Een tocht langs ooievaarsnesten: net zo lang loeren tot je de kopjes ziet

Reportage

Vogels Kester Freriks is gefascineerd door ooievaars en schreef er een boek over. Voor NRC ging hij langs een aantal nesten waar ooievaars, al dan niet met publiek erbij, aan het broeden zijn.

Foto Getty Images

Ooievaars hebben van alle vogels de meest zichtbare nesten. Ze zijn als een burcht. De reusachtige takkennesten bevinden zich op daken, schoorstenen, wagenwielen op een paal, in hoogspanningsmasten, zelfs op portalen boven de snelweg en recentelijk ook steeds meer in bomen.

Op zo’n nest speelt het hele ooievaarsleven zich af, van balts tot paring, van het uitbroeden van de eieren tot het voeren en het uitvliegen van de jongen.

Vorig voorjaar telde Nederland volgens een voorzichtige schatting van Stork (Stichting Ooievaars Research & Knowhow) in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek Nederland 1.500 tot 1.700 broedparen, dus bewoonde nesten. Het aantal boomnesten neemt spectaculair toe. Er is al sprake van een heus ooievaarsbos in Gelderland.

De afgelopen week zijn zo goed als overal jongen geboren na een broedtijd van 30 dagen. Met geluk kun je hun kopjes al boven de nestrand zien uitsteken. Een tocht langs enkele nesten.

Buytendelft Hertenweide Middelweg, Delft

Ooievaars vormen een dankbaar gespreksonderwerp. In de Hertenweide van de Deftse Hout staan banken met goed zich op een ooievaarsnest dat gebouwd is op een hoge, stalen paal midden in het hertenkamp. Ik hoor een jongen zeggen dat het „nest er al jaren staat” en: „Ze komen elkaar terug.” Hij maakt foto’s met een echte camera.

Vooral die laatste uitspraak geeft de verwondering én de band weer die mensen hebben met ooievaars. Elk voorjaar opnieuw keren de vogels terug naar het nest van het vorige broedseizoen, zo nesttrouw zijn ze.

De terugkeer in de lente uit de winterkwartieren in Zuid-Spanje of Afrika spreekt tot de verbeelding. Soms komen ze eind januari of begin februari al aan, dan is het nog winter. Maar de lentevogels zijn er.

Aankomst en verblijf maken ze duidelijk met luid geklepper met de snavels en vertoon van hun grote vleugels, die ze breeduit spreiden. Geen vogel symboliseert meer het broedseizoen dan de ooievaar.

De ooievaars foerageren tussen herten en ganzen, ze zijn gewend aan mensen want ze lopen tot vlak aan de houten omheining waar resten brood liggen. Ooievaars zijn cultuurvolgers: waar mensen zijn, daar is de ooievaar te vinden vanwege het voedsel en de nestgelegenheid. Door de eeuwen heen hebben mensen nesten op hoge karrenwielen aangeboden, die de vogels dankbaar accepteren. Zo is in de loop van de tijd een innige band ontstaan tussen de ooievaar en de mens.

Molen de Vlieger Essepad, Voorburg

Deze molen uit 1621 met het ooievaarsnest vormt een puur Hollands ensemble. Het klassieke paalnest, geplaatst in 2009, wordt gesteund door drie schoorpalen. Mede dankzij de kinderboerderij en een terras iets verderop is het een drukbezochte locatie.

Caroline Walta van de Haagse Vogelbescherming ringde op dit nest voor de eerste keer drie jonge ooievaars. Met deze liep het slecht af: de vogels waren in de herfst nog maar nauwelijks onderweg naar hun winterkwartieren in Spanje en Afrika of ze kreeg via melding van het ringnummer te horen dat ze het niet hadden overleefd. Ze waren verongelukt. Hieruit blijkt hoe zwaar de tol is van de najaarstrek.

Door het weiland loopt het Ooievaarspad. Je hebt hier een prachtig zicht op het nest. Ooievaars hebben de gewoonte elk broedseizoen het nest hoger op te bouwen, totdat het te zwaar wordt en weg kan waaien. Dat gebeurde bijna. De houten paal was verrot en bezweek onder de enorme hoeveelheid nestmateriaal. Nu staat er een nieuwe staak.

