N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Oorlog in Oekraïne De opzienbarende gewapende aanval op Russisch grondgebied nabij de grens met Oekraïne is opgeëist door twee extreemrechtse Russische groeperingen: het Russische Vrijwilligerskorps (RVK) en het Legioen voor de Vrijheid van Rusland. Wie zijn zij?
Mensen bij een beschadigd gebouw in de Russische regio Belgorod, op een beeld uit een video na de aanval op het gebied op maandag. Foto AP
Is de belangrijkste bedreiging voor de heerschappij van Vladimir Poetin een groep van extremistische of zelfs neonazistische Russen, die het op zijn val hebben voorzien? Die vraag speelt sinds enkele dorpen in de Russische grensregio Belgorod maandag werden opgeschrikt door een gewapende aanval vanaf Oekraïens grondgebied. Twee extreemrechtse Russische groeperingen hebben verantwoordelijkheid voor de aanval opgeëist: het Russische Vrijwilligerskorps (RVK) en het Legioen voor de Vrijheid van Rusland.
Beide groepen vechten sinds de Russische invasie aan de zijde van het Oekraïense leger tegen Rusland en hebben als missie het omverwerpen van het regime-Poetin. Het Oekraïense leger stelde maandag echter niets met de operatie te maken te hebben en hield vol dat de beide eenheden op eigen houtje opereerden. Hoe zij aan de middelen kwamen om een dergelijke aanval op Russisch grondgebied uit te voeren – en bijna 24 uur vol te houden – is onduidelijk. Over de vraag of het RVK en het Legioen samen optrokken bij de aanval doen tegenstrijdige berichten de ronde.
Russisch Vrijwilligerskorps
Het Russische Vrijwilligerskorps is de bekendste van de twee. De groep werd in augustus 2022 opgericht door de Moskouse rechtsextremistische vechtersbaas en voetbalhooligan Denis Kapoestin. In Rusland verwierf de 38-jarige Kapoestin, ook bekend onder zijn nom de guerre White Rex en de naam Nikitin, bekendheid als organisator van onder neonazi’s populaire freefight-toernooien in Europa, Rusland en Oekraïne. Die sympathieën leverden Kapoestin, die zelf jarenlang in Duitsland woonde, een tienjarig Europees reisverbod op en vervolging in Rusland.
Sindsdien opereert hij vanuit Oekraïne, waar hij zich vorig jaar achter de strijd schaarde tegen Rusland met als doel het regime omver te werpen. „Wij zullen iedereen steunen die deze overweldigers van het Kremlin uit de macht wil zetten”, citeerde de Financial Times Kapoestin afgelopen maart, toen de groep even in de schijnwerpers stond nadat leden vanuit Oekraïne overstaken naar de Russische grensregio Brjansk en het vuur openden. Ook zou de groep banden hebben met de in Polen gevestigde ‘Burgerraad’, een politieke organisatie van Russische emigranten, die zich bezighoudt met de rekrutering van buitenlandse vrijwilligers voor de Oekraïense strijdkrachten, waaronder het RVK.
Wij zullen iedereen steunen die deze overweldigers van het Kremlin uit de macht wil zetten
„Het heeft er alles van weg dat Kapoestin met zijn RVK een deal heeft gesloten met de Oekraïense legerleiding, al is de juridische status van het RVK onduidelijk”, zegt Aleksandr Verchovski telefonisch. Hij is directeur van de Russische organisatie SOVA, dat sinds 2002 onderzoek doet naar rechtsextremisme, xenofobie en nationalisme in Rusland. Dat leverde de organisatie in 2016 het stempel ‘buitenlandse agent’ op, totale sluiting van de organisatie dreigt.
Van zijn rechtsextremistische en nazi-ideeën maakt het RVK, dat Poetin verantwoordelijk houdt voor massamigratie en de ‘islamisering’ van Rusland, geen geheim. Dat is koren op de molen van het Kremlin, dat de aanwezigheid van groeperingen als het RVK in het Oekraïense leger gebruikt om het narratief van een oorlog ‘tegen het Oekraïense nazisme’ te versterken. Hoewel de Oekraïense regering, noch de Poolse Burgerraad zulke denkbeelden steunt, zijn er volgens Verchovski „veel stemmen die vinden dat in de strijd tegen Poetin alle bondgenoten voldoen.”
