N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Gezonde voeding De stofwisseling werkt bij iedereen anders. Een gepersonaliseerd dieet kan dan helpen.
Freek van Rennes (76) had lang een moestuin, hij eet nog steeds elke dag veel verse groente. Toen hij zich opgaf voor een onderzoek waarvoor hij twaalf weken een eiwit- en vezelrijk dieet moest volgen, hoefde hij dus niet ineens veel gezonder te eten. Maar wel ánders. „Het was vooral veel: 30+-kaas, veel yoghurt, kwark en melk. Ik stond stijf van de eiwitten.” Hij at ook meer brood dan normaal, en elke dag een vezelig haverextract dat hij moest aanlengen met water of melk. „Heel gezond, maar net behangplaksel.”
Freek van Rennes was een van de 242 deelnemers aan een studie naar gepersonaliseerde voeding op basis van de stofwisseling. De resultaten publiceerden Maastricht UMC+, Wageningen Universiteit en Radboudumc eerder dit jaar in Cell Metabolism. Spoiler: een dieet dat is afgestemd op de stofwisseling had meer effect op hart- en vaatgezondheid en de bloedsuikerwaarden dan algemene voedingsadviezen.
Van Rennes wist dat het onderzoek om twee soorten voeding draaide. Hij wist dat hij bij de groep zat die een dieet met weinig vet en veel eiwit en vezels kreeg, en dat de andere groep juist veel enkelvoudig onverzadigde vetten moest eten, bijvoorbeeld uit olijfolie.
Maar wat zijn stofwisselingsprofiel was, wist hij niet. Hij kreeg niet te horen dat zijn spieren minder gevoelig zijn voor het hormoon insuline, zoals uit een bloedsuikertest was gebleken. En dat hij dus niet behoorde tot de groep die juist in de lever een minder goede insulinewerking had.
In beide groepen kreeg de helft van de deelnemers, na loting, het eiwitdieet en de andere helft het onverzadigdvetdieet. Zo werden de deelnemers, allemaal gezond maar wel met overgewicht (een BMI van 25 of hoger), in vier groepen verdeeld.
Van Rennes laat via het beeldscherm het verslag zien dat hij na afloop kreeg. Misschien wel het meest opvallend: hij was na afloop een kilo zwaarder, maar hij had minder buikvet. Ook zijn levervet ging in twaalf weken flink omlaag. Inmiddels eet Van Rennes weer zoals voor het onderzoek en is hij weer wat aangekomen. „Wel eten we nu elke avond een extra bak sla met pompoenpitjes, naast de groenten die we al aten.”
Helft volwassenen heeft overgewicht
In Maastricht vertelt Ellen Blaak, hoogleraar humane biologie, over het onderzoek waar Freek van Rennes aan meedeed. Over het waarom kan ze kort zijn: „De helft van de volwassenen heeft overgewicht en 1,3 miljoen Nederlanders hebben diabetes type 2.”
Bij diabetes type 2 raken mensen insulineresistent, vaak door overgewicht en onvoldoende beweging. Insulineresistentie betekent dat de cellen minder gevoelig zijn voor insuline, het hormoon dat ervoor zorgt dat glucose uit het bloed wordt opgenomen in de cellen. Daardoor kunnen op den duur hart- en vaatziekten en diabetes type 2 ontstaan. Als voeding kan bijdragen aan gezondere bevolking, is dat winst.
Bekend was al, vertelt Blaak, dat een deel van de mensen die insulineresistentie vooral in spierweefsel heeft. Bij anderen zit het juist in de lever. Bij de meeste mensen is het onderscheid niet zo duidelijk te maken, maar voor een flinke groep lukt dat wel: „Een derde van de bevolking met overgewicht is in te delen in die twee fenotypen (spier of lever). Ook waren er al aanwijzingen dat beide fenotypen anders reageren op voeding.” Maar het was nog nooit in een gecontroleerde studie onderzocht. „En we wisten ook niet: hoe werkt dit nu precies?”
De werking van insuline was veel beter als mensen hun optimale dieet kregen
Om daar achter te komen werden zo’n 900 kandidaten tussen de 40 en 75 jaar gescreend. Door te kijken naar de insuline- en de glucoserespons in de twee uur nadat ze een suikerdrankje hadden gekregen werd hun fenotype, hun stofwisselingsprofiel, gekarakteriseerd. Uiteindelijk volgden 242 mensen een gepersonaliseerd dieet. Allemaal gebaseerd op de richtlijnen voor gezonde voeding, maar met verschillende verhoudingen in eiwit, vezels en onverzadigd vet.
