N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het eindexamenNRC bespreekt deze weken de eindexamens na met deskundigen. Redacteur Mark Lievisse Adriaanse over het havo-eindexamen maatschappijwetenschappen.
Toen ik een paar weken terug langs een klaslokaal in Rotterdam liep, maakte mijn hart een sprongetje van plezier. Door het raam zag ik posters van politieke partijen hangen, een foto van Atatürk naast een Koerdische vlag, een portret van George Bush jr. naast een van Barack Obama. Hier moest wel maatschappijleer gegeven worden, en zo te zien door een betrokken en bevlogen docent.
Gezegend zijn de maatschappijleerdocenten! Want het is een heerlijk vak, vermoedelijk op middelbare scholen de concreetste invulling van het bildungsideaal. Meer nog dan over staatsinrichting leer je er debatteren, je in te leven in standpunten van anderen, je te verdiepen in maatschappelijke ontwikkelingen. Je leert er, anders gezegd, alvast een beetje burger te zijn.
Dat is althans het idee, of in ieder geval mijn eigen ervaring. Op de havo is zulk onderwijs opgedeeld in twee vakken: het verplichte maatschappijleer en het facultatieve maatschappijwetenschappen. In het eerste vak wordt geen eindexamen gedaan, het tweede vak stond maandagochtend op het programma.
Geheel in de tijdgeest ging de examenstof voor een aanzienlijk deel over de factoren die maken wie en wat we zijn, over ‘socialisatie’ en ‘identiteit’. En in het eindexamen werden geheel in de geest van de tijd over die onderwerpen wat korte bochten genomen.
Eén van de teksten die scholieren moesten doorgronden, was een interview over diversiteit op de werkvloer, en over de strubbelingen die dit kan opleveren. Vraag: hoe kan dat „ongemak” worden voorkomen? Goede antwoord: „Door in een diverse organisatie een inclusieve cultuur te realiseren.”
Wrijving
Klinkt mooi. Maar is ‘inclusiviteit’ echt zo’n neutraal begrip als hier geponeerd wordt? Het wordt immers gevormd door ideologische opvattingen over hoe macht verdeeld moet worden (en dat is prima). Dat maakt de vorming van zo’n cultuur ook per definitie onderdeel van discussie (en ook dat is prima) of van ongemak. Er worden immers machtsverhoudingen op de schop genomen – maar die hele component ontbreekt sowieso in deze vragen en antwoorden. Je kunt ook denken: dat ongemak is nu eenmaal een logische eerste reactie op verandering, en daarmee een eerste stap in de totstandkoming van zo’n cultuur. De wrijving is een noodzakelijk, louterend onderdeel van de verandering.
Er wordt in het examen meer gedepolitiseerd. Het examen begint met een tekst over het Woonprotest, en meerdere vragen gaan over de oorzaken van het woningtekort. Dat tekort lijkt Nederland als het ware overkomen: het komt volgens de goede antwoorden door ‘globalisering’, bijvoorbeeld via de instroom van internationale studenten, en door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Natuurlijk spelen die factoren een rol. Maar politieke keuzes waren minstens zo belangrijk: er is jarenlang simpelweg (te) weinig gebouwd, en (te) veel betaalbare sociale huurwoningen zijn verkocht.
Waardoor toch één vraag in me opkomt: hoeveel punten zou de scholier krijgen die in de geest van het vak zijn eigen kritische antwoorden geeft?
Drie ton voor onderzoek, te besteden in zes jaar tijd – naar eigen inzicht. Dat bedrag kreeg Matthijs Korevaar (31) vorig jaar door de Erasmus Universiteit toegewezen als startersbeurs. De universitair docent economie wist meteen waar hij het geld aan wilde uitgeven: onderzoek naar de woningmarkt. „Je kunt het geld bijvoorbeeld gebruiken om een promovendus aan te nemen, met wie je samenwerkt”, vertelt hij. „Daarnaast wil ik het besteden aan het aankopen van extra databestanden.”
De startersbeurzen voor jonge wetenschappers werden in 2022 ingesteld door het vorige kabinet. Daarnaast kwamen er stimuleringsbeurzen voor meer ervaren wetenschappers. Ze maakten deel uit van een bestuursakkoord dat toenmalig minister Robbert Dijkgraaf (D66, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) sloot met universiteiten en hogescholen. Hij maakte ook geld vrij voor 1.200 extra banen. Door de hoge studentenaantallen lag in het hoger onderwijs steeds meer nadruk op lesgeven en was de werkdruk hoog. Nu kwam er meer ruimte voor onderzoek.
