Een voorjaarsmorgen, ik fiets over een landweg. De boerderijen met hun brede daken liggen kalm in het stralende licht, er glinstert iets in de wereld, op het gras, op de scholeksters langs de weg, de bomen die met hun frisgroene sluiers om tegen de lucht staan. Ik neurie een beetje in mezelf terwijl ik richting nergens-speciaal-heen fiets. Ik vind alles prima in orde deze morgen.
Vind ik het nodig om verder nog iets toe te voegen of ergens naar te verlangen? Op dit moment niet. God? Ach. Zo’n onmogelijk woord en eigenlijk, ik kijk om me heen, nergens voor nodig. „De oneindigheid van het heelal is te verdragen/ op een mooie lenteochtend in de Beemster” schreef ik jaren geleden na een wandeling in de Beemster op ook zo’n mooie dag, en zo ongeveer voel ik me nu ook, hier op het Groninger land. Soms is even nergens behoefte aan.
Maar toch, nu ja, niet meteen, maar toch, legt iets zich niet neer. Want hoezo zou ik me verheugen en alles wel prima vinden. Ergens in mij of buiten mij klinkt een stem, als je het zo wilt noemen, resoneert een oproep, die insisteert op ongerustheid in plaats van gerustheid. Geen vrede, geen gezapig zich in zichzelf keren en de rest van de wereld negeren. Die stem is nogal opgestookt door het boek van theoloog Johan Goud, Een brief die niet meer dicht kan.
De titel is losjes ontleend aan het gedicht ‘Brief’ van T. van Deel, waarin hij lijkt te verwijzen naar het schilderij Brieflezende vrouw van Vermeer, als hij schrijft: „Wie ziet zichzelf zo niet staan, een keer,/ met in de hand een brief die nooit meer/ dicht kan en te lezen blijft, gelezen blijft.” Een „bericht in de morgen” noemt hij die brief. Op een morgen valt zomaar een bericht je leven binnen dat nooit meer niet-aangekomen kan zijn.
Brieflezende vrouw van Vermeer Beeld Vermeer / Rijksmuseum
Goud toont zich steeds weer geraakt door de filosoof Levinas die ons onophoudelijk herinnert aan het appèl dat door de ongelukkigen en de veronachtzaamden op ons gedaan wordt en hij citeert met instemming: „De mens wordt niet gedefinieerd door wat hem geruststelt, maar door wat hem verontrust.”
Er is altijd meer dan genoeg verontrustends in de wereld, ook op een zonnige morgen. Veelal kleine dingen, tuurlijk, gewoon mijn eigen kleine verontrustheden, het is niet meteen de hele wereld die eraan gaat, al gaat die er ook aan. Maar hier op de fiets in de zon in de buitenstilte, lijkt dat even niet van belang.
Je kunt nu eenmaal niet steeds alles voelen. En dat hoeft ook niet, eigenlijk zegt Goud dat zelf ook wel. Het gaat hem om ‘als het er echt op aan komt’. Om wat je zou willen geloven, zodat je dán goed zou handelen. Dus gaat het om wat voor iemand je wilt zijn.
Poëzie: het antwoord op veel vragen, zonder ooit een antwoord te zijn
Het is niet voor niets dat Goud zich meer dan eens afvraagt: „Waarom kan ik niet nadenken over wat me bezielt en wat ik geloof, zonder er literair proza en poëzie bij te betrekken?” Hij weet wel waarom. Omdat daarin iets wordt opgevangen van dat wat onmogelijk te zeggen valt en wat toch zo sterk beleefd wordt. Alleen in een gedicht kan iemand iets te berde brengen over engelen, bijvoorbeeld, en dan toch serieus te nemen zijn.
Gedichten weven een fijn web om de wereld en misschien verwijzen ze uiteindelijk wel naar dat onbegrepene van waaruit we voelen dat we leven. Misschien dus, is poëzie wel het antwoord op veel vragen, zonder ooit een antwoord te zijn. Of zoals Van Deel in een ander gedicht schreef: „Geen antwoord, maar geen beter dat bestaat.”
‘Oh my god, ik ben alleen nog maar een kont!” Aldus een kont. Jazeker: in de voorstelling Kont, die op 4 juli op theaterfestival de Parade in Den Haag in première gaat, staat de toeschouwer oog in oog met een pratend stel billen. Zes actrices, verschillend van afkomst, leeftijd en lichaamsbouw, vertolken het personage afwisselend. Allemaal hebben ze een eigen verhaal te vertellen, maar het concept is steeds hetzelfde: de actrice van dienst staat voorovergebogen, billen richting publiek, en spreekt zo, alsof het de kont is die spreekt, over wat het vrouwelijke schoonheidsideaal met haar doet.
