N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het eindexamenNRC bespreekt deze weken de eindexamens na met deskundigen. Redacteur Mark Lievisse Adriaanse over het havo-eindexamen maatschappijwetenschappen.
Toen ik een paar weken terug langs een klaslokaal in Rotterdam liep, maakte mijn hart een sprongetje van plezier. Door het raam zag ik posters van politieke partijen hangen, een foto van Atatürk naast een Koerdische vlag, een portret van George Bush jr. naast een van Barack Obama. Hier moest wel maatschappijleer gegeven worden, en zo te zien door een betrokken en bevlogen docent.
Gezegend zijn de maatschappijleerdocenten! Want het is een heerlijk vak, vermoedelijk op middelbare scholen de concreetste invulling van het bildungsideaal. Meer nog dan over staatsinrichting leer je er debatteren, je in te leven in standpunten van anderen, je te verdiepen in maatschappelijke ontwikkelingen. Je leert er, anders gezegd, alvast een beetje burger te zijn.
Dat is althans het idee, of in ieder geval mijn eigen ervaring. Op de havo is zulk onderwijs opgedeeld in twee vakken: het verplichte maatschappijleer en het facultatieve maatschappijwetenschappen. In het eerste vak wordt geen eindexamen gedaan, het tweede vak stond maandagochtend op het programma.
Geheel in de tijdgeest ging de examenstof voor een aanzienlijk deel over de factoren die maken wie en wat we zijn, over ‘socialisatie’ en ‘identiteit’. En in het eindexamen werden geheel in de geest van de tijd over die onderwerpen wat korte bochten genomen.
Eén van de teksten die scholieren moesten doorgronden, was een interview over diversiteit op de werkvloer, en over de strubbelingen die dit kan opleveren. Vraag: hoe kan dat „ongemak” worden voorkomen? Goede antwoord: „Door in een diverse organisatie een inclusieve cultuur te realiseren.”
Wrijving
Klinkt mooi. Maar is ‘inclusiviteit’ echt zo’n neutraal begrip als hier geponeerd wordt? Het wordt immers gevormd door ideologische opvattingen over hoe macht verdeeld moet worden (en dat is prima). Dat maakt de vorming van zo’n cultuur ook per definitie onderdeel van discussie (en ook dat is prima) of van ongemak. Er worden immers machtsverhoudingen op de schop genomen – maar die hele component ontbreekt sowieso in deze vragen en antwoorden. Je kunt ook denken: dat ongemak is nu eenmaal een logische eerste reactie op verandering, en daarmee een eerste stap in de totstandkoming van zo’n cultuur. De wrijving is een noodzakelijk, louterend onderdeel van de verandering.
Er wordt in het examen meer gedepolitiseerd. Het examen begint met een tekst over het Woonprotest, en meerdere vragen gaan over de oorzaken van het woningtekort. Dat tekort lijkt Nederland als het ware overkomen: het komt volgens de goede antwoorden door ‘globalisering’, bijvoorbeeld via de instroom van internationale studenten, en door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens. Natuurlijk spelen die factoren een rol. Maar politieke keuzes waren minstens zo belangrijk: er is jarenlang simpelweg (te) weinig gebouwd, en (te) veel betaalbare sociale huurwoningen zijn verkocht.
Waardoor toch één vraag in me opkomt: hoeveel punten zou de scholier krijgen die in de geest van het vak zijn eigen kritische antwoorden geeft?
Zestien jaar was Vincent Karremans (38) toen zijn moeder overleed. Zijn vader stond in de overlevingsstand met de zorg voor drie jonge kinderen op zijn schouders. „Ik zie hem nog zo zitten aan zijn bureau, zwoegend op de erfbelasting.” Thuis werd daarom niet over de dood van zijn moeder gesproken, vertelt Karremans. „Met als gevolg dat je dat niet goed verwerkt. Ik ben gaan praten met een lerares van de middelbare school, dat heeft mij erg geholpen. Ik ga nu nog af en toe bij haar langs.”
Hij is haar dankbaar, maar hij had het er ook thuis meer over willen hebben. „Niemand die ons aanbood erover te praten, ook niet van de gemeente. Er werd eten gebracht, heel lief, maar er werd verder niet gepraat. We weten dat mentale problemen bij kinderen vaak ontstaan bij dit soort heftige momenten: verlies, vechtscheiding, overlijden van ouders. Als ze dan volwassen zijn, en de problemen niet direct zijn aangepakt, komen ze vaak alsnog in een lang behandeltraject. Dat zie ik ook in mijn omgeving.”