Maar het akkoord heeft niet lang standgehouden. De nieuwe minister, Eppo Bruins (NSC) schrapt beide beurzen vanaf volgend jaar. In de OCW-begroting 2025 staat dat ze „in de praktijk uitvoeringstechnisch complex” waren en dat er „geen eenduidige evidentie [is] dat ze een effectief middel zijn om de werkdruk voldoende te verlagen”. Een voorbarige conclusie, vindt Korevaar, die in Rotterdam met anderen aan het onderzoeken was hoe het geld het beste kon worden ingezet. „De beurzen bestaan pas twee jaar. Voor conclusies is het nog te vroeg.”
Lood om oud ijzer
De minister bespaart vanaf 2025 175 miljoen euro per jaar door de onderzoeksbeurzen af te schaffen. Daarvan konden tussen de 1.300 en 1.700 beurzen worden betaald, afhankelijk van de toegekende bedragen. Hij wil het geld nu inzetten om de 1.200 banen te behouden. Die zouden per 2026 sneuvelen, was eerst het plan.
Naast die bezuiniging wil het kabinet besparen door het aantal internationale studenten terug te dringen, studenten die langer doen over hun studie meer collegegeld te laten betalen (de ‘langstudeerboete’) en te korten op het Fonds Wetenschap en Onderzoek. Opgeteld heeft het kabinet op hoger onderwijs en onderzoek bezuinigingen ingeboekt die oplopen tot ruim 1 miljard euro per jaar. Van dat bedrag kan niet afgeweken worden, zei Bruins, ook al noemde hij de bezuinigingen „lelijk”.
De dreiging dat er 1.200 banen zouden verdwijnen leidde tot protest in de wetenschappelijke wereld. Toch is daar nu geen blijdschap te bespeuren over de redding. „Het inwisselen van de ene bezuiniging voor de andere doet nauwelijks iets af aan de totale schade. Dat is lood om oud ijzer”, zegt Caspar van den Berg, voormalig VVD-senator en sinds 1 juni voorzitter van Universiteiten van Nederland (UNL). Hij wijst naar het rapport van de Italiaanse oud-premier Mario Draghi, die de Europese landen eerder deze maand opriep radicaal te investeren in kennis en innovatie, om de race niet te verliezen van China en de Verenigde Staten. „Het kabinet doet precies het tegenovergestelde”, zegt Van den Berg.
Volgens Marcel Levi, voorzitter van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Kenniscoalitie, een samenwerkingsverband voor innovatie, betekenen de bezuinigingen dat er aan universiteiten bijna geen mogelijkheid meer is om onderzoek gefinancierd te krijgen. „Wij verstrekken als NWO ook beurzen, maar wij kunnen maar 10 procent van de aanvragen honoreren. Dat is internationaal gezien een zeer laag percentage. Zelfs excellente aanvragen moeten we afwijzen.”
Onbetrouwbare overheid
De minister heeft ervoor gekozen de starters- en stimuleringsbeurzen te schrappen „na overleg met verschillende partijen uit de wetenschap”. UNL-voorzitter Van den Berg zegt dat het idee zeker niet van hem afkomstig is: „Deze bezuiniging komt zelfs nog harder aan omdat de beurzen niet in 2026 maar al vanaf 2025 worden geschrapt. Het kabinet haalt onderzoeksgeld weg dat al is toegekend aan jonge onderzoekers en brengt daarmee universiteiten direct in de problemen.”
Drie universiteiten worden extra hard geraakt: de Erasmus Universiteit in Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University. Zij krijgen relatief meer starters- en stimuleringsbeurzen omdat zij door historische afspraken een lagere bijdrage van het Rijk (in jargon ‘vaste voet’) ontvangen.
Lees ook
1 miljard euro minder? Universiteiten houden rekening met het zwartste scenario
Voor de Erasmus Universiteit valt volgend jaar 39 miljoen euro aan beurzen weg. „De overheid toont zich een onbetrouwbare partner”, zegt Annelien Bredenoord, voorzitter van het college van bestuur. „We hebben drie jaar geleden afspraken gemaakt in het bestuursakkoord en de nieuwe minister zegt die nu eenzijdig op. We zullen samen met de andere universiteiten kijken of we het toegezegde geld alsnog juridisch kunnen afdwingen.” De beurzen per 2025 stopzetten is onmogelijk, zegt zij. „Dat is over drie maanden. We hebben een deel al toegekend en mensen hebben voorbereidingen getroffen om met hun onderzoek te beginnen.”