Een beschadigd gebouw in de Russische regio Belgorod op een beeld uit een video na de aanval op het gebied op maandag. Foto AP
Dat de twee Russische rechtsnationalisten al zoveel jaren ondergronds vanuit Oekraïne opereren, heeft volgens Verchovski alles te maken met het keiharde optreden van president Poetin tegen neonazistische groepen in Rusland. Had Poetin de eerste jaren van zijn presidentschap geen aandacht voor het groeiende probleem van rechts-extremisme, dat veranderde in 2006 toen Russische neonazi’s in het stadje Kondopoga slaags raakten met Tsjetsjeense inwoners, met wekenlange spanningen met de autoriteiten tot gevolg.
„Poetin begreep dat extreemrechtse en ultranationalistische groeperingen een bedreiging vormden voor zijn regering”, aldus Verchovski. „Speciale politie-eenheden werden opgericht om die groepen met harde hand te bestrijden. Wie niet voor jaren vastgezet werd, maakte dat hij wegkwam”. Een kleine groep van zo’n tweehonderd personen trok naar Oekraïne, waar ze versmolten met lokale extreemrechtse groepen en nieuwe oprichtten. Zo ontstond ook het Russische Vrijwilligerskorps.
Legioen voor de Vrijheid van Rusland
De tweede groep die betrokken was bij de het geweld in Belgorod is het Legioen voor de Vrijheid van Rusland, dat enkele weken na de Russische invasie in Oekraïne werd gevormd en door de Russische autoriteiten tot terroristische organisatie is bestempeld. Volgens de website streeft de groep naar de ‘bevrijding van Rusland van het poetinisme’. Net als het RVK heeft het Legioen een actief Telegram-kanaal. Het logo van de groep bestaat uit de letter ‘l’ en een vuist.
Zelfverklaard politiek leider van het Legioen is de in Oekraïense ballingschap levende, Russische politicus Ilja Ponomarjov. Hij maakte in 2014 naam als het enige Russische Doemalid dat stemde tegen de annexatie van de Krim, waarop hij de wijk nam naar Oekraïne.
Zelfverklaard politiek leider van het Legioen is de in Oekraïense ballingschap levende, Russische politicus Ilja Ponomarjov
Met het tot dusver onbekende ‘Nationale Republikeinse Leger’ claimde Ponomarjov verantwoordelijkheid voor de succesvolle moordaanslagen op de dochter van de ultrarechtse denker Aleksandr Doegin en op de pro-Kremlin blogger Vladlen Tatarski in Sint-Petersburg.
Maandag claimde Ponomarjov tegenover media samen met het RVK verantwoordelijk te zijn voor de gewelddadige ‘bevrijdingsactie’ in de Belgorod-regio. Maar net als veel anderen is Verchovski sceptisch over die claims: „Ponomarjov spreekt zichzelf vaak tegen en maakt een niet erg betrouwbare indruk. Dat maakt het moeilijk het waarheidsgehalte van zijn claims te checken en buiten Ponomarjov zijn er geen andere bekende personen. Bij andere buitenlandse eenheden in Oekraïne is dat wel zo.”
Een beschadigd gebouw in de Russische regio Belgorod op een beeld uit een video na de aanval op het gebied op maandag. Foto AP
Ze hebben allebei een Tunesische vader. Vaders die al jong vertrokken uit Tunesië om in Nederland een ander soort leven te zoeken. Van de Tunesische cultuur gaven ze niet veel door aan hun dochters. Ze aten het liefst Hollandse pot, gingen zelden terug naar het land en leerden hun kinderen geen Arabisch. Op den duur begon dat te wringen.