Karremans was eerder wethouder in Rotterdam en wordt gezien als groot politiek talent, met veel fans binnen zijn eigen VVD. De pijnlijke periode uit zijn jeugd leverde hem een inzicht op dat hem nu drijft als staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport: de samenleving moet een veel grotere rol spelen bij het aanpakken van mentale problemen van kinderen. Ouders, familieleden, buren, sportcoaches, leraren. Niet gelijk naar de jeugdzorg kijken. „We moeten toe naar een maatschappelijke dialoog daarover. Een vreselijk woord trouwens, ik heb het niet zelf bedacht. Misschien moet ik iets nieuws verzinnen, iets Rotterdams: ‘We motte prate’ ofzo.”
U bent van de VVD, maar u klinkt net als uw voorganger Maarten van Ooijen van de ChristenUnie, die ook een maatschappelijke discussie wilde.
„Ik heb Maarten onlangs hier uitgenodigd en we hebben uitgebreid gesproken. Dit is voor een heel groot deel hetzelfde als wat hij wilde. We waren het helemaal eens.”
Een grotere rol voor de samenleving is niet alleen goed voor de kinderen zelf, vertelt Karremans, het is ook noodzakelijk om de „vastgelopen jeugdzorg” weer op gang te krijgen. Die kent lange wachtlijsten, vooral voor kinderen die zwaardere, complexere zorg nodig hebben zoals bij zware depressies, anorexia of suïcidale neigingen. Snel hulp is dan belangrijk, omdat de problemen anders alleen maar groter worden. Te veel zorgaanbieders richten zich nu op ‘lichte’ zorg, zoals hulp bij tentamenstress, ziet hij. Karremans: „We moeten er zijn voor de kinderen die echt in nood zitten. En dat zijn we nu niet. Ons systeem werkt niet voor hen.”
Intussen lopen de kosten alsmaar op. Vorig jaar kostte de jeugdzorg 7,2 miljard euro, dit jaar wordt dat naar schatting 8,1 miljard, schreef Karremans eerder in een Kamerbrief. „Dat kan zo niet langer”, zegt hij nu.
470.000 van de 3,3 miljoen kinderen tot achttien jaar maken nu gebruik van jeugdzorg – dat is een op de zeven. In Rotterdam, vertelt Karremans, „zijn klassen waar zelfs een op de vier kinderen in de jeugdzorg zit. Een kwart van de klas!”
Wat dacht u toen u dat hoorde?
„Ik schrok me helemaal te pletter.”
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
„Er wordt steeds makkelijker doorverwezen naar jeugdzorg, professionals vinden het moeilijk om nee te zeggen, en aanbod creëert vraag. Ouders spelen ook een rol, die eisen vaker hulp voor hun kind. Die nemen geen genoegen met ‘nee’ en denken ‘ik heb alles geprobeerd, ik weet het ook niet meer, ik wil dat het nu opgelost wordt’.”
Logisch toch? Je wil het beste voor je kind.
„Het is maar de vraag of dat medicaliseren van problemen het beste is voor het kind. We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont. Als iemand een beetje druk is, of als een kind proefwerken eng vindt, is het tegenwoordig gelijk adhd of faalangst. En daar moet je dan voor behandeld worden. Tsja. Hoort erbij toch? Ik had vroeger ook faalangst, ik was ook heel onzeker. Bij opgroeien hoort vallen en opstaan. En dus ook faalangst als je een proefwerk hebt.”
Lees ook
Het leven is soms verrekte lastig, zegt hoogleraar Levi van Dam
Wat zou u tegen die ouders willen zeggen?
„Accepteer het als je kind niet in het perfecte plaatje past. Ren niet gelijk naar een professional toe. Praat met je kind. Een kind van twaalf gaat niet uit zichzelf naar een psycholoog toe, dat organiseren de ouders.”
Kinderen van nu leven in een lastige tijd. De invloed van sociale media, klimaatcrisis, oorlogen, prestatiedruk…
„Dat wordt altijd maar gezegd: de jeugd van nu heeft het heel zwaar. Maar elke generatie kent zijn eigen uitdagingen. Dat gold voor mijn ouders, mijzelf en mijn kinderen.”
Wat waren uw uitdagingen dan?