Dit even grappige als gevatte concept komt uit de koker van actrice en theatermaker Damaris de Jong (1998), die het personage bijna per ongeluk tot leven wekte. Tijdens een melige improvisatie boog ze zich voorover en deed ze alsof haar billen een sigaret rookten. Het leidde tot de slappe lach bij actrices Pip Lieke Lucas en Shelley Bos, met wie ze destijds het muziektheatercollectief Collectiet vormde, en tot een scène in hun montagevoorstelling Get Set Riot, in 2019 te zien op de Parade. Maar De Jong besefte dat er meer in zat. Zo draafde Kont even later op als host in de VPRO TikTok-serie Kontent. En deze zomer is ze dus, in zes verschillende gedaantes, te bewonderen in haar eigen solovoorstelling Kont, een absurdistische monoloog over de schadelijke invloed van sociale media op het zelfbeeld van jonge vrouwen. De Jong vertelt erover in het Amsterdamse Erasmuspark.
Promotiebeeld van de voorstelling ‘Kont’ van Damaris de Jong. Foto Casper Koster
Lallend Paradepubliek
Tien dagen lang, vertelt ze, zat ze in haar eentje in een repetitieruimte in theaterbroedplaats De Sloot opnames van haar eigen billen te bestuderen, om Konts ‘mimiek’ te perfectioneren. Met resultaat: „Het is best een beetje vreemd, om de hele dag naar je billen te kijken, maar het lijkt nu wel echt op een pratend gezicht.”
Het vergt moed, om voorovergebogen met je billen naar een publiek te durven staan, zegt ze. „Maar als je het eenmaal doet, werkt het emanciperend. Ik was bang dat toeschouwers vervelend zouden worden, Paradepubliek kan ook lallend binnenkomen, en je bent nogal kwetsbaar in die positie – maar ik heb gemerkt dat Kont juist opvallend veel respect krijgt. Misschien wel juist door die kwetsbaarheid.”
Ik heb door sociale media van jongs af aan geleerd naar mezelf te kijken met de blik van een ander
Kont staat model voor de influencer die zodanig is doorgeschoten in haar jacht op views en likes en followers, dat ze uiteindelijk zelfs haar hoofd liet verwijderen, om zo haar ‘best asset’ (De Jong grinnikt: „Een van de kontgrapjes”) zo goed mogelijk uit de verf te laten komen. Nu bestaat ze alleen nog maar uit kont – en toch is ze nog altijd onzeker.
De Jong groeide ook op met het internet als spiegel. Ze vergeleek als tiener haar buik met die van Kendall Jenner, imiteerde poses, wat mede bepaalde hoe ze zich nu beweegt. Ze paste haar stem aan, ging hoger praten. „Ik heb door sociale media van jongs af aan geleerd naar mezelf te kijken met de blik van een ander. Vrouwelijk, maar niet té vrouwelijk, is wat je wil zijn. Meisjes voelen haarfijn aan waar de middenstreep zit. Overschrijd je die, dan luistert er niemand naar je.”
Hoe roerlozer, hoe mooier
Dat vrouwen zich aanpassen aan de (doorgaans mannelijke) kijk op vrouwen, die ze via sociale media maar ook via films en populaire cultuur tot zich nemen, daarover gaat het boek dat De Jong uit haar tas opdiept: de essaybundel Pose van Basje Boer. Zonder denkpauze somt De Jong de bij vrouwen alom begeerde uiterlijke eigenschappen op: „Jong. Wit. Dun. Lang haar, liefst blond. Niet te veel en niet te weinig bil, borst, lip. Platte buik, egale huid, lange wimpers, roze wangen, kleine neus, geen rimpels. Zo min mogelijk expressie.”
Over dat laatste gaat een van Boers essays. Ze schrijft over Evelyn McHale, de 24ste boekhouder die in 1947 van het Empire State Building sprong en neerkwam op het dak van een limousine. Een fotografiestudent legde het beeld vast. De dode McHale, schijnbaar heel bevallig geland op dat autodak, werd een icoon van vrouwelijke schoonheid. De Jong: „Hoe roerlozer, hoe mooier, is de regel. In de cultuurgeschiedenis vind je zo veel voorbeelden van knappe, jonge, dode of bewusteloze vrouwen. Doornroosje, Sneeuwwitje, Ophelia. Het is het meisje dat nooit oud zal worden.”