Nawa Sira van Sluijs (33) en Samira Ben Messaoud (38) besloten – los van elkaar – een documentaire te maken, om meer te weten te komen over hun vaders en hun afkomst. Van Sluijs maakte de film Mirage, een poëtisch portret van haar verslaafde vader. Ben Messaoud maakte samen met Mona de Brauwer de podcast Dan komt de berg wel naar Mohamed. Ben Messaoud: „Mijn vader begon ouder te worden, hij is nu tachtig jaar, en ik kreeg zelf kinderen, Eddie en Dirkje. En toen werd me steeds duidelijker: ik weet echt niks. Wat ga ik mijn kinderen later vertellen over waar ik vandaan kom? Als mijn vader overlijdt, ben ik helemaal afgesneden van Tunesië.”
Waarom hebben de twee vaders zo weinig met hun geboorteland? Samira Ben Messaoud is er eigenlijk nog steeds niet achter: „We hebben gewoon een fijne, gezellige Tunesische familie. Er was geen ruzie of zo. Maar mijn vader heeft Tunesië losgelaten toen hij naar Nederland vertrok.” Hij vestigde zich in het West-Friese dorp Andijk en trouwde met een witte Nederlandse vrouw. „Toen hij ging werken in een zadenbedrijf heeft hij zijn Nederlandse collega’s zorgvuldig bestudeerd om hun gedrag en spraak te kopiëren.” Met geld van zijn schoonvader zette hij een succesvolle internationale handel op in groente en fruit. „Als ze naar zijn afkomst vroegen, zei hij dat hij uit Frankrijk kwam. Zo gaf hij mij niet echt mee dat ik trots kan zijn op Tunesië.”
De vader van Nawa Sira van Sluijs zegt in Mirage dat hij nooit in Tunesië kon aarden. Het land kon hem niet de vrijheid schenken die hij zocht. Die vond hij wel in Amsterdam, waar hij zich in de jaren tachtig in het nachtleven stortte: RoXY, Mazzo, de iT. Hij was een bekend en graag gezien persoon in de clubs, met zijn extravagante kleding en dansmoves. Na vijftien jaar raakte hij verslaafd aan drugs. Zijn dochter – geboren in Amsterdam, opgevoed door haar Nederlandse moeder – wilde al langer een documentaire over hem maken omdat ze gefascineerd was door zijn „vrije geest” en omdat ze hem beter wilde leren kennen.
Zijn liefde voor de clubscene heeft hij in die zin doorgegeven dat twee van zijn drie dochters dj zijn geworden. „Mijn zus is de echte dj en muziekproducer. Die heeft ook samen met het Amsterdams Andalusisch Orkest de muziek voor de documentaire gemaakt. Ik doe het er meer bij, naast mijn werk als presentator en filmmaker. Het is heel leuk om de passie voor muziek met onze vader te delen. Wij nemen hem vaak mee uit en dan staat hij vijf uur lang voor de dj-booth helemaal los te gaan.”
Alzheimer
De vader van Samira Ben Messaoud praat niet graag, zegt ze, maar als je een microfoon neerzet, dan krijg je toch een serieuzer gesprek dan je normaal hebt. „Hij gaf niet per se bevredigende antwoorden. Ik had dat vooraf geromantiseerd, ik dacht dat we eindelijk diepe gesprekken gingen voeren.” Feitelijke vragen over wat hij wanneer en waarom had gedaan, bleken te hoog gegrepen. „Heel vaak antwoordde hij: ‘Ja, zo ging dat gewoon.’ Of: ‘Ik was toen vooral bezig met werken.’ Tijdens de filmperiode werd duidelijk dat hij alzheimer heeft. Daardoor is een gesprek moeilijk, al brengt het ook meer oude herinneringen aan Tunesië naar boven. Ik heb hem in ieder geval wel alles kunnen vragen, dat bracht me rust.”
In de documentaire van Nawa Sira van Sluijs heeft zij de poëzie van haar vader verweven. „Vanuit die gedichten heb ik de film gemaakt, die raken me zo diep. Ik wilde zijn poëzie ook in beelden vangen.” Om de euforie van haar vader te tonen, laat ze hem bijvoorbeeld alleen dansen in een donkere ruimte. Om de verbinding met Tunesië te verbeelden toont ze vier handen – die van haarzelf en van haar vader – die over het graf van haar oma Nawa strijken.