Wim van de Donk, rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur van Tilburg University, die 13,5 miljoen euro aan startersbeurzen verliest, vertrouwt erop dat de universiteiten samen met het ministerie tot een oplossing zullen komen. „De afspraak was dat er op termijn een nieuw financieringsmodel zou komen, waarbij de ongelijkheid zou worden rechtgetrokken. Tot die tijd werd dat gedaan via de beurzen die nu helaas sneuvelen. Tilburg kreeg jaarlijks 7,6 miljoen extra, dat was een gemeenschappelijke afspraak. We zullen elkaar nu ook vasthouden.”
Maar dat is slechts een oplossing voor de korte termijn, zegt hij. „Als je goede mensen voor de universiteiten wilt houden in Nederland, moet je geen onbetrouwbare werkgever zijn en geen jojobeleid voeren. Jong talent kan overal ter wereld terecht. Daar maak ik me echt zorgen over.”
‘NEE!” „NEE!” „NÉÉÉÉ!!” Een groepje tieners roept door elkaar heen, gevraagd naar hun mening over een helmplicht voor fatbikes. „Schrijf maar op dat hier zeven mensen tégen zijn!”, zegt Melchior (14). „Van die elektrische omafietsen hoeven óók geen helm op!”, zegt Macy (14).
Ze hangen bij een betonnen bankje rondom een boom, tegenover hun middelbare school in Almere. Twee zwarte fatbikes staan in het midden van de groep. Daar wordt een beetje op geleund en gezeten. Het zijn de pronkstukken. Deze zijn van Macy en Orlando (12). Die van Melchior staat thuis. De ‘gewone’ fietsen staan om de groep heen geparkeerd.
Dinsdag stemt de Tweede Kamer over een helmplicht voor fatbikes. Er gebeuren steeds meer (ernstige) ongelukken mee. In 2023 werden er 59 fatbike-ongevallen genoteerd in het Letsel Informatie Systeem van dertien spoedeisendehulp-afdelingen van ziekenhuizen. Na het eerste halfjaar van 2024 staat de teller al op 140, blijkt deze maandag uit nieuwe cijfers. 47 procent van fatbikeslachtoffers is tussen de 12 en 15 jaar oud. Artsen zien dwarslaesies, schedelbasisfracturen, ontvelde benen en armen.
Melchior vindt een helm onzin. „Als je gewoon 25 kilometer per uur gaat [de maximaal toegestane snelheid van een fatbike], is het prima. Dan is het eigenlijk gewoon een normale elektrische fiets. Tenminste, als ik ’m niet opvoer, gaat-ie 25…”
Macy lacht. „Af en toe.”
Melchior: „Ja, af en toe gaat-ie 25.”
„Kijk!” roept Vince (13). Hij loopt naar zijn omafiets die op een klapstandaard staat, knielt en begint driftig aan één van de trappers te draaien. „Deze gaat nu ook harder dan 25! Dus dan zou je hiervoor ook een helm op moeten!”
„Die meneer gaat ook best hard!” Macy wijst naar een oudere man, die op een elektrische fiets over het fietspad voor de school fietst. Daar schieten ook steeds leerlingen op fatbikes voorbij. Dan klinkt een zacht, zoemend geluid.
Lees ook
De fatbike is voor kinderen ‘een extreem gevaarlijk apparaat’, zegt de traumachirurg
‘Álles kan harder dan 25 km p/u’
Vince: „Álles kan harder dan 25 kilometer per uur. Ik kan ook harder rennen dan 25.”
Macy: „Dat hoop jij.”
De minister die over verkeersveiligheid gaat, Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV), voelde in augustus nog weinig voor extra regels voor fatbikes. „Laten we niet alle fatbikegebruikers categoriseren als een groep asociale weggebruikers”, zei hij tegen het AD. Maar in de Tweede Kamer werd de roep om maatregelen luider en luider. En toen partijgenoot en Kamerlid Hidde Heutink begin september op X een oproep deed om in te grijpen, maakte Madlener een draai.