Je moet wel ‘peachy’ blijven
Zelf heeft ze er regelmatig gesprekken over met collega-actrices: wat gaan ze ‘aan zichzelf laten doen’ om het proces van ouder worden tegen te gaan? „Ik herinner me dat ik als kind naar Halina Reijn keek, op tv, die vertelde over haar botoxbehandelingen, ‘omdat je er wel peachy uit moest blijven zien voor de regisseurs’. Dat zinnetje is blijven hangen. Helaas is het inderdaad zo dat de waarde die je als vrouw krijgt toegedicht, veel te vaak wordt bepaald door de mate waarin je samenvalt met het schoonheidsideaal. Zeker als je actrice bent, maar het geldt ook voor de politiek, of de datingmarkt.”
Toch wil De Jong zelf geen botox of fillers. „Ik hoop dat ik kan gaan houden van mijn imperfecties; puistjes, rimpels. Het lijkt me ook bevrijdend, als je je niet meer bezig hoeft te houden met dat schoonheidsideaal. Als mensen je alleen nog maar beoordelen op je karakter, en je ideeën, niet op je uiterlijk. En hee”, ze glimlacht, „dan ben ik straks gewoon die ene actrice die geloofwaardig je oma kan spelen.”
Kont van Damaris de Jong. Afwisselend uitgevoerd door Damaris de Jong, QiQi van Boheemen, Adina Macpherson, Sayo Cadmus, Jacqueline Blom en Christine van Stralen. Te zien op theaterfestival de Parade in Den Haag (4 t/m 9 juli), Amsterdam (25 t/m 29 juli) en Utrecht (20 t/m 25 augustus). Info: deparade.nl
Eerst verdwijnen de hoge tonen. Zingende merels, koolmezen, de tjiftjaf. Regendruppels op het dak, zachte klanken als de f en de s. Daarna gaan meer letters heen. De p, de k, de t. Horen was al een beproeving in drukke cafés en restaurants maar nu ook in de verjaardagskring in de huiskamer. Je gaat de woorden raden, want het zeggen van ‘wat zeg je’ kent een sociaal quotum van twee. Tina Helfrich (75) uit Velp kijkt regelmatig naar de lippen van haar gesprekspartners om te zien of ze „daar nog iets uit kan halen”. Mathilde Boom (81) uit Amsterdam heeft sinds kort een hoortoestel omdat ze de tv steeds harder moest zetten. Haar salsavriendin Sylvia Bijsmans (84) draagt in gezelschap een zendertje om haar hals en legt de ontvanger op tafel, maar heeft er weinig baat bij zodra mensen door elkaar heen praten. En Jaap de Boer (81) uit Amstelveen legde contact met een audicien want in grote groepen ontgaat hem „zo ongeveer alles”.
Nederland vergrijst en dus wordt Nederland dover. Van de tienduizenden trilharen in het slakkenhuis die geluidsvibraties doorseinen aan de hersenen gaan er met het ouder worden steeds meer kapot. Het is een onherroepelijk proces dat versterkt kan worden door factoren als medicijngebruik, je genenpakket en gehoorschade geleden in concertzalen en fabriekshallen.
Van de 70- tot 75-jarigen heeft 22 procent moeite met het verstaan van anderen, bleek uit onderzoek in 2020 van het ErasmusMC en kenniscentrum VeiligheidNL. Onder 80- tot 85-jarigen ligt het percentage al op 52, onder negentigplussers op 91 procent. Hoortoestellen toveren weggevallen tonen tevoorschijn, maar ze zijn niet zaligmakend en bovendien stellen mensen de aanschaf vaak uit: ze associëren hoortoestellen met ouderdom en tsja: wie wil oud zijn? Slechthorendheid kan leiden tot het mijden van borrels, feestjes, etentjes, cursussen – tot isolement. Er is ook een samenhang aangetoond tussen gehoorverlies en dementie, een mogelijk gevolg van onderprikkeling van de hersenen.