Wat de vader van Ben Messaoud niet meer kon vertellen, werd deels aangevuld door haar moeder, haar broers, en de familie in Tunesië die ze met haar ouders bezocht. „Ik was er 25 jaar niet geweest, dus ik dacht: zitten ze wel op me te wachten? Maar ze onthaalden me zo warm, ik voelde me er meteen thuis. Mijn tante wilde eigenlijk niets zeggen over mijn vader – hij is de oudste zoon en geniet nog steeds veel respect – maar uiteindelijk vertelde ze wel dat ze hem zo misten en dat ze het erg vonden dat hij hun nooit terugschreef. Als ze hem belden, zei hij: ik bel je later terug. Wat hij niet deed.”
Ook Van Sluijs ging voor de documentaire met haar vader naar Tunesië: „We ontmoetten familieleden die niet eens wisten dat ik bestond. Het is een grote familie, die verspreid woont. Mijn vader heeft niet met iedereen contact gehouden. Hij is de enige van de familie die in Nederland woont.” Haar vader gaat zelf de laatste jaren elk jaar op vakantie naar Tunesië, maar na een paar weken wil hij dan weer terug naar Nederland. „Hij vindt de taal fijn, de mensen, zijn roots, maar er is te weinig prikkeling voor hem daar. Toen hij nog verslaafd was, ging het altijd veel beter met hem als hij in Tunesië was. Dan konden wij hier even opgelucht ademhalen. Maar als hij terugkwam in Amsterdam, had hij vaak snel een terugval.”
Vondelpark, zomer
Een groot deel van zijn leven was de vader van Van Sluijs verslaafd. „Ik vond zijn keuzes moeilijk te begrijpen. Hij was zo creatief en fantasierijk, hij had zo veel om voor te leven. Waarom koos hij voor deze weg?” Hij heeft gedaan wat hij kon, denkt ze, maar hij had in veel opzichten niet een echte vaderrol. „Ik heb daar soms wel pijn van gehad, maar tijdens het maken van de documentaire realiseerde ik me dat hij die pijn natuurlijk ook had. Hij had drie dochters, maar hij kon er niet voor ze zijn. We zagen hem op verjaardagen, en soms in het Vondelpark of in de zomervakantie. We hebben geleerd om niet te veel op hem te rekenen.” Nu haar vader is afgekickt, is dat anders: „Hij is nu juist heel betrouwbaar.”
Van Sluijs denkt dat haar vader de ultieme vrijheid zocht: „De roes gaf hem een geweldig vrijheidsgevoel. Genieten van het leven en puur overleven wisselden elkaar af. En de drugs onderdrukten de pijn: hij had zelf als kind zijn ouders moeten missen. Zijn vader overleed toen hij vijf jaar was. Zijn moeder stuurde de kinderen daarna naar een school in het noorden. Ze moesten daar voor elkaar zorgen.” Nu hij is afgekickt, wordt hij zich steeds meer bewust van wat die verslaving heeft veroorzaakt: „Als mens kun je je niet te veel schuldig voelen, daar heb je uiteindelijk niets aan. Zoals hij zelf zegt: ‘Ik ben niet gemaakt om mij schuldig te voelen.’ Ik snap die houding steeds beter.”
Ben Messaoud: „Na het zien van Nawa’s documentaire zei mijn broer: haar vader is echt de Tunesische Herman Brood.”
Liever Annabel
Ondanks hun voortvarende assimilatie kenden de vaders ook de pijn van ontheemd zijn.
Van Sluijs: „Als je weggaat waar je vandaan komt, zit er altijd een bepaalde ontheemding in je kern.”
Ben Messaoud: „Ik denk mijn vader die ontheemding ook aan zijn kinderen heeft meegegeven. Al mijn vriendinnetjes waren blond met blauwe ogen. En ik wilde er zo graag uitzien als zij. Ik wilde geen Samira heten, maar Annabel. In Tunesië zag ik er eindelijk een keer uit als iedereen op straat. Maar ik kan me daar toch nooit echt thuisvoelen, omdat ik de taal niet spreek. Dan zíé ik bijvoorbeeld dat mijn Tunesische neef heel grappig is, maar kan ik zijn grappen niet begrijpen.”