Rottige Meente Nijetrijne

Heel vogelminnend Nederland kijkt via de webcam van Beleef de Lente van Vogelbescherming Nederland mee naar dit nest, dat ligt in het natuurgebied Rottige Meente in Friesland. De ideale biotoop voor ooievaars: laagveenmoeras omringd door drassige veenweiden.

De teksten bij de camerabeelden worden geschreven door Titia Bijwaard, eigenaar van het stuk grond waarop de nestpaal staat, en Arda van der Lee, bestuurslid van Stork die in Nederland onder meer de nesten registreert.

„Het snavelgeklepper ’s morgens is de mooiste ochtendgroet die ik me kan wensen”, zegt Bijwaard. „Dankzij de camera gaat er een wereld open. Altijd belemmerde de rand van takken het zicht, nu niet meer. Zo ontdekten we dat de nestkom bestaat uit twee ringen: de eerste is die van de takken en de binnenste ring is bekleed met gras en hooi, als een beschut bedje.”

Het ooievaarsstel op haar land is sinds acht jaar samen. De webcam en de bijgeplaatste microfoon leerden Bijwaard en honderden volgers dat oudervogels met de jongen communiceren als ze nog in het ei zitten. De jongen piepen en maken zo kenbaar dat ze uit de eischaal gaan breken. Aanvankelijk aarzelde ze om de webcam op ‘haar’ ooievaars gericht te hebben: „Ooievaars leiden tot discussies omdat ze jonge weidevogels zouden bejagen. Dat doen ze niet, wel pakken ze gewonde dieren als de boeren gemaaid hebben. Helaas gebeurt dat maaien nog steeds veel te vroeg.”

Eén gebeurtenis staat in haar geheugen gegrift: een jong ooievaartje ging dood op het nest, iets dat helaas jaarlijks voorkomt. „Het verzwakte jong had al een volledig verenkleed”, zegt Bijwaard. „Volgens mij beslist moeder ooievaar of het jong uit het nest wordt verwijderd of juist niet. In dit geval niet, omdat het jong al zeven weken oud was. De oudervogels bleven het dode jong verzorgen door met de snavelpunt de veren te poetsen en het ongedierte weg te halen. Dit duurde twee weken, totdat ze opeens veren aan het plukken waren. Dat was voor moeder het moment het dode diertje uit het nest te halen.” Ook dit broedseizoen, op 10 mei, ging het met drie van de vijf jongen mis door onderkoeling als gevolg van regen. De oudervogels lieten ze nog een paar dagen in het nest liggen, „bij wijze van afscheid”.

Ooievaarsflat langs de A6 Lelystad

Het is een enkele hoogspanningsmast met maar liefst tien ooievaarsnesten: de ‘flat’ langs de A6 bij Lelystad. Ooievaars kiezen steeds vaker stalen constructies uit voor de nestbouw, zoals bijvoorbeeld portalen boven snelwegen en spoorlijnen. De kolonie die sinds 2015 de flat bewoont, vindt haar oorsprong in Natuurpark Lelystad, waar de vogels vanaf eind jaren tachtig als tamme vogels terechtkwamen en gingen broeden. Daarna verwilderden de vogels; sommige koppels trokken naar de ooievaarsflat, andere bleven broeden in het park.

Boswachter Gerwin de Vries wijst in het natuurpark de vertrouwde wagenwielnesten aan, een stuk of vijf die ook alle bebroed zijn. Hij noemt een ooievaarsnest een „plek van verrassing, want door de krans van takken kun je niet naar binnen kijken. Totdat je op een dag opeens de kopjes van de jongen ziet”.

Een van de hoogtepunten was altijd het voeren van de vogels. De Vries vertelde dan aan kinderen over de ooievaars, hun trek naar Afrika, dat hun geklepper hun manier van zingen is en waarom de ooievaar geldt als lentebode en brenger van kinderen. Het voeren is nu ongewenst: het park ligt binnen een straal van vier kilometer van Lelystad Airport en het luchtruim moet hier vrij blijven van grote vogels, zoals de ooievaar.