De impact wordt onderschat, zegt Wouter Hildebrandt (84), drager van een hoortoestel en desondanks slechthorend. „Mensen praten niet meer zoveel met je, want zo’n gesprek kost hun moeite.” Wouter Hildebrandt woonde half juni een bijeenkomst bij over slechthorendheid in een Amstelveens buurthuis waar NRC ook aanwezig was, georganiseerd door de Amstelveense stichting Hart voor gehoor. Een audicien praatte een groep ouderen met gehoorverlies bij over de keur aan hoortoestellen op de markt. Hildebrandts vrouw Marijke (79) zat naast hem, al hoort zij nog „goed genoeg.” Ja, zeiden ze desgevraagd, ze wilden wel wat doorpraten over het leven met gehoorverlies.
Meeknikken
Zijn slechthorendheid ging pas opspelen na zijn pensionering, vertelt Wouter Hildebrandt een paar dagen later in het lichte, drempelloze Amstelveense appartement waar ze sinds de vroege jaren negentig wonen. Hij zit in een moderne, bruinleren fauteuil, Marijke rechts van hem op de bank. Zijn oren zijn gevuld met doorzichtige hoortoestellen waarvan de slangetjes over zijn oorschelpen lopen.
Wouter en Marijke leerden elkaar kennen toen ze een eind in de dertig waren. Zij werkte voor het opleidingscentrum van internationaal verpakkingsbedrijf Van Leer, hij kwam vanuit het hoofdkantoor langs voor een training. Wouter, jurist, werkte later twintig jaar voor IBM. „Human resources”, zegt hij met zijn zachte stem. Dat zijn gehoor slecht werd, merkte hij na zijn pensionering als lid van „allerlei commissies in Amstelveen, sociaal beleid enzo”. Dat waren „vrij grote groepen.” Hij kon de gesprekken niet goed meer volgen.
Foto Saskia van den Boom
„Ik kon het goed verbergen”, zegt hij. „Knikken: dat werkt. En als iemand een lang verhaal vertelt, dan hoef je ook niet zoveel te zeggen. Je kunt het houden op ‘ja’.” Hij doet het voor, zijn gezicht geplooid in de stand van de aandachtig meeknikkende luisteraar. „Ja. Ja. Ja. Ja.”
Tot hij écht te weinig meekreeg. „Wéér iets dat verloren gaat, zo zag ik het. Ik liep al niet meer zo makkelijk en zo snel, kon niet meer zo goed slaan, met tennis, met golf. Dan hóóp je dat je gehoor goed genoeg blijft. Maar nee.”
Marijke: „Hij heeft ook een herseninfarct gehad. Nu bijna vijf jaar geleden. Daarvoor deden we nog alles, tot skiën aan toe. Dat was een enorme klap.”
„Ik heb een tijd niet kunnen lopen. Daar heb ik nog steeds moeite mee. Ik sleep met mijn rechterbeen.”
„Hij loopt met een rollator of een stok. Dat doof worden herinner ik me minder, hoe dat precies is gegaan. Maar het is wel achteruitgegaan. Nu moet ik goed articuleren en steeds herhalen wat ik zeg. Dat is behoorlijk irritant. Volgens mij heb je er zo langzamerhand een gewoonte van gemaakt meteen ‘wat zeg je’ te zeggen, ook al versta je het.”
„Ik pak misschien 80 procent op van wat iemand zegt die tegenover me zit. Maar die 20 procent weet ik niet, dus dan vraag ik nog een keer ‘wat zeg je’.”
„Nou, ga er maar gewoon van uit dat je het verstaat, schat.”
Duidelijk articuleren
Praten met slechthorenden vergt veel van gesprekspartners, zegt Cas Smits (52), hoogleraar audiologie en klinisch fysicus-audioloog in het Amsterdam UMC. „De persoon die wél goed hoort moet zich voortdurend aanpassen: dingen twee, drie, vier keer zeggen, duidelijk articuleren, de ander aankijken, controleren of de boodschap is overgekomen.” Dat kost hem als audioloog al enige moeite, zegt Smits, als hij met patiënten praat. „En dan voer ik nog relatief korte gesprekken. In een relatie gaat het moeizaam communiceren continu door.”
Wouter Hildebrandt merkt dat hij minder snel reageert, vertelt hij. „Het formuleren gaat ook wat moeilijker. In gezelschap leun ik wat meer achterover. Vroeger was ik nooit te bleu om de lead te nemen. Dan hadden vrienden het over een plek in Italië of Frankrijk waar ze naartoe gingen en dan zei ik: o daar ja, daar kun je dát zien en dan kun je daar en daar naartoe gaan.”
Marijke: „Ja je had altijd wat te vertellen, je weet akelig veel, nog steeds. En nu zie je inderdaad dat hij inzakt als we met vrienden gaan eten. We eten ook met z’n vieren hooguit. Naar verjaardagen gaan we achteraf, dan maken we een afspraak.”