Van Sluijs: „Ik heb gelukkig wel altijd trots op mijn naam en afkomst kunnen zijn. Ik kreeg positieve reacties op mijn uiterlijk, mensen vonden het – ik haat dat woord – exotisch.” In Amsterdam werd zij omringd door verschillende culturen en etniciteiten: „Ik voelde me thuis in mijn buurt. Ik had heel graag de Arabische taal gesproken, meer van de cultuur meegekregen. Ik houd van Arabische muziek en eten, maar dat deel van mij is wel onderontwikkeld.”
Ben Messaoud komt in de podcast tot het inzicht dat ze de verbinding met Tunesië niet via haar vader moet laten lopen – dat loopt toch niet meer soepel – maar dat ze haar eigen band moet smeden. Van Sluijs komt tot een soortgelijk inzicht. Ze volgen nu allebei Arabische les. Ben Messaoud: „In Tunesië zeiden ze dat ik beter Frans kan leren.”
Tunesian Night
De gemeenschap van Tunesische Nederlanders is klein, waardoor de dochters geen aansluiting hadden met anderen met een Tunesische achtergrond. Om daar verandering in te brengen, organiseerden Van Sluijs en fotograaf Houcem Bellakoud in april Tunesian Night, een minifestival in het Amsterdamse Felix Meritis. „Vier zalen Tunesische muziek, film, expo, eten – helemaal uitverkocht.” Daar kwam ze voor het eerst Ben Messaoud tegen: „Dat was zo leuk, de sfeer was zo áán, omdat iedereen gewoon herkenning voelde en zijn roots kon vieren.” Van Sluijs: „Mensen waren echt zo geraakt. Zo’n festival bestond nog niet. Ik krijg nog iedere dag de vraag wanneer de volgende editie is.”
En wat vonden de vaders van de documentaires? Van Sluijs: „Ik zette de film aan en hij heeft eigenlijk vanaf begin tot eind alleen maar gehuild en gelachen. Ik vroeg steeds: ‘Moet ik hem even stopzetten of ben je oké?’ En hij antwoordde van: ‘Nee, emotie, die mag er zijn.’ Er zitten best pijnlijke dingen in, maar hij vond het alleen maar prachtig. Voor mij was dat het grootste compliment.”
Ben Messaoud: „Mijn moeder heeft mijn vader de podcast laten horen en hij was heel trots. Hij staat graag in het middelpunt van de belangstelling. Andijk is een klein dorp, dus hij wordt er steeds op aangesproken op straat en in de supermarkt. Dat vindt hij heerlijk.”
Dan komt de berg wel naar Mohamed is een podcast van VPRO en NTR voor NPO Radio 1. De documentaire Mirage wordt nu ingezonden naar filmfestivals maar heeft nog geen uitzenddatum.
Buiten ligt sneeuw; binnen brandt de haard. Om zich beter aan het vuur te warmen, schort een vrouw in de boerderij haar jurk zo ver op dat haar witte onderjurk zichtbaar wordt. Een pikant detail, misschien, voor een illustratie in een deftig middeleeuws boek met een religieuze functie. Maar dan is het nog opvallender dat, verder naar de achtergrond van het interieur, een man en een vrouw hun kleding nog hoger hebben opgetrokken en zo hun geslachtsdelen letterlijk blootstellen aan de warmte.
Het gedetailleerd geschilderde, alledaagse tafereel is kenmerkend voor de meestal serieuze maar soms ook onweerstaanbaar onderhoudende voorstellingen in het 15de-eeuwse handschrift Très riches heures du Duc de Berry. In verband met een restauratie van dit topstuk van middeleeuwse boekverluchting zijn twaalf bladen uit de band losgemaakt. In verticale vitrines die voor- en achterzijde van de 29 centimeter hoge, perkamenten pagina’s tonen, vormen die het middelpunt van een wat krap bemeten, maar inhoudelijk spectaculaire expositie in het kasteel van Chantilly, zo’n veertig kilometer ten noorden van Parijs, over boekverluchting in het laatmiddeleeuwse Frankrijk.