Het blijft even stil. „Pfff…goeie vraag. Nou ja, ik heb in een heel groot deel van mijn jeugd ook met sociale media te maken gehad. En we hadden de kredietcrisis in 2007, 2008. Toen heerste heel erg het gevoel ‘de wereld gaat eraan’. Wat veel kinderen nu met de klimaatcrisis hebben, hadden wij toen ook al. Het gaat om het kweken van weerbaarheid, dat je ergens tegen kan. Het leven zit nu eenmaal vol tegenslagen.”
We moeten ophouden met stickertjes plakken op elk kind dat iets ander gedrag vertoont
Karremans wil dat in 2028 nog maar een op de tien kinderen naar jeugdzorg gaat, zegt hij. Hij noemt het „een eerste stap”. „Uiteindelijk wil ik nog veel minder, bijvoorbeeld een op de vijftien. Het liefst zo min mogelijk.”
Zegt u het maar, wat gaan we dan niet meer doen? Dyslexie? Adhd?
„Dat kan van alles zijn. De lichtere problematiek. De inperking van de jeugdzorg betekent voor veel mensen straks echt een ‘nee’. Kinderen met zwaardere problematiek krijgen sneller een ‘ja’, waardoor ze minder lang hoeven te wachten.”
Maar wat valt er dan af?
„Laat ik een voorbeeld geven. In Utrecht was een groep meiden met faalangst. Normaal gaan die allemaal individueel naar een psycholoog en krijgen ze een behandeltraject op maat. Nu hebben ze daar een collectieve faalangst-workshop gedaan. Daarna had bijna niemand meer jeugdzorg nodig.
„Of neem vechtscheidingen. Je kan die ouders meer begeleiding geven en zich bewust laten worden van hun keuze. Bijvoorbeeld door iemand van de gemeente langs te sturen om een gesprek te voeren: ‘Pas op, je gaat nu scheiden, geen ruzie maken want dat heeft dit en dat soort gevolgen voor je kinderen’. Dan voorkom je dat een kind later op de wachtlijst voor jeugdzorg komt.”
Bent u niet bang dat hogere inkomens straks zelf hun jeugdhulp inkopen? Lagere inkomens, die het meest gebruikmaken van jeugdzorg, hebben daar geen geld voor.
„Dat is natuurlijk altijd lastig. Het zou niet moeten gaan om je inkomen, maar dat onderscheid hou je altijd. Dat geldt nu bijvoorbeeld al met bijles. Dus als jij geld hebt en je kiest ervoor je kind op een luxe zorgtraject te zetten; ik vraag me af of dat goed is voor je kind, maar ik kan je niet tegenhouden.”
Kabinet, gemeenten, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties presenteerden in het voorjaar van 2023 de Hervormingsagenda Jeugd. Daarin staat dat gemeenten maatregelen moeten nemen om de jeugdzorg in te perken en de komende jaren honderden miljoenen moeten besparen, oplopend tot 1,1 miljard euro vanaf 2028. Onderdeel van die plannen is de Wet reikwijdte, die duidelijk moet maken wanneer straks wel en wanneer geen jeugdhulp ingezet moet worden. Maar die wet is vertraagd, bleek deze maand tijdens een Kamerdebat, en komt pas eind volgend jaar naar de Tweede Kamer.
De oppositie in de Kamer verweet Karremans daarop „een gebrek aan urgentie”. Onzin, vindt hij zelf: „Ik ben hier letterlijk elke dag mee bezig. Echt elke dag. Maar dit is een heel ingewikkelde vraag. Je kan niet even snel een lijstje maken van ‘dit wel en dit niet’. Het gaat ook over kinderen met multiproblematiek, bijvoorbeeld én een eetstoornis, én een angststoornis, én een trauma. Daar kan je niet even snel één ding uittrekken.”
Gevolg van de vertraagde wet is wel dat de jeugdzorgkosten bij gemeenten blijven oplopen en tot grote financiële tekorten leiden. Vorig jaar ging het om 628 miljoen euro, dit jaar naar schatting om 828 miljoen. In gemeenteraden wordt nu gesproken over sluiten van zwembaden of de bibliotheek om de tekorten op te vangen.
Wat zegt u tegen die gemeenten?
„Gemeenten moeten de mouwen opstropen. Ze kunnen nu al veel doen. Zorg voor stevige wijkteams met hulpverleners die in een vroeg stadium bij mensen met problemen thuiskomen, zodat je voorkomt dat kinderen later in de jeugdzorg belanden. Zorg ervoor dat huisartsen niet te snel doorverwijzen naar jeugdzorg. Een aantal gemeenten heeft al goed draaiende wijkteams, maar heel veel gemeenten hebben dat nog niet.”