„Als mensen mij aankijken, is het makkelijker ze te volgen. Komt het geluid van opzij, dan is het veel moeilijker. Daar is ook geen goede oplossing voor, gehoortechnisch, heb ik begrepen.”
Het lijkt simpel: je hoort slecht, een hoortoestel versterkt het geluid en daarmee zijn de problemen de wereld uit. Maar slechthorendheid is complex, vertelt audioloog Smits. Je neemt slechts een deel van de frequenties niet goed waar. De overige tonen hoor je soms net zo goed als mensen zónder gehoorproblemen. Een hoortoestel heeft dus de uitdagende taak om de verloren frequenties terug te winnen zonder de niet-verloren frequenties te hard te laten binnenkomen. Bij slechthorenden is het verschil tussen een geluid ‘net niet’ horen en een geluid ‘te hard’ horen bovendien klein, zodat het hoortoestel de verloren tonen soms niet alleen terugtovert maar per ongeluk opschroeft naar een onaangenaam hoog volume.
We eten met z’n vieren hooguit. Naar verjaardagen gaan we achteraf
Een hoortoestel, zegt Smits, is eigenlijk een „optelsom van compromissen”. Daar komt de uitdaging bij om in sociale settings uit het geroezemoes van stemmen, muziektonen en glasgerinkel louter de gewenste geluiden te destilleren. Smits: „In één-op-ééngesprekken helpen hoortoestellen absoluut en in klein gezelschap helpen ze vaak.” Maar in rumoerige settings helpen ze slechts „sommige mensen een beetje.”
Dat zeggen ook de ouderen in het Amstelveense buurthuis tijdens de bijeenkomst over gehoorverlies, waar de Hildebrandts bij waren. „In een bus hoef je met mij écht geen gesprek te voeren”, zei een hoortoesteldraagster die tegenover het echtpaar zat. Anderen klaagden over het versterkte geluid van de wind tijdens het fietsen. „Dan kunt u in de winkel vragen of ze er een fietsprogramma in zetten”, zei de aanwezige audicien. „Fietsprogramma?” mompelden de aanwezigen, „nooit van gehoord.”
„We hebben nog altijd een abonnement op het Concertgebouw”, vertelt Wouter Hildebrandt in zijn fauteuil. „Maar we komen niet meer in de Grote Zaal. Het rumoer wordt mij daar snel te veel. En zodra het orkest begint te spelen moet ik mijn hoortoestel weer bijstellen.” Het theater laten ze al een tijdje aan zich voorbijgaan. Het filmhuis, ja, dat lukt.
Verbaasde audicien
Enfin, vele slechthorenden ervaren de manco’s van hoortoestellen niet aan den lijve omdat ze ervoor kiezen er geen te dragen. „Pas na zes, zeven jaar van gehoorproblemen stappen mensen de winkel binnen, is onze ervaring”, zegt de audicien die presenteerde in het buurthuis, Sylvia Vilhana da Silva (53) van de firma Makker Hoortoestellen. Ze is tien jaar audicien en telde hoeveel klanten enthousiast de winkel binnenliepen. „Nul.” Er zijn, zegt ze, „dames van 90, 95 jaar oud die zeggen: niemand mag het zien hoor, niemand mag het zien!’” En dan stelt Vilhana da Silva hen gerust en vertelt ze dat de tijd van het steunkouskleurige hoortoestelblok achter het oor gelukkig voorbij is. Dat de kleur van het hoortoestel vaak wordt gekozen aan de hand van de haarkleur en dat je er dan bijna niets van ziet, probeert u het vooral een maandje op proef.
Vilhana da Silva meet het gehoor van klanten en vat de bevindingen in een audiogram. Ze verbaast zich geregeld over wat ze tegenkomt. „Ze horen geen stemmen, natuurgeluiden, verkeersgeluiden… Het kan niet anders dan dat ze elke dag superveel energie kwijt zijn om in elk geval íéts te kunnen horen.”