Hij ligt nog wel in de clinch met de Kamer over de invulling van die maatregelen, zoals de helmplicht. Daartoe roepen PVV en NSC op in een motie waarover dinsdag gestemd wordt, en waarvoor zich een meerderheid heeft afgetekend. Zij willen specifiek voor de fatbike een helmplicht. De minister zei anderhalve week geleden in een debat over verkeersveiligheid dat het ineffectief is om een onderscheid te maken tussen fatbikes en andere elektrische fietsen. „Dan krijg je straks een slimbike of een fiets met een ander zadel. […] Als we ons richten op het nu, dan hebben we een succes op de heel korte termijn, maar op de lange termijn heeft dat echt weinig zin.”
De indieners van de motie willen dat hij meer tijd neemt om te onderzoeken hoe dit onderscheid wél te maken valt. Of en wanneer er eenhelmplicht voor fatbikerijders komt, valt nog niet te zeggen.
Even bewusteloos
„Een helm is lelijk en verpest gewoon mijn haar”, zegt Macy. De onderkant van haar steile, blonde haar valt in de capuchon van haar gewatteerde jas. „En het ziet er gewoon een beetje dom… Wat voor helm verwachten ze eigenlijk dat we gaan dragen? Zo’n fietshelm of zo’n scooterhelm met een klepje? Een scooterhelm wil ik op zich wel, want dan krijg je geen druppels in je gezicht als het regent.”
„Dan wordt toch heel je make-up uitgesmeerd als je ’m af doet?”, zegt Liv (13).
Macy is even stil. „Oooooh, dat is waar. En mijn haar!”
Of hun ouders het niet eng vinden, hun kinderen op zo’n snelle fiets? „Jawel!”, roepen de tieners in koor.
Lees ook
Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike
Macy wijst naar de afgebroken versnellingen op haar stuur en daarna tilt ze haar kin omhoog. Er is een groot litteken te zien. „Ik heb een hechting hier. En was even bewusteloos toen het gebeurde.” Jade toont op haar telefoon een filmpje waarin Macy de flinke jaap op haar kin laat zien.
Macy had een vriendin achterop. Ze wilden een bekende inhalen die al was weggereden op de scooter. Macy kreeg de slappe lach en begon te slingeren. Haar vriendin viel op haar hoofd, maar had gelukkig niets. Macy moest naar het ziekenhuis, voor haar kin. Nu rijdt ze voorzichtiger. Ze neemt liever niemand meer achterop haar fatbike en als ze zelf achterop zit, schreeuwt ze vaak „remmen, remmen!” als het te hard gaat.
De vrienden gaan ervandoor. Vince met zijn omafiets. „Zonder versnellingen, niks! Gewoon lekker ouderwets.” Hij zou wel graag een fatbike willen.
„Met een fatbike ben je niet per se geliefder, maar het ziet er wel stoerder uit”, zegt Liv. Dus als een jongen een fatbike heeft, is hij leuker dan wanneer hij er géén heeft? Liv knikt hevig, terwijl ze de zoete rook van haar vape uitblaast.
Vince: „Maar het maakt je geen ander persoon!”
De achternamen van de tieners zijn bekend bij de redactie.
‘Jullie zijn een van de laatste klassen”, zegt cursusleider Marco, staand voor een groot whiteboard. „We liggen goed op koers.” In een kaal lokaal in het Utrechtse kantoor van immigratiedienst IND zitten zo’n twintig beslisambtenaren. De tafeltjes staan opgesteld in een groot vierkant.
Voorin het lokaal schrijft Marco een woord op het bord: „Asielmotief.” Dát is waar de beslisambtenaren nadrukkelijker op moeten toetsen, zegt hij. Waarom zoeken asielzoekers in Nederland bescherming? En vooral: kunnen ze dat motief bewijzen?
Officiële documenten, zegt Marco, daar draait het om. Te vaak laten ambtenaren zich overtuigen door twijfelachtige stukken. „Puur menselijk is het”, zegt Marco, „dat je je laat imponeren door documenten die op tafel worden gelegd. Maar al die briefjes, halve arrestatiebevelen, foto’s, filmpjes en krantenknipsels, voldoen vaak niet aan de eisen.”
De IND-medewerkers krijgen deze ochtend les over een weinig bekende maar ingrijpende wijziging van het toelatingsbeleid. Sinds deze zomer beoordeelt de dienst asielaanvragen aan de hand van nieuwe instructies. Het gaat volgens Vluchtelingenwerk om „de grootste beleidswijziging in tien jaar tijd”.
