Kornelis Blok begon al in de jaren 80 aan de energietransitie, ‘maar een pionier was ik niet’

Kornelis Blok: „De curves zijn omhoog geknald de laatste jaren. Het is ongelooflijk.”

Foto Lars van den Brink

Interview

Kornelis Blok | hoogleraar energiesysteemanalyse De Delftse hoogleraar Kornelis Blok besteedde zijn hele werkende leven aan de energietransitie: „We durfden groot te denken”

Kan Nederland helemaal op duurzame energie draaien? Velen zullen zich dit hebben afgevraagd de laatste jaren, zich misschien ook hebben voorgesteld hoe Nederland er dan uitziet. In 1984 was nog bijna niemand met deze vraag bezig. Kornelis Blok wel. Hij schreef er toen een boek over met de titel Onbeperkt houdbaar – ‘houdbaar’ want ook de term duurzaamheid was nog niet in zwang.

„Honderd procent duurzaamheid was echt nog heel ver weg”, zegt Blok. „Ik beschreef in dat boekje een scenario voor Nederland. Daarin hadden we eindeloos veel windturbines nodig, het hele land zou vol moeten staan. Dat blijkt nu veel minder te zijn, maar het was volkomen onvoorstelbaar dat één turbine zoveel energie zou kunnen opwekken als nu kan, honderd keer meer dan toen.”

De energietransitie heeft Blok zijn hele werkende leven beziggehouden. Hij zag in die ruim veertig jaar het aandeel wind- en zonne-energie in de elektriciteitsproductie in de wereld toenemen van 0,0002 procent tot inmiddels 12 procent. „De curves zijn omhoog geknald de laatste jaren. Het is ongelooflijk.” Maar er is meer versnelling nodig, zal Blok op 24 mei betogen in de rede waarmee hij afscheid neemt als hoogleraar energiesysteemanalyse aan de TU Delft.

Standaard toepassingen zoals zonnepanelen die je nu ziet waren er nog niet

Waar kwam die vroege interesse in de energietransitie vandaan?

„De technische mogelijkheden rond duurzame energie vond ik heel fascinerend, het denken in oplossingen sprak me aan. Mijn afstudeeronderzoek ging over waterstofopslag, waar nu nog onderzoek aan gedaan wordt.

„Het ging toen nog niet zo over klimaat. Het klimaatrapport van de Club van Rome was al verschenen toen ik ging studeren, maar de oliecrises in de jaren 70 waren een groter ding. Toen werd het voelbaar, kwam het besef dat de voorraad brandstoffen eindig was. Het was ook de tijd van zure regen en slechte luchtkwaliteit. Ik heb het altijd belangrijk gevonden om goed voor de aarde en de schepping te zorgen, we moeten de aarde goed doorgeven.

„Ik kwam terecht in een kleine subcultuur waar duurzame energie heel erg leefde, maar een pionier was ik niet. Die zaten in de generatie voor mij. Er werd al zo’n tien jaar onderzoek in deze richting gedaan, er was al wat ruimte gemaakt aan de universiteit om hiermee bezig te zijn.”

Zag u meteen ook commerciële kansen?

„We zagen al vroeg in dat duurzame energie belangrijk ging worden. Naast mijn universitaire werk richtte ik in 1984 met oud-studiegenoten een onderzoek- en adviesbureau op, Ecofys. Gaandeweg gingen we ook zelf projecten ontwikkelen en producten maken. Laten we maar gewoon beginnen, dachten we. Het was allemaal maatwerk, alle standaard toepassingen zoals zonnepanelen die je nu ziet waren er nog niet. Voor een graanpletterij, een mueslifabriek, die op zonne-energie het graan wilde gaan drogen, bedachten we bijvoorbeeld een zonnecollector voor in het dak, waarna opgewarmde lucht door buizen naar het droogproces ging.