Dat is wel heel makkelijk over de schutting gooien.
„Het is een decentraal stelsel. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdzorg, maar ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor het stelsel. Dit is een gezamenlijk opgave. Ik zie ook wel dat er een probleem is. Maar dat is wat anders dan dat gemeenten denken: ‘Wij hebben een probleem en het Rijk lost het wel op’. Al die facturen naar mij sturen? Allemaal leuk en aardig, maar zo werkt het niet.”
Vlak voordat Karremans staatssecretaris werd, rondde hij als wethouder de Rotterdamse voorjaarsnota af. De stad was vele miljoenen extra aan jeugdzorg kwijt. Dat ging ten koste van onderhoud aan wegen, onkruidbestrijding, vrijwilligersorganisaties en zelfs de grote vuurwerkshow – dat leverde toch weer 1 miljoen euro op. „We moesten overal schrapen. De kinderboerderij sluiten stond ook op de bezuinigingslijst, maar die hebben we weten te redden.”
In Rotterdam had Karremans jeugdzorg niet in zijn portefeuille – wel mobiliteit, handhaving, buitenruimte, integratie en samenleven. Maar elke dinsdag bespraken de wethouders alles uit alle portefeuilles. „Omdat jeugdzorg zorgde voor grote tekorten, ben ik daar ingedoken. Ook uit eigenbelang. Want als je dat niet beteugelt, heb je ook in je eigen portefeuille een probleem.”
Wat hij maar wil zeggen: „Ik wéét wat bezuinigen betekent. Dat snap ik echt.”
Hij wijst ook op de deskundigencommissie onder leiding van Tamara van Ark, die nu de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd en de financiële consequenties evalueert, en begin volgend jaar met een advies komt.
Als die commissie zegt dat gemeenten er geld bij moeten krijgen, komt dat er dan? Gemeenten stemmen vrijdag tijdens een vergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over een voorstel om u daar zo nodig juridisch toe te dwingen.
„Dat moeten we zien bij de Voorjaarsnota. Er zijn veel bewindslieden die daar een financiële claim neerleggen, ik natuurlijk ook als er iets uit de commissie komt. Maar elke keer geld erbij is uiteindelijk geen oplossing. We zullen toch harde keuzes moeten maken.”
Lees ook
Hervormingen in de jeugdzorg: ambities volop, maar wie gelooft er in?
De scholieren zijn al lang naar huis als Lucien Schoonwater (53), rector- bestuurder van het ds. Pierson college in Den Bosch, op maandagmiddag via WhatsApp berichtjes van ongeruste collega’s ontvangt. Op Snapchat is die middag een foto van een „revolver” geplaatst met de oproep het plaatje te delen. In het begeleidende tekstje staat „morgen schietpartij” met de namen van de vier scholen die het doelwit zijn, waaronder die van Schoonwater.
Schoonwater zit al dertig jaar in het onderwijs, maar heeft nog nooit een pistool in het echt gezien – laat staan op zijn school aangetroffen. Maar de bedreiging neemt hij „bloedserieus”. De veiligheidscoördinatoren van de scholen leggen contact met de politie, die de dreiging in beeld brengt. „Een directeur moet geen rechercheur gaan spelen”, zegt Schoonwater.
Zelf richt de directeur zich op de leerlingen, hun ouders, en het personeel, want daar zit heel erg veel „ongemak en angst”.
Via de socials
Het Pierson College voegt zich in een illuster rijtje dat de afgelopen paar maanden te maken heeft gehad met online bedreigingen. Sinds oktober was dit het geval bij scholen in Amsterdam, Deventer, Almere, Lelystad, Breda, Woerden en Papendrecht. En het jaar ervoor waren (middelbare) scholen in Rotterdam, Zwolle, Zaandam, Meppel, Oss en wederom Amsterdam de pineut.
De meeste bedreigingen gaan via de ‘socials’, zoals Snapchat, of per mail. Er worden foto’s van pistolen en bommen gestuurd en er wordt gedreigd met schietpartijen, aanslagen of ontploffingen. Een echte aanslag is er tot nu toe nooit geweest.
„Maar wij adviseren de dreiging uiterst serieus te nemen”, zegt Lynn Louwe, crisisadviseur bij Stichting School & Veiligheid. Louwen adviseert scholen bij acute dreigingen. De scholen vinden het, zegt ze, lastig om in te schatten hoe serieus een dreiging nou echt is. „Ze hebben goed zicht op hun eigen leerlingen, maar niet op de anonieme online bedreiger.” Politierechercheurs onderzoeken of de bedreiging serieus is, zegt een woordvoerder van de politie.