Lees ook
Aan de grens van Duitsland: ‘Er is hier geen slagboom meer en die gaat er maandag ook niet zijn. Hoe willen ze dat doen?’
Bewijslast bij de asielzoeker
Langzaam worden de effecten van de wijziging zichtbaar: asielzoekers uit onveilige landen als Syrië, Afghanistan en Jemen ontvingen afgelopen weken een afwijzing. Volgens Vluchtelingenwerk gaat het om asielzoekers die voorheen wél zouden kunnen rekenen op een verblijfsvergunning.
Hoe dat kan? De kern van de wijziging, legt Marco de beslisambtenaren in het zaaltje uit, zit hem in de bewijslast. Onder druk van de rechtspraak moest de IND afgelopen jaren steeds beter motiveren waarom een asielzoeker niet in aanmerking zou komen voor bescherming. In de nieuwe werkinstructie is dat omgedraaid, zegt Marco: „Nu is het meer aan de vreemdeling zélf om aan te tonen dat hij iets te vrezen heeft.”
Als de asielzoeker dat niet kan bewijzen met officiële documenten dan wordt het verhaal van de aanvrager voortaan op een strengere manier getoetst. Meer dan voorheen moet de asielzoeker bijvoorbeeld verklaren waarom hij in Nederland en niet elders bescherming heeft aangevraagd. „Als iemand met een reisverhaal aankomt dat hij eerst een paar maanden in Italië wijndruiven ging stampen, daarna in Duitsland de Riesling ook wel leuk vond en toen pas naar Nederland kwam, dan zegt dat iets over zijn oprechtheid”, aldus Marco. „Dan heb je langere tijd in andere landen verbleven waar je óók prima asiel kon aanvragen. Als je daar geen goede verklaring voor kunt gegeven, leidt dat tot een ongeloofwaardigheidsverklaring van het asielmotief.”
Tegelijk is het zogenaamde risicogroepenbeleid afgeschaft. Voorheen kregen bijvoorbeeld afvallige moslims uit Iran of lhbti’ers uit Afghanistan gemakkelijker asiel toegekend, omdat bekend is dat leden van dergelijke groepen in die landen gevaar lopen. In de nieuwe situatie moeten ook deze vluchtelingen individueel aantonen dat zij bij terugkeer gevaar lopen.
Een IND’er vraagt: ‘Moet dit van de politiek?’ Nou, zegt de cursusleider: ‘De áánleiding is wel politiek’
Het voordeel van de twijfel
De beslismedewerkers in het IND-klasje hebben de nodige vragen. „Wat is hier de bedoeling van?”, vraagt een cursist. „Moet het aantal inwilligingen naar beneden?” Een ander: „Moet dit van de politiek?” Nou, zegt cursusleider Marco: „De áánleiding is wel politiek.”
Het begon allemaal met een politieke discussie. In 2022 publiceerde de IND cijfers waaruit bleek dat Nederland fors meer asielaanvragen inwilligde dan Europese buurlanden. Uit vervolgonderzoek van de dienst kwam naar voren dat het gros van de inwilligingen vluchtelingen uit Syrië, Jemen, Turkije, Afghanistan en Irak betreft.
Was het Nederlandse beleid voor deze landen dan zo veel softer? Alleen voor politiek vluchtelingen uit Turkije lijkt dat het geval, concludeerden de onderzoekers. Dat kon de grote verschillen niet verklaren. Als voornaamste oorzaak zagen de onderzoekers een taskforce. Die was in 2020 ingesteld door VVD-staatssecretaris Ankie Broekers-Knol om de achterstanden bij de immigratiedienst weg te werken. De groep mocht hiervoor „alle mogelijk denkbare en desnoods onconventionele maatregelen” treffen. In de praktijk betekende dat: zoveel mogelijk asielzoekers het voordeel van de twijfel geven tijdens de beoordeling van hun aanvraag. Die werkwijze werd voortgezet nadat de taskforce werd opgeheven.