„Het bedrijf groeide hard, Ecofys werd een adviestak van het grotere Econcern. Er heerste een heel optimistische sfeer, we durfden groot te denken. Dat Econcern niet door de financiële crisis kwam was een hele dreun. Ik ben opgegroeid op een boerderij, en mijn vader belde vlak na het faillissement. ‘Het is maar achter de deeldeuren’, zei hij. Die deuren scheiden het woonhuis van de stal. Een sterfgeval in de stal was erg, maar niet zo erg als een sterfgeval in het woonhuis. Het was het zwaarste jaar uit mijn leven, maar ik ben meteen in een modus geschoten van uithuilen en doorsjouwen. De adviestak Ecofys is overigens altijd blijven bestaan, die werd overgenomen door Eneco en later door consultancybedrijf Navigant. We speelden onder meer een rol bij de ontwikkeling van de Europese emissiehandel en adviseerden bij klimaatonderhandelingen.”

Waterstof is belangrijk, maar de weg naar opschaling is nog lang

U beziet de energietransitie al veertig jaar en uw afscheidsrede heet The need for speed. Gaan de veranderingen u te traag?

„Het zit niet in mijn karakter om gefrustreerd te zijn over zaken als traagheid of tijdverlies. We hadden met van alles eerder kunnen beginnen, maar vaak hebben dingen hun tijd ook nodig. Neem groene waterstof, dat nu als belangrijke route wordt gezien. In de jaren 90 gingen daar ook al stemmen voor op, maar dat was veel te vroeg. Groene waterstof is pas betaalbaar geworden nu wind- en zonne-energie betaalbaar zijn, en dat kon alleen gebeuren doordat er jarenlang enorme bakken geld in zijn gepompt door allerlei overheden. Mijn punt is steeds: je moet beginnen waar je nu staat.

„Een van de onderbelichte succesverhalen van de energietransitie is dat we heel ver zijn gekomen met efficiency-eisen voor alles wat nieuw gemaakt of gebouwd wordt. Dat is tamelijk onzichtbaar, behalve als het bij het Brexit-referendum ineens over eisen voor stofzuigers gaat. Het energiegebruik in de OECD-landen is stabiel, ondanks dat de economieën gegroeid zijn. Dat is een prestatie.

„De boodschap in mijn afscheidsrede is dat alles wat goed gaat sneller moet, en alles wat nog niet goed gaat ook. In het laatste IPCC-rapport staat een figuur over hoeveel zon en wind kunnen bijdragen, maar om daar te komen moet de groei nog drie keer zo snel gaan als het nu gaat. Ondertussen moet de brandstoffenkant ook worden aangepakt. Waterstof is belangrijk, maar de weg naar opschaling is nog lang. In de tussentijd zijn bio-brandstoffen en afvang en opslag van CO2 ook nodig, maar de groei daarvan gaat te langzaam. Hoe meer verschillende zaken je inzet, hoe sneller je reductie is.”

Nu is het een enorme wereld, dat zie ik alleen al aan de mensen die ik zelf heb opgeleid en die ik nu weer tegenkom

Het IPCC is een belangrijke bron voor beleidsmakers. U was jarenlang een van de hoofdauteurs, wat was daar uw rol?

„Ik ben gaan meedoen bij het rapport dat in 2001 uitkwam. Toen had ik mijzelf aangemeld, voor het laatste rapport werd ik gevraagd. Ik heb een brede blik op alles wat met mitigatie te maken heeft: wat draagt wanneer hoeveel bij en tegen welke kosten? Ik haalde informatie op over industrie, landbouw en transport.

„Ik vond het een hele eer om te doen, het is een groot genoegen om met zoveel slimme mensen samen te werken. Al is het ook lastig werken want je krijgt eindeloos veel commentaren. Als er één ding is wat ik met plezier zou blijven doen is het dit, maar ik weet niet of er een leeftijdsgrens is. Er zijn trouwens ontzettend veel begaafde jonge mensen die het ook kunnen.”

Bent u hoopvol gestemd over de energietransitie?

„Er was een tijd dat ik op de nationale windenergieconferentie kwam, en dat ik iedereen kende. We deden wat we konden, maar het was een kleine wereld. Nu is het een enorme wereld, dat zie ik alleen al aan de mensen die ik zelf heb opgeleid en die ik nu weer tegenkom. Uiteindelijk moet het van intellectuele capaciteit komen. Dat er nu zoveel mensen aan werken is bemoedigend.”