Lees ook
Politie vermoedt kopieergedrag bij hausse aan schoolbedreigingen
Op bijna alle bedreigde scholen gaan de lessen deze week door. In Lelystad wordt in samenspraak met de politie een school dichtgehouden. Dit besluit is altijd lastig, zegt Louwe van Stichting School & Veiligheid. Ook als uit politieonderzoek blijkt dat er weinig gevaar is, kan een school dichtblijven, legt ze uit.
Heftige bedreigingen
Dichtblijven: dat besluit namen Nico van Brenk en Wilma van Roomen, directeuren van vmbo-school Yuverta in Montfoort, in mei vorig jaar. Online circuleerden heftige bedreigingen. De eerste bereikte leerlingen van een Yuverta-school in Amsterdam. De volgende ochtend waaiden de dreigementen over naar Montfoort.
Terwijl de politie volop onderzoek deed, nam de onrust in Montfoort toe, zegt Van Roomen. Ouders belden naar school, kinderen gingen naar huis. „Sommige ouders reden door rood om hun kind op te halen.” De directeuren besloten daarop de leerlingen naar huis te sturen.
Dat kwam de school op kritiek te staan. Had de school te paniekerig gereageerd? Volgens de directeuren niet, ze konden niet anders. „Lesgeven was niet meer zinvol” zegt Van Roomen. De les die ze geleerd hebben, is dat het belangrijk is direct heel helder te communiceren dat er contact is met de politie en dat die de zaak onderzoekt. „Zo laat je zien dat de leerlingen in goede handen bij je zijn”, zegt Van Brenk.
De rector van het Pierson College in Den Bosch, Lucien Schoonwater, krijgt een paar uur na het dreigement al te horen dat zijn school gewoon open kan blijven. Dat communiceert hij met de ouders van de kinderen en benadrukt daarbij dat dit blijkt uit politieonderzoek. Dinsdagochtend krijgt hij nog wat telefoontjes van bezorgde ouders. Daarna „ebt de onrust weg”.
‘Copycatgedrag’
Vaak tast de politie in het duister over de aanstichter van de bedreigingen. Als er wel iemand gepakt wordt, is dat vaak een jongere. Zo is in België maandag een veertienjarig meisje aangehouden dat gelinkt wordt aan het schooldreigement in Breda. En eerder deze maand is een veertienarige jongen aangehouden die een middelbare school in Maasland zou hebben bedreigd met een „schietpartij”, volgens Omroep West. En er zijn nog meer tieners opgepakt. De politie vermoedt dat de online dreigingen leiden tot „copycatgedrag” onder andere jongeren.
Ze zetten zich af: tegen ons, de school, de maatschappij – dat zit in jongeren. Ze kunnen de consequenties niet overzien
De bedreigingen aan de Yuverta vmbo-scholen van vorig jaar kwamen ook van een minderjarige, zegt schooldirecteur Nico van Brenk: „Tijdens de examenperiode.” Collega-directeur Van Roomen: „Jongeren zoeken een reden om niet naar school te hoeven.” Van Brenk: „En ze zetten zich af: tegen ons, de school, de maatschappij – dat zit in jongeren. Ze kunnen de consequenties niet overzien.” Inmiddels heeft hun school een conceptbericht klaarliggen voor als er een online bedreiging is.
Hoe vaak er inmiddels iemand veroordeeld is voor online schoolbedreigingen is niet bekend. Vijf jaar terug zat een tiener bij de rechter, omdat hij via YouTube had gedreigd met een „school shooting” in Amsterdam. De (jonge)man werd veroordeeld voor een poging tot bedreiging – de rechter kon niet vaststellen of de bedreiging daadwerkelijk iemand bereikt had. Hij kreeg een maand jeugddetentie opgelegd van de rechter.
Vroeger kregen we dreigtelefoontjes
Nieuw zijn de schoolbedreigingen niet, volgens Schoonwater van het ds. Pierson College in Den Bosch. „Vroeger kregen we dreigtelefoontjes.” Of per brief, zegt directeur Van Brenk. Het grote verschil: de impact online is veel groter, een bericht verspreidt zich sneller.