Trots meldde Broekers-Knol in 2021 in een brief aan de Tweede Kamer dat de taskforce „de omvangrijke en langjarige achterstand” in korte tijd had weggewerkt. Het gevolg – dat het aantal inwilligingen rap steeg – stond níét in de Kamerbrief vermeld. Vóór de taskforce week het Nederlandse inwilligingscijfer niet af van dat van de rest van Europa. Gemiddeld zo’n vier op de tien asielverzoeken werd gehonoreerd. Nadat de taskforce in 2020 aan het werk was gegaan, liep dat op tot 63 procent, het jaar daarop tot 73 procent en nog een jaar later tot 85 procent. Terwijl deze percentages in de rest van Europa nauwelijks stegen.
Nadat het IND-onderzoek deze oorzaak had blootgelegd, vroeg VVD-Kamerlid Ruben Brekelmans de regering om opheldering. Niet over de taskforce, die onder bewind van de VVD was ingesteld, maar over het héle toelatingsbeleid, dat van Brekelmans op de schop moest. In een aangenomen motie vroeg hij voortaan „de bewijslast zoveel mogelijk bij de asielzoeker neer te leggen”. Dat regelde VVD-staatssecretaris Eric van der Burg met het aanpassen van het groepenbeleid en de nieuwe werkinstructie die deze zomer, vlak voor het aantreden van het nieuwe kabinet, van kracht werd.
Lees ook
De IND-ambtenaar zit klem tussen wetten, regels en instructies
Besnijdenissen
Die werkinstructie leidt nu al tot meer afwijzingen van asielzoekers uit onveilige landen, zegt Vluchtelingenwerk. De juristen van deze organisatie adviseren advocaten in asielprocedures en zijn daardoor op de hoogte van de toepassing van de nieuwe werkinstructie.
Een van de afwijzingen gaat om een moeder die met haar kinderen Jemen ontvluchtte, uit angst dat haar dochters zouden worden besneden. Bekend is dat dit in haar regio veel voorkomt. Op grond van het nieuwe beleid werd ze afgewezen. „De IND verlangde dat ze een document kon overleggen waaruit zou blijken dat haar dochters zouden worden besneden”, zegt haar advocaat Ruth Achttienribbe. „Dat kon ze niet. Zoiets wordt natuurlijk niet per brief aangekondigd.”
Nu pikt men iets uit het asielverhaal wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar direct een afwijzing aan
Christenen uit Iran
Een Iraans echtpaar dat zich tot het christendom zou hebben bekeerd, kreeg ook geen asiel. Een voorname reden voor de afwijzing vormde het feit dat ze op een vals paspoort naar Nederland waren gekomen. Dit zou volgens de nieuwe werkinstructie hun héle asielverhaal twijfelachtig maken – en leidde dus tot een afwijzing.
De advocaat van het echtpaar, Vivian Oliana, zegt dat deze redenering tekenend is voor het nieuwe IND-beleid. „Tot voor kort werd het asielverhaal in samenhang beoordeeld. Nu pikt men er iets uit wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar een afwijzing aan.”
Het Iraanse echtpaar kreeg afgelopen donderdag van de rechter gelijk; de IND moet hun aanvraag opnieuw beoordelen. Het nieuwe beleid is niet zonder risico’s, zegt Oliana. „Het betekent dat je mensen gaat terugsturen naar landen waarvan je weet dat ze daar kans lopen op vervolging. Dat is heel kwalijk.”
‘Niets te vrezen’
„Je kunt er op verschillende manieren naar kijken”, zegt cursusleider Marco op het IND-kantoor over de nieuwe manier van beoordelen van asielverzoeken uit risicogroepen. „Wij vinden dat we in sommige zaken misschien te snel hebben gezegd: jij behoort tot een risicogroep, dus je krijgt bescherming. Terwijl sommige mensen tot een risicogroep behoren, maar niets te vrezen hebben.”
Heeft hij daar een voorbeeld van?
De cursusleider hoeft niet lang na te denken: „De bahai.”
Dat is een onderdrukte minderheid in Iran. Voorheen kregen ze als risicogroep gemakkelijker asiel, maar het nieuwe beleid biedt de mogelijkheid om goed naar de individuele risico’s te kijken, vertelt de cursusleider. „Ben jij een derde generatie bahai die gewoon in Teheran woont en weinig uiting geeft aan je geloof? Dan maakt dat veel uit voor de kans die je loopt op vervolging. En dan kan het zo zijn dat we nu tot de conclusie komen dat je eigenlijk niets te vrezen hebt.”
Lees ook
Ambtenaren noemden asielcrisis ‘juridisch en politiek onverdedigbaar’, maar kabinet drukte door