Mensen raken veelal niet gealarmeerd door hun gehoorverlies want het gaat in kleine stapjes. Ze wennen maand na maand, jaar na jaar aan een nieuw normaal dat steeds iets slechter verstaanbaar is. Ook ontwikkelt men een scherpe antenne voor vrienden en kennissen die nog slechter horen en ook geen hoortoestel dragen: laat eerst hén maar eens overstag gaan. „Het valt wel mee”, zeggen klanten tegen Vilhana da Silva als ze eindelijk de drempel van de winkel hebben genomen. Of: „Ik hóéf ook niet alles meer te horen.” Of: „Het hoort gewoon bij de leeftijd.” Dat laatste klopt als een bus, zegt ze. „Maar daar kun je dus iets aan dóén.”
Haar over het oor
Je budget doet ertoe: hoortoestellen verschillen zeer in kwaliteit en prijs. De meest basale modellen kosten zo’n 300 euro per oor en worden voor 75 procent vergoed door de zorgverzekeraar. Deze modellen laten in rumoer zeer te wensen over. De beste, deels vergoede modellen kosten gemiddeld zo’n 750 euro per oor, zegt Vilhana da Silva. De niet-vergoede modellen zijn nieuwer, presteren beter en kosten gauw 1.700 euro per oor. Je hebt ze ook voor 2.600 euro.
Stel je de aanschaf jarenlang uit dan is de kans groot dat je erg aan het hoortoestel moet wennen. „Het gehoorverlies is dan vaak al zó vergevorderd dat je het apparaat niet meteen op honderd procent van zijn vermogen kan instellen. De overgang is dan te groot, dat wordt veel te hard”, zegt Vilhana da Silva. „Dus zetten we het toestel op 75 procent, met als nadeel dat mensen in gezelschap nog steeds niet alles horen wat ze willen horen. Dat moet je gewoon wat tijd gunnen.” Maar die tijd nemen mensen vaak niet, want zo tolerant als ze zijn voor hun gehoorverlies, zo streng zijn ze voor het hoortoestel. Werkt het niet, dan halen ze het uit hun oor en stoppen het diep in een la.
Wouter Hildebrandt draagt een duur, niet-vergoed toestel en legt zich neer bij dat wat in gezelschap langs hem heengaat. „Als het echt belangrijk is, dan zeggen ze het nog wel een keer”, zegt hij. Marijke Hildebrandt overweegt inmiddels ook een gang naar de audicien. Vorig jaar hoorde ze tijdens een cursus filosofie de docent niet goed terwijl ze nota bene vooraan was gaan zitten. En na het tennis in de winter, natafelend met medespelers, kon ze de gesprekken niet helemaal volgen. Nee, ze heeft geen moeite met een hoortoestel. Oké, oké, zegt ze: ze is blij dat d’r haar over haar oor valt.
Voor het eerst in de geschiedenis krijgt Suriname een vrouwelijke president: voormalig arts en oud-parlementsvoorzitter Jennifer Simons (71). Haar partij, de nog door Desi Bouterse opgerichte Nationale Democratische Partij (NDP), won eerder op 25 mei al de parlementsverkiezingen. De verkiezing van de president, die door het Surinaamse parlement wordt gedaan, zou op zondag 6 juli plaatsvinden, maar donderdag bleken er geen tegenkandidaten te zijn. Simons kon daardoor meteen al ‘per acclamatie’ worden gekozen.
„Mijn hele leven heb ik altijd maar één droom gehad: om iets te betekenen voor de gemeenschap waar ik leef en woon”, zegt Simons over haar politieke drijfveren, tijdens een recent gesprek op haar werkkamer in haar huis in het zuiden van Paramaribo.
Simons, die zich een sociaaldemocraat noemt, kreeg haar gevoel voor politiek en voor sociale kwesties er thuis met de paplepel ingegoten. Ze komt uit een gezin met vier kinderen en groeide op in de tijd dat Suriname nog een kolonie van Nederland was. Haar moeder was sociaal werkster en haar vader zat in het leger en was hoofd bij de technische dienst van de TRIS, het koloniale leger in Suriname. „Mijn moeder liet me zien hoe dingen fout kunnen gaan als mensen in armoede terechtkomen en als ze in de steek worden gelaten door de overheid”, zegt ze. „Thuis werd ook veel over politiek gepraat, en mijn ouders waren echte zwevende kiezers en namen me als jong meisje mee naar verschillende politieke bijeenkomsten in verkiezingstijd. Dat heeft bijgedragen aan mijn vorming.”