Maandkalender
Het winterlandschap verwijst naar de maand februari en maakt deel uit van een, tot dan toe ongekende, reeks van twaalf paginagrote voorstellingen van de maanden van het jaar waarmee het boek begint. Elk daarvan is geplaatst tegenover een blad met de maandkalender die dient als een soort index van de dagen waarop de christelijke feest- en heiligendagen vallen die verderop in het gebedenboek uitvoeriger worden beschreven en verbeeld. De illustraties werden in de periode 1411-1416 gemaakt door de drie van oorsprong Nijmeegse broers Paul, Herman en Johan van Lymborch (in Frankrijk ‘De Limbourg’ genoemd), en doen gestand aan de bijnaam van het boek: de ‘zeer rijke getijden’ zijn uitzonderlijk uitvoerig, kleurrijk en vakkundig geïllustreerd.
Opdrachtgever voor het boek was hertog Jean de Berry, een broer van de Franse koning Karel V. De expositie toont onder meer een levensgroot liggend portret in wit marmer dat beeldhouwer Jean de Cambrai maakte voor zijn grafmonument in de kathedraal van Bourges. Maar het zijn vooral tientallen versierde manuscripten die zijn boekenliefde illustreren: het is een schitterend overzicht van fraai verzorgde, geïllustreerde handschriften over onder meer theologie, wetenschap en filosofie. En voor het eerst sinds de dood van de hertog in 1416 zijn de zes, later verspreid geraakte, gebeden- en getijdenboeken die hij voor zichzelf liet maken door toonaangevende kunstenaars zoals de gebroeders Van Lymborch, André Beauneveu en Jacquemart de Hesdin, weer bijeengebracht.
Lees ook
de doorbladerbare digitale facsimile van de ‘Très riches heures du Duc de Berry’
De Très riches heures werd in 1856 gekocht door hertog Henri d’Orléans, destijds kasteelheer van Chantilly, en sindsdien is het boek slechts enkele malen publiekelijk getoond. De bladen die nu los te zien zijn, worden binnenkort weer ingebonden, en dan bieden, voor wie weet hoe lang, alleen moderne reproducties en de online versie van het museum nog de mogelijkheid het manuscript virtueel door te bladeren. Maar geen facsimile kan de ervaring evenaren van de nuances en de intensiteit van de kleuren van het origineel, de schittering van het bladgoud, of de structuur van de dierenhuid waar het flinterdunne perkament van is gemaakt.
Het is een warme dag – héét – en de groepachters van basisschool Nelson Mandela in Rotterdam zijn op kamp in het oosten van het land. Onderuitgezakt zitten ze in de kantine van de blokhut waarin ze slapen. De meiden hebben waaiers en handventilatoren op batterij. Op een wit doek wordt een hiphopclip geprojecteerd: Matcha Coco van Noano en Jonna Fraser. „My baby die is sweet. My baby die is fire. D’r face en body 10. Ik word elke dag weer panja.”
Meester Appie – basketbalshirt, slippers, zonnebril op zijn hoofd – komt binnen en met een paar woorden krijgt hij de kinderen stil en de muziek en handventilatoren uit. Ze gaan naar buiten, zegt hij, een waterspel doen.
Op het grasveld van Summercamp Heino ligt een groot zeil. Daarop heeft gymdocent Michael emmers zeepsop gegooid. „Allereerst wil ik jullie een compliment geven”, zegt Appie als de leerlingen op het gras zitten. „Het was lekker rustig vannacht.” Dat was de nacht daarvoor wel anders: toen is Appie uiteindelijk in de slaapzaal van de jongens gaan slapen, in het bed van de dominantste jongen. Die mocht op een matras in de gang liggen. Het was gelijk rustig.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="De kinderen vinden het leuk om naar de middelbare school te gaan maar gaan elkaar na de zomer wel missen.
Foto Wouter de Wilde
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="De kinderen vinden het leuk om naar de middelbare school te gaan maar gaan elkaar na de zomer wel missen.
Hij legt het waterspel uit – ze gaan over hun buik over het zeil glijden – en vertelt over de rest van het dagprogramma. Af en toe onderbreekt een leerling hem, dan vraagt hij: „Wil jij verder gaan?” en is het meteen stil. De kinderen lijken zelf niet eens door te hebben hoe snel ze gehoorzamen.