Volgens Van Brenk en Van Roomen raken leerlingen, hun ouders en het schoolpersoneel inmiddels minder snel in paniek na online intimidatie. Eerder deze week zagen ze hoe een leerling van een bedreigde school koeltjes de pers te woord stond. Van Roomen: „We nemen bedreigingen serieus. De politie doet onderzoek. Maar we laten het onderwijs er niet meer door gijzelen.”
Lees ook
Wie bedreigde de kinderen van de basisschool in Oss die in juni moest sluiten?
In de vroege ochtend van donderdag 3 december 2020 stapt Dominique K. met zijn vriend Amir bij een hotel in Amsterdam-West in een taxibusje. Ze willen op bezoek bij iemand aan de andere kant van de stad. Maar eerst gaan ze langs het Dijkgraafplein, op vijf minuten rijden van het hotel. Daar wachten volgens Amir twee vrienden.
Vlak nadat Dominique uit het taxibusje is gestapt om de twee op te zoeken, begint Amir te roepen: „Hé, hé, hé, in die bus komen, in die bus. Loesoe, loesoe.” Weg moeten ze, weg. „Hé bro, ze willen je liquideren”, zegt Amir als Dominique weer in het taxibusje zit. Amir vertelt dat hij twee jongens had zien staan bij een Audi met een kalasjnikov die dienst weigerde.
De 25-jarige Dominique K. heeft niets gezien maar gelooft zijn vriend. De volgende dag stapt hij echter niet naar de politie om aangifte te doen. In plaats daarvan gaat hij samen met zijn vriend Amir op vakantie naar Egypte. De trip financieren ze met de buit van een gewapende overval op een belwinkel in Alphen aan den Rijn.
Na drie weken zee en zon wordt Dominique K. op 5 januari 2021 aangehouden op Schiphol. In eerste instantie voor de overval op een belwinkel. Later komt daar een veel zwaardere beschuldiging bij: betrokkenheid bij moord. Het slachtoffer: Serdar Ay, die op 20 oktober 2020 in Amsterdam wordt doodgeschoten als hij in de auto rijdt van het daadwerkelijke doelwit.
Nog voordat Dominique K. tot vijftien jaar cel wordt veroordeeld voor zijn rol bij die moord, meldt hij zich bij justitie met een advocaat die zich specialiseert in de bijstand van kroongetuigen. Dominique K. wil praten over een deal. Hij heeft zoveel vijanden dat hij geen andere opties meer ziet.
De reden wordt duidelijk uit de verklaringen die hij als kroongetuige heeft afgelegd in de strafzaak Eftermid, die draait om twee liquidaties, één poging en een serie overvallen en andere geweldsdelicten: „Ik werd belaagd door drie verschillende kampen in het criminele milieu.” Wie is Dominique K. en hoe belandde hij in een conflict tussen twee drugsbaronnen?
Barcelona
Dominique Marcus Sebastiaan K., ‘Do’, voor vrienden, is in maart 1995 geboren in het dan door een burgeroorlog geteisterde Sierra Leone in West-Afrika. In zijn tweede levensjaar komt zijn moeder in het geweld om het leven en haalt zijn vader hem naar Nederland. Bij hem en zijn stiefmoeder groeit Do op, in Amsterdam-West. Hij kan goed voetballen en staat op de radar van de Spaanse club Barcelona, zo meldde het ADafgelopen weekend op basis van een verklaring van zijn vader.
Do rondt met succes een juridische opleiding af op het mbo. Nu zijn droom om voetbalprof te worden is vervlogen wil hij graag advocaat worden. Hij begint onderaan de ladder bij een chique kantoor op de Zuidas met een goede reputatie: Loyens & Loeff.
Dat wordt geen succes. Hij belandt volgens dagblad Het Parool in een jeugdgroep die veel overlast veroorzaakt in Amsterdam-Osdorp, waar hij op dat moment woont. Zijn agressieve reputatie wordt bevestigd door een veroordeling in 2018 voor het mishandelen van een politieagent die hem wil aanhouden. Dominique is dan 23 jaar oud.
Nog geen jaar later wordt hij opnieuw veroordeeld, dit keer voor inbraak. Bij de politie is zijn reputatie dan bekend, blijkt uit dossierstukken die NRC heeft ingezien. „Ik heb hem tussen december 2019 en juni 2020 regelmatig staande gehouden”, verklaart een buurtagent die hem meteen herkent als hem een foto van Dominique K. wordt voorgehouden.