Nestbouw op dragers van hoogspanningsmasten en boven snelweg of spoorlijn hebben de vogels op eigen kracht ontdekt. Helemaal ongevaarlijk zijn die plekken niet, zowel voor mens als dier. Er wordt nog weleens een ooievaar geëlektrocuteerd. Automobilisten worden afgeleid door de nesten. Takken vallen eruit, jonge ooievaars kunnen bij storm uit het nest waaien. Rijkswaterstaat laat weten dat „ooievaars beschermd zijn en dat je nesten daarom niet zomaar mag weghalen of verplaatsen”. En: „Als er geen gevaar is, mag de ooievaar blijven zitten. Een weginspecteur beoordeelt dat. Is er reële kans op gevaar, dan kan besloten worden het nest te verplaatsen naar een locatie waar de ooievaarouders in alle rust verder kunnen broeden.”

Kerkdijk Westbroek

Al sinds de achttiende eeuw is de ooievaar in het Utrechtse lintdorp Westbroek een graag geziene dorpsgenoot. Het kerkarchief uit 1728 meldt dat de kerkmeester „3 gulden en 4 stuivers” betaalde om een wagenwiel op het koor van de kerk te plaatsen „zodat de eibers (ooievaars, red.) de vreugde op het kerkplein konden vergroten door hun geklepper”.

Vijftien broedparen bewonen er wagenwiel-, dak- en boomnesten, een groot aantal. „De kolonie heeft zich hier spontaan gevestigd”, laat Karien Scholten weten die voor het blad van de Historische Vereniging Maartensdijk en voor weekblad De Vierklank regelmatig schrijft over de ooievaars en hun geschiedenis.

De grote variatie aan nesten maakt van Westbroek een ooievaarsdorp bij uitstek. In het dorp broeden vijftien paartjes, in de wijde omgeving nog eens zestien. Het eerste broedgeval dateert van 1998, daarna zijn de aantallen toegenomen. Alle soorten nesten zijn hier vlak bij elkaar te vinden: paalnesten in het weiland en nesten op schoorstenen en daken. Boomnesten in een treurberk en zelfs in de kroon van een dennenboom. Het vroegere nest op het koor van de Hervormde Kerk is verplaatst naar de pastorie. De overlast door uitwerpselen was nadelig voor de leien van de kerk, dus is er een gepunte, gladde constructie geplaatst waar eens het nest was. Een nest bevindt zich op het bijzondere dak van een huis dat is getransformeerd tot een groene tuin, met zelfs kleine struiken en bloeiende planten erop.

Scholten vindt ooievaars „geweldige vogels” juist omdat ze zo goed zichtbaar zijn en als het ware deelgenoot zijn van het dorpsleven. „Dankzij de openheid van de nesten en hun opvallende gedrag leent de ooievaar zich uitstekend om waarnemingen te doen en uitleg te geven aan schoolkinderen”, zegt Scholten. We kijken door de verrekijker naar de nesten en zien een komen en gaan van mussen en spreeuwen. Ook zij broeden in het nest; ooievaars bovenop, de kleine zangvogels in het takkenbos eronder. Zo delen ze elkaars leefruimte.

Ooievaarsbos Bronsbergen Zutphen

Ooievaars zijn van oorsprong boombroeders. Het aanbieden van wagenwielen op een paal in het weiland of houten kribben op daken deed de mens uit bijgeloof: een broedend koppel brengt geluk.

Ik spreek in Zutphen af met Vogelman van Bronsbergen. Dat is niet zijn echte naam, maar hij wil graag zo genoemd worden omdat hij op de oever van de IJssel een geheim landgoed annex natuurparadijs heeft gecreëerd, en dat wil hij graag onbekend houden.

Aan Bronsbergen ligt het zogenoemde ooievaarsbos waar de vogels spontaan nesten zijn gaan bouwen op afgebroken stammen, in de kronen en waar zich een mik, een gevorkte tak, bevindt. De ooievaar legt daar kruiselings zware takken op als basis. „Ooievaars kennen wij vooral als broeders op mensendingen, zoals wagenwielen of schoorstenen”, zegt de Vogelman, „maar als je ziet hoe elegant ze zich tussen de takken in dit bos bewegen, dan begrijp je dat ze thuishoren in bomen.”

Het ooievaarsbos telt twaalf ooievaarsnesten en zo’n dertig roekennesten. De ene vogelkolonie broedt vreedzaam samen met de andere. De ooievaar als boombroeder is op talloze plekken waar te nemen, bijvoorbeeld langs de klinkerweg tussen het Friese Beetsterzwaag en Gorredijk: tientallen boomnesten vlak naast en zelfs pal boven de weg.