Veel van mijn leerlingen zijn echt intelligent hoor, maar ja, de taal, begrijpend lezen: dat nekt ze
Abdeljabar ‘Appie’ Marbah (44) is niet alleen groepsleerkracht, maar ook coördinator ‘goed gedrag’ op basisschool Nelson Mandela, gelegen in de kwetsbare, multiculturele Afrikaanderwijk van Rotterdam. Als coördinator goed gedrag – op andere scholen vaak ‘gedragscoördinator’ genoemd – is hij gespecialiseerd in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Onder meer adviseert hij leerkrachten over groepsdynamiek in de klas en hij begeleidt individuele leerlingen met gedragsproblemen.
Kanjertraining
Appie weet precies wie welke rol heeft in de klas en speelt daarop in, vertelt hij staand onder een boom in de schaduw. De kinderen schuiven inmiddels over de zeepsopbaan. Althans, de jongens, want de meeste meiden zitten met hun waaiers op het houten hek rondom het grasveld. Appie wijst naar een jongen in een blauwe zwembroek. „Hij is het alfamannetje van de klas. Die heeft de zogenaamde blauwe pet op.” Je hebt ook kinderen met een ‘gele pet’. Hij wijst naar een meisje dat in haar eentje op het gras zit te kijken naar het buikschuiven. „Dat zijn de teruggetrokken kinderen. En de rode pet is voor de clowns.”
De leerlingen lopen weg met Meester Appie – vooral omdat hij goed inzicht in hun gedrag heeft. Foto Wouter de Wilde
foto Wouter de Wilde
De terminologie komt van de Kanjertraining, een programma voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in het basisonderwijs. Zo’n tweeduizend scholen in Nederland werken met deze methode. Leraren volgen een korte cursus om Kanjertraining in de klas te kunnen geven. Onder andere doen ze rollenspellen. Dan speelt een leerling bijvoorbeeld de clown en moet de rest proberen om hem of haar niet te veel aandacht te geven. Zo leren ze dat de clown kalmeert als ze die minder ‘benzine’ geven. Appie heeft een extra cursus gevolgd om Kanjercoördinator van Nelson Mandela te worden, waardoor hij de andere leraren kan ondersteunen en bijscholen.
Met al zijn expertise kan Appie de klas als een poppenspeler naar zijn hand zetten, zoals hij deed toen hij gisternacht de ‘leider’ van de jongens uit de slaapzaal haalde en het daarna stil was. Deze week deed hij iets soortgelijks toen hij de klas zonder al te veel gedoe uit het zwembad wilde hebben. „Michael en ik hielden het alfamannetje extra goed in de gaten om hem te pakken op iets. Op een gegeven moment duwde hij iemand, dus ik zei: ‘Wat was de afspraak? Als je duwt, moet je uit het zwembad.’ Dat deed hij en de rest volgde automatisch. Het is gewoon kuddegedrag. En wij dachten: doel bereikt, iedereen is uit het zwembad.”
Boos
Appie is de leukste leraar, zegt Ecrin (12), zittend in het gras. Terwijl ze praat, trekt ze grassprietjes uit de grond. „Hij maakt altijd grapjes en hij wordt niet boos.”
„Ik denk dat hij soms wel boos is”, zegt Zehra (12), die naast haar zit. „Maar hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Ecrin: „Bij meester Appie kan ik gewoon niet vervelend zijn.”
Zehra: „En ook al heb je straf, hij maakt die straf gewoon leuker.”
Ecrin: „Ja, dan moeten we bijvoorbeeld een boek lezen.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Leerlingen over Appie: „Hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Foto Wouter de Wilde
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Leerlingen over Appie: „Hij lost het op zonder te schreeuwen. Met rustige woorden.”
Zo doet meester Appie dat ook bij Mohamed (13), ook wel ‘Mo’. Vanaf een stoeltje naast de buikglijbaan moedigt hij klasgenoten aan. „Hij zit een beetje tussen een clown en een alfamannetje in. Hij kan zijn mond vaak gewoon niet houden.” Als Appie merkt dat Mo „in die flow” zit, stuurt hij hem al vrij snel uit de klas om ergens anders rustig te werken. Dan zegt Appie: „Je hebt geen straf; ik voorkom hiermee dat jij straf krijgt.” Hij probeert ook altijd om het over het gedrag van de leerling te hebben, niet over de persoon.