In die periode neemt zijn criminele carrière een cruciale wending. Voor zijn vader en stiefmoeder is de maat vol als in het voorjaar van 2020 blijkt dat Do gestolen spullen heeft opgeslagen in zijn ouderlijk huis. Volgens Do zetten ze hem het huis uit en belandt hij op straat. Hij is dan 25 jaar oud.
De Fiat van zijn vader
Tijdens de eerste coronalockdown krijgt de dakloze Dominique hulp van een jeugdvriend, die hem eten geeft en een slaapplek. Het is Amir, een jongen met Egyptische roots. Via hem leert Do jongens kennen die een paar divisies hoger spelen in het criminele milieu. Zij trekken hem dieper de onderwereld in.
In zijn verklaringen stelt Do dat hij betrokken raakt bij een onderwereldmoord zonder het te weten. In mei van 2020 leent Do de auto van zijn vader uit: een Fiat waarvan Do stiekem een reservesleutel heeft. Daarmee rijden de vrienden van Amir naar Rotterdam waar ze op 10 mei 2020 Ibrahim Azaïm liquideren.
Lees ook
De opkomst en ondergang van cokesmokkelaar Roger P.
Deze 25-jarige Rotterdammer met Marokkaanse wortels is niet zomaar iemand: hij behoort tot de kern van de organisatie van de Rotterdamse drugsbaron Piet Costa die in een gewelddadige onderwereldvete verzeild is geraakt.
Na die moord wordt Do naar een woning gestuurd die de schutters hebben gebruikt om te schuilen. Die woning moet Do schoonmaken en met chloor van vingerafdrukken en andere sporen ontdoen. Pas de volgende dag, zo vertelt hij, komt hij er achter waar die woning voor is gebruikt en haalt hij boos verhaal bij Amir. Die zegt dat hij zijn mond moet houden. „Anders zou ik er zelf aan gaan.”
Do vertelt aan de politie dat hij voor zijn gevoel niet meer terug kan en dieper het milieu in wordt getrokken. In juni 2020 speelt hij zelf een rol bij de voorbereiding van een liquidatie in Rotterdam. Opnieuw gaat het om een handlanger van Piet Costa: ene Hassan M. Die moet worden gevolgd.
Lees ook
Waarom kiest het OM toch weer voor een kroongetuige?
Dominique rijdt op 15 juni samen met drie andere mannen achter hem aan om zijn gangen in kaart te brengen. Maar Hassan heeft het in de gaten en weet de rollen om te draaien. Door een slimme manoeuvre komt Hassan achter de auto van Do en de zijnen terecht en rijdt hij de auto van Do en zijn vrienden van achteren aan. Op het filmpje dat Hassan daarna met zijn telefoon maakt, is Dominique K. goed te zien.
Bakens plakken
Het incident weerhoudt de groep mannen er niet van om opnieuw een moord te plegen. Do plakt in augustus een zender onder de auto van een Turkse man uit Amsterdam-West. Deze man zou volgens Do in het criminele milieu rondbazuinen dat de groep van de kroongetuige achter het geweld tegen de handlangers van Piet Costa zou zitten. Dat is volgens Do de reden dat zijn opdrachtgevers deze man dood willen.
Maar als op 20 augustus de chauffeur van deze auto wordt vermoord, zit niet het doelwit achter het stuur, maar een vriend: Serdar Ay.
Dankzij goed recherchewerk komt kroongetuige Dominique K. al snel in beeld als verdachte van deze moord. Om die reden worden ook zijn ouders afgeluisterd en ontstaat een beeld van de problematische situatie waarin Dominique K. is beland.
Na zijn arrestatie op Schiphol in januari 2021 komt Do erachter hoezeer hij in de problemen zit. In de gevangenis heeft hij contact met een familielid van Serdar Ay. Dan pas realiseert Do zich dat hij is betrokken bij een moord en wat daar de gevolgen van zijn, zo vertelt hij aan de politie. „Als jij een neef van een slachtoffer ziet huilen en écht vol met woede ziet… Dan denk je van: oké, het is echt zo.”
De spanning in de gevangenis leidt zelfs tot een handgemeen met het familielid: „Ik heb hem toen een klap gegeven.” Maar Do begrijpt dan wel dat het beoogde doelwit van die aanslag wraak wil nemen voor de dood van zijn vriend Serdar Ay. En deze man blijkt niet de enige.
