kan aannemen. Maar ik merk zelf hoe gedetailleerder ik word over hoe duur dan en met wie, ik vastloop. Het gaat om de bedoelingen. Dat kan je niet in pasklare regels vatten.”

Ook hij pleit daarom voor een voortdurend gesprek in gemeenteraden: „In de Gemeentewet staat niet hóe je je raadslidmaatschap moet uitoefenen. Als jij dicht wilt zitten op de wensen van inwoners, dan mag dat. Maar ook dat wil niet zeggen dat alles kan.”

Van Ostaaijen pleit ervoor dat lokale bestuurders „voldoende eigen tegenmacht” organiseren om grenzen mee te bespreken: „Ambtenaren, collega-wethouders of -burgemeesters, iemand in de privésfeer. Al moet een bestuurder wel de noodzaak daarvan voelen.”

Lees ook over screening: ‘Niet naïef zijn over criminele infiltratie van de raad’

Algemeen belang

„Daadwerkelijke belangenverstrengeling ligt bij kleinschaligheid altijd op de loer”, waarschuwt Geerten Boogaard, bijzonder hoogleraar decentrale overheden aan de Universiteit Leiden. Hij zegt: „Lokale bestuurders, vooral wethouders, opereren op de rand van de afgrond. Ze moeten kunnen hardmaken dat een besluit dat een neef met grondbelangen bevoordeelt, óók in het algemeen belang is.”

Boogaard werd vorig jaar door Hart voor Den Haag gevraagd als een van de verkenners tijdens de formatie. Ook hij noemt transparantie de sleutel. Het verbaasde hem dat in het eerste debat van de Haagse raad over de gevolgen van het vonnis fracties „niet doorpakten” over wie de donateurs van de verschillende partijstichtingen zijn. „Daar moet je het samen over kunnen hebben, een totaalbedrag op een jaarbegroting volstaat niet.”

En ook hij hamert op het organiseren van „een actieve tegenmacht”. Bijvoorbeeld, zegt Boogaard, door onder de burgemeester een bureau integriteit in te richten dat „robuuster kan meekijken naar de middelen en positie van donateurs”.

Hij zegt: „De rechter wijst erop dat de verwevenheid van staat en samenleving bij de lokale politiek hoort. Dat alleen bij overduidelijk persoonlijk belang er een probleem is.” Maar, signaleert Boogaard: „Je ziet steeds meer de neiging dat iets verdacht wordt gemaakt als het ‘de schijn van’ heeft.”

Hij zegt: „Als Richard de Mos iets doet, is het ons confronteren met hoe technocratisch lokaal bestuur is geworden.” Lokale democratie, zegt Boogaard, „is een lekenbestuur waarbij diverse belangen in het oog moeten worden gehouden”. En openstaan voor geluiden van de achterban, zoals ombudspolitiek voorstaat, is „een oud lijntje, al sinds de Romeinen”.

Boogaard zegt: „Een raadslid dat op een verjaardag wat hoort over hoe de gemeentelijke overheid opereert, hoort zaken die nooit in een cliëntenrapportage naar voren komen.”