Bij meester Appie kan ik gewoon niet vervelend zijn
„Hé Mo!”, roept Appie. Mo komt aansjokken in natte sportkleren. Hij is intussen tóch gaan glijden.
„Ik vind het geweldig wat je nu doet. Ik dacht eerst: hij gaat niet”, zegt Appie.
Mo grijnst. „Ja, dacht ik eerst ook.”
„Maar Mo, wat zeg ik altijd tegen jou?” vraagt Appie. „Welke Mo zou ik in mijn groepje willen hebben?”
„Die Mo op schoolreisje of op kamp.”
„Ja, want je bent gezellig. En ik wil niet de Mo in mijn…?”
Mo lacht. „Klas. Omdat ik heel veel praat en me met alles bemoei.”
„Maar praat ik over Mo of over jouw gedrag?”
„Over mijn gedrag.’
Ouders
Wat ook helpt, is dat Appie dezelfde achtergrond heeft als veel van zijn leerlingen. Hij is óók in de Afrikaanderwijk opgegroeid, zat óók op basisschool Nelson Mandela en had óók een lastige jeugd. Hij was elf toen zijn vader het gezin verliet, twaalf toen hij op de markt ging werken om het gezin financieel te ondersteunen. Hij weet dus wat er door de „koppies” van de leerlingen gaat. Wij moeten iets harder werken dan een ander, zegt hij tegen ze. En ja, hij praat in de wij-vorm, want zo voelt het. Wij, zegt hij dan, hebben een andere achtergrond en daardoor vaak geen ouders die kunnen helpen met ons huiswerk. „Veel van mijn leerlingen zijn echt intelligent hoor, maar ja, de taal, begrijpend lezen, dat nekt ze.”
Meester Appie weet goed wat door de „koppies” van de leerlingen gaat.
foto Wouter de Wilde
Appie kreeg een havo/vwo-advies, maar op de middelbare school moest hij op een gegeven moment naar de mavo, omdat hij „te veel grappen” maakte. Later heeft hij zichzelf „herpakt”. Hij werd jongerenwerker en ging naar de pabo.
Tegen zijn leerlingen zegt Appie altijd: „Ik heb het gered, dus jij kan het ook.” Vroeger zeiden ze op school tegen hem dat het niet zou goedkomen met ’m, dat-ie in de bak zou eindigen. Maar hij heeft nog nooit een gevangenis vanbinnen gezien.
Als een leerling een slechte werkhouding heeft, zegt hij: „Ik maak me zorgen. Ik zeg niet dat je het niet redt, maar als je zo doorgaat, ben ik wel bang dat je het niet redt.” Hij probeert voorzichtig te zijn, zodat ze later niet naar hem toe komen met het verwijt dat hij geen vertrouwen in ze had.
In het gras rond Ecrin en Zehra verzamelt zich een steeds grotere groep kinderen. Verderop is een watergevecht ontstaan waar meester Appie fanatiek aan meedoet. Of ze een beetje zin hebben in de middelbare school? „Neeeeeee!”, gillen ze. „Nee, want ik ga vwo doen”, zegt Moiza (12) gespeeld nors. In de klas van meester Appie hebben zes van de negentien leerlingen vwo-advies gekregen, iets boven het landelijk gemiddelde.
Ze vinden het ook niet leuk om naar de middelbare school te gaan, omdat ze elkaar gaan missen. ’s Nachts is het op de slaapzaal van de meiden doorgaans onrustiger dan op die van de jongens. „We hebben het over onze herinneringen samen, wat we allemaal hebben gedaan op school”, zegt Ecrin plechtig. „We hadden meidenclub met juf Fatima, toen gingen we koken. En met Kinderboekenweek gingen we dansen.” En meester Appie, ja, die gaan ze natuurlijk ook ontzettend missen.
Lees ook
Opvoeden in een winstgedreven samenleving is kansloos