Brieven in een vogelkooi
In april van 2021 komt Dominique K. in de gevangenis van Lelystad terecht in de cel naast Piet Costa. De Rotterdammer herkent Do van het filmpje dat zijn vriend Hassan heeft gemaakt na de achtervolging in Rotterdam. De drugsbaron weet dan ook dat Do betrokken is bij de moord op Ibrahim Azaïm.
Opnieuw ervaart Dominique K. druk uit het criminele milieu. Piet Costa heeft een grote staat van dienst in de onderwereld. Hij is niet alleen veroordeeld voor betrokkenheid bij grootschalige cocaïnehandel maar ook voor het laten bouwen van de martelcontainer die in 2020 is gevonden in Wouwse Plantage. Een van de mensen die daarin gemarteld moest worden is volgens justitie de opdrachtgever van kroongetuige Dominique K.
Het gaat blijkens dossierstukken om Ali ‘de Iraniër’ Reza D., die als boekhouder van Piet Costa heeft gewerkt. De twee staan elkaar naar het leven omdat de Iraniër een bedrag van 100 miljoen euro zou hebben gestolen van Costa.
Gezien het aantal mannen dat hem belaagt ziet Dominique K. nog maar één uitweg: verklaringen afleggen als kroongetuige
Uit verscheurde brieven die later onderin een vogelkooi in de cel van Piet Costa zijn gevonden, blijkt dat hij in de gevangenis gesprekken heeft gevoerd met Do over de aanslagen op zijn handlangers. In een van die brieven meldt Piet Costa dat Dominique „weinig euro’s heeft en vrijwel geen familie of andere ankers in Nederland”. Volgens Piet Costa is Dominique K. „de ideale kroongetuige”.
Die suggestie wordt reëel als Dominique K. ook door zijn voormalige vrienden wordt belaagd omdat hij tijdens de strafzaak voor de moord op Serdar Ay te veel zou hebben gepraat. Dat zou met name de opdrachtgevers voor al het geweld in het verkeerde keelgat zijn geschoten.
Geen uitweg
Een jaar nadat hij door zijn ouders de deur is gewezen, is Dominique K. het middelpunt van een heftig conflict in de top van de Nederlandse cocaïnemaffia. Bovendien wordt hij belaagd door de nabestaanden van Serdar Ay, het onbedoelde slachtoffer in al dit onderwereldgeweld.
Ook de mannen met wie hij samenwerkte willen van Do af. Het gaat om drie Amsterdammers: de 32-jarige Fouad A., de 30-jarige Imraan B. en de 33-jarige Mouad K. Zij hebben volgens het Openbaar Ministerie gehandeld in opdracht van twee mannen die nog voortvluchtig zijn: de 41-jarige Ali Reza D. en zijn 28-jarige rechterhand Mehdi M. Daarnaast is volgens Het Parool de mogelijke schutter van de moord op Serdar Ay aangehouden in Dubai. Het gaat om de 30-jarige Anis B. Bij een poging om hem in 2021 te liquideren is zijn vriendin Ayla Mintjes om het leven gekomen.
Gezien het aantal mannen dat hem belaagt ziet Dominique K. nog maar één uitweg: verklaringen afleggen als kroongetuige. Deze zomer is Dominique K. als zodanig gepresenteerd, na een lang proces.
In die rol zal hij scherp worden ondervraagd door de advocaten van zijn voormalige handlangers. Zijn opvallende contacten in de gevangenis zullen daarbij nadrukkelijk onder de loep worden genomen. Maar ook details uit zijn verklaringen waar bepaalde inconsistenties in zitten.
Over het incident bij het Dijkgraafplein in Amsterdam-Osdorp bijvoorbeeld, waarbij hij door zijn vriend Amir in de taxibus wordt getrokken vanwege de dreiging van een aanslag op zijn leven. In eerste instantie heeft Do verklaard dat hij „iemand heeft gezien die een kalasjnikov op hem richt”.
Dat blijkt echter anders te zitten. „Ja, dat had ik niet zo moeten zeggen”, zegt hij daarover later tegen zijn verhoorders. „Ik had moeten zeggen dat Amir dat had gezien.” Volgens Dominique K. is dat gewoon „spraakverwarring”. Maar is dat de enige keer geweest?
Daarover zal hij ongetwijfeld stevig worden ondervraagd. Is het in Sierra Leone geboren voetbaltalent dat carrière maakte als inbreker daartegen bestand? Dat is de cruciale vraag in de strafzaak Eftermid die woensdag verder gaat met een tussentijdse zitting bij de rechtbank in Amsterdam.
Lees ook
Nieuws en achtergronden over de georganiseerde misdaad