Of ik acceptabel ben voor Nederland? Dat zal de Nederlandse regering maar moeten bepalen. Wij hebben genoeg vrienden in de wereld
Het was vooral haar moeder die zich bemoeide met de opvoeding van de dochters in het gezin. „Mijn moeder zei altijd: ‘mijn zonen zullen wel een vrouw vinden waar ze het goed mee krijgen, maar mijn dochters moeten voor zichzelf kunnen zorgen’. Dat ik arts ben geworden was iets dat mijn moeder al in mij zag toen ik jong was. Een van mijn belangrijke doelen als president zal, naast heel veel andere zaken, zijn om de gezondheidszorg en onderwijs er weer bovenop te krijgen. Deze hele belangrijke pijlers in de samenleving zijn de afgelopen jaren volledig uitgehold.”
Braindrain
Suriname gaat al langer gebukt onder een braindrain: verplegers en onderwijzers vertrekken massaal uit Suriname om zich in de Cariben en Nederland te vestigen, waar salarissen hoger liggen en de werkomstandigheden vaak beter zijn. Onder de vertrekkende president Chan Santokhi is de situatie schrijnender geworden. Om verarming en hoge inflatie te bestrijden, klopte Santokhi aan bij het Internationaal Monetair Fonds. In ruil voor steun moest er fors worden bezuinigd en werden overheidssubsidies op onder meer nutsvoorzieningen en brandstof grotendeels losgelaten, waardoor het dagelijks leven veel duurder werd.
Het besluit van Santokhi om met het IMF in zee te gaan kwam mede doordat er 4 miljard dollar aan staatsschuld op zijn bord lag. Die was achtergelaten door de partij van Simons, de NDP, toen nog onder leiding van de inmiddels overleden oud-president Bouterse. „Ik zeg niet dat er door de NDP geen fouten zijn gemaakt in de periode dat we aan de macht waren, we moeten de hand ook in eigen boezem kunnen steken. Maar was het echt nodig dat Santokhi zo’n ingrijpend programma met het IMF overeen kwam? In onze regio zijn meerdere landen met zo’n programma, maar dat van Suriname was een van de meest verschrikkelijke. Het IMF heeft voor behoorlijke kapitaalvernietiging gezorgd. Ik wil niet dat de bevolking nog verder zal pinaren [gebrek lijden]. Ik zal er alles aan doen om dat te vermijden.”
Met Jennifer Simons krijgt Suriname voor het eerst een vrouw als president.
Foto Ranu Abhelakh/AFP
Of en vooral ook hoe ze verder zal gaan met het IMF kan Simons nog niet zeggen, hoewel er, zo zegt ze, al wel gesprekken gevoerd worden. Ze belooft de Surinamers geen gouden bergen en vraagt mensen om geduld. „We kunnen niet van een modderpoel in één stap naar een glas drinkwater gaan. Dat zal een flink aantal stappen kosten. Maar wat ik wel wil is dat de bevolking moet zien dat we stappen zetten’’.
Lees ook
Dit profiel van Jennifer Simons
Simons staat bekend als een serieuze en rustige politica. Ook tijdens het gesprek kiest ze haar woorden zorgvuldig en bedachtzaam. Als misschien wel de meest ervaren politicus binnen haar partij staat ze bekend als iemand van de inhoud. Ze pleit voor een nieuwe vorm van besturen, waarbij ze in ieder geval een veelkoppig monster in de Surinaamse politiek zegt te willen aanpakken: corruptie. Opeenvolgende Surinaamse regeringen hebben zich daar schuldig aan gemaakt. Binnen de huidige coalitie van president Santokhi was er ook sprake van vriendjespolitiek en het bevoordelen van familieleden. Ook de huidige vicepresident Ronnie Brunswijk, die met zijn partij ABOP ook plaats zal nemen in de nieuwe coalitie van Simons, maakte zich schuldig aan corruptie.
Veiligheidskleppen
De aanpak van corruptie wordt een hele uitdaging, want het zit diep geworteld in de Surinaamse politiek, ook binnen de partij van Simons. „Corruptie is iets dat al heel lang in Suriname een groot probleem is, ook binnen onze eigen gelederen als NDP. We zullen veiligheidskleppen inbouwen zodat mensen niet per ongeluk de fout in gaan. Denk aan het versterken van de instituten om corruptie te bestrijden. Ik wil ook dat ambtenaren goed betaald worden zodat ze minder vatbaar zijn voor omkoping. En ik ben een voorstander van het digitaliseren van de overheid zodat er meer transparantie en controle is.”
„Maar als politici en coalitiepartners echt de fout in gaan, dan ga ik zo iemand op geen enkele manier de hand boven het hoofd houden. Dat moet duidelijk zijn. Dat kan betekenen dat de eerste de beste die dat doet, eruit ligt. De bevolking vertrouwt de politiek niet meer, dat vertrouwen moeten we terug krijgen.”
Die aanpak van corruptie en goed bestuur ziet Simons ook in het kader van belangrijke toekomstige ontwikkelingen in Suriname die tijdens haar regeerperiode naar verwachting zullen plaatsvinden. In 2028, over drie jaar, worden de eerste olie-inkomsten verwacht. Voor de kust zijn grote oliereserves gevonden waar Suriname miljarden aan kan verdienen. Voor een land met een kleine zeshonderdduizend inwoners kan dit een metamorfose betekenen, mits het geld goed terecht komt, en niet in de zakken van een kleine groep verdwijnt.
We kunnen niet van een modderpoel in één stap naar een glas drinkwater gaan. Dat zal een flink aantal stappen kosten
Simons voelt de druk. „We hebben ook de verantwoordelijkheid om te zorgen dat jonge Surinamers straks in de oliesector kunnen werken en niet alleen buitenlands personeel de baantje krijgt. De eerste tijd zullen we bovendien sober en zuinig aan moeten doen. We moeten nog drie jaren overbruggen voordat de oliedollars binnenkomen.”
Daarbij is Noorwegen voor haar een groot voorbeeld. Daar zijn de oliewinsten ondergebracht in een spaarfonds voor toekomstige generaties en wordt geïnvesteerd in gezondheidszorg en onderwijs. „We zullen in die sectoren moeten investeren, en ons niet nu al rijk rekenen. Mij zul je ook niet in luxe zien leven. Ik heb meer dan vijfentwintig jaar politieke ervaring, ik heb een huis en een auto en alles wat ik nodig heb.”
In 2012 kwam Simons in opspraak kwam toen ze als parlementsvoorzitter een omstreden amnestiewet door het parlement loodste. Daardoor kon Bouterse niet vervolgd worden voor de Decembermoorden. Ze staat nog steeds achter die beslissing, omdat een veroordeling volgens haar toen voor instabiliteit zou hebben gezorgd. Vervolgens werd deze amnestiewet jaren later alsnog ongeldig verklaard door het Constitutioneel Hof.
Verkiezingsbord voor de parlementsverkiezingen van 25 mei, die werden gewonnen door de NDP van Simons.
Foto Ramon van Flymen/anp
Uitvaart
Simons wil en kan zich niet vergelijken met Bouterse, zegt ze. „Niet omdat ik me van hem distantieer, want dat is niet het geval, maar omdat ik een ander persoon ben. Ik ben geen Bouterse, ik ben mezelf. Bouterse heeft veertig jaar een belangrijke rol gespeeld in de Surinaamse politiek, dat valt niet te ontkennen, of je het nu met hem eens bent of niet. Half Suriname was op zijn uitvaart. Waar ik hem voor waardeer is dat hij de verschillende etnische groepen in Suriname heeft samengebracht en van onze partij de eerste multi-etnische partij gemaakt heeft, als voorbeeld voor de samenleving. Dat neem ik zeker over. Maar ik vind wel dat we moeten beseffen dat het leven doorgaat en dat Bouterse er niet meer is.”
Het is belangrijk dat de Surinamers in de diaspora weten dat ze altijd terug kunnen
De relatie met Nederland was onder Bouterse verslechterd, de Nederlandse ambassadeur werd zelfs teruggeroepen. Denkt Simons dat ze een acceptabelere president is voor Nederland? „Weet u, het interesseert me niet echt. Dat zal de Nederlandse regering maar moeten bepalen. Wij hebben genoeg vrienden in de wereld. We hebben relaties met de Verenigde Staten, met China, India, met onze buurlanden Brazilië en andere landen in Zuid-Amerika. Ik ben voor een zakelijke, normale relatie met Nederland, ook omdat een heleboel van onze mensen daar zijn, onze Surinaamse familieleden waar we zeer close mee zijn.”
„Wij moeten ook op hen letten want tegenwoordig is het geen garantie meer dat ze in alle tijden in Europa of Amerika goed worden behandeld, door het politieke klimaat en de intolerantie daar. Het is belangrijk dat de Surinamers in de diaspora weten dat ze altijd terug kunnen komen en ook al komen ze niet terug, de band met Suriname er is. Als Nederland slim is, zien ze dat er ook een belang voor hen hier is. We zijn misschien een land met een kleine bevolking, maar wel met een heleboel rijkdom.”