Samen met onderzoeker Kelly Jardon, ook uit Maastricht, laat Blaak zien waarmee de deelnemers te maken kregen tijdens het onderzoek. Het suikerdrankje dat ze kregen om hun glucosereactie te bekijken, het apparaatje dat hun dagelijkse lichaamsbeweging registreerde, de buisjes waarin de deelnemers ontlasting opvingen om de darmbacteriën te laten onderzoeken. En verder de MRI-scanner waar ze in moesten, onder meer om te kijken hoeveel vet er in de spieren en in de lever was opgeslagen, en een soort astronautenkappen waarmee aan de hand van ademhalingsgassen de energiehuishouding werd bekeken. In de week voor en na het dieet werden de deelnemers uitgebreid doorgelicht, zowel thuis als op de universiteit. Insulinegevoeligheid, glucosetolerantie, vetten en ontstekingen in de cellen werden nauwgezet gevolgd.
Volgens het boekje eten
Drie maanden lang proefkonijn zijn en volgens het boekje eten, is niet eenvoudig. Om effecten te kunnen meten was het belangrijk dat deelnemers hun specifieke dieet goed volgden. „De begeleiding was intensief”, zegt Blaak. In een app hielden ze bij wat ze aten, ze werden geïnterviewd. En om kandidaten te helpen trouw te blijven aan de voorgeschreven voeding kregen ze van de onderzoekers producten die goed in het dieet pasten.
Toen na drie jaar alle deelnemers aan de beurt waren geweest, kon de balans worden opgemaakt. In alle groepen waren de proefpersonen, zo bleek uit hun bloedwaarden, iets gezonder geworden. Maar de mensen met een verminderde werking van insuline in de spieren hadden duidelijk meer baat bij het hoog-in-eiwit-en-vezels-laag-in-vetdieet.
Bij de groep met insulineresistentie in de lever was het precies andersom: zij haalden meer gezondheidswinst met het dieet met veel onverzadigde enkelvoudige vetzuren. „Met name de werking van insuline was veel beter als mensen hun optimale dieet kregen.”
De insulinegevoeligheid in het hele lichaam verbeterde met 20 procent in de groep die het juiste dieet kreeg, en met 5 procent in de andere groep. En ook andere parameters, zoals vetten en ontstekingsmarkers in het bloed, wezen sterker de goede kant op. Allemaal gunstig om diabetes en hart- en vaatziekten op afstand te houden.
Rijk microbioom
Gemiddeld waren de deelnemers in beide groepen na afloop twee kilo lichter – niet zo verrassend, iederéén had drie maanden gezond gegeten. Maar bijzonder was: de verbeteringen in gezondheid traden op ongeacht gewichtsverlies. Ook mensen die niet afvielen hadden méér baat bij het dieet dat – achteraf gezien – paste bij hun stofwisselingsprofiel.
„Dat laat de kracht van voeding zien”, zegt Blaak. Het zou goed zijn, zegt ze, als de resultaten bevestigd worden in nieuw onderzoek. Maar waar ze van overtuigd is: „De focus moet liggen op een gezonde leefstijl, en niet per se op afvallen.”
Welke mechanismen ten grondslag liggen aan de verschillen, moet ook nog duidelijk worden. Aanwijzingen zijn er wel. „We kunnen bijvoorbeeld verder zoeken in de darmbacteriën.” Want wat al te zien was: de groep met insulineresistentie in de lever had een gezondere samenstelling van darmbacteriën dan de groep met insulineresistentie in de spieren. Er zijn bovendien aanwijzingen dat een rijk microbioom de insulinegevoeligheid in de spieren bevordert. „Maar hoe dat precies werkt, dat zijn we nog aan het ontrafelen.”
Blaak verwacht bovendien dat het niet stopt met deze twee fenotypen op basis van stofwisseling. „Misschien kunnen we op den duur wel vijf of zes fenotypen vinden, bijvoorbeeld op basis van de darmbacteriën.” Dat zou dan steeds verder gepersonaliseerde voedingspatronen kunnen opleveren.
Dat met name diëtisten daar niet op willen wachten, blijkt uit de vragen die de onderzoekers nu al krijgen: wat kunnen we ermee in de praktijk, hoe toepasbaar is dit? Vaststellen of iemand tot een van beide fenotypen behoort, is het probleem niet. Dat kan met een eenvoudige suikertest.
Veiligheid is ook geen belemmering. „Het mooie is dat beide diëten gebaseerd zijn op de richtlijnen voor goede voeding. Je richt geen schade aan. Ze zijn allebei gezond.”
Minder medicijnen
Voor Josien Swinnen (53) uit Susteren was gezond eten ook al belangrijk voordat ze meedeed aan het onderzoek. „Ik heb maar één long, sluimerende reumatoïde artritis en ik zat tegen diabetes type 2 aan. Door zo gezond mogelijk te leven, hoop ik zo min mogelijk medicijnen nodig te hebben.”
Ook Swinnen had het geluk dat ze het dieet kreeg dat optimaal bleek voor haar profiel: insulineresistentie in de lever. „Olijfolie, tapenades, halvarine, vis, mager broodbeleg. Veel van de producten at ik al, dus het was best goed vol te houden. Ik voelde me bovendien veel beter, energieker.”
In de drie maanden van het onderzoek viel Swinnen vijf kilo af, dat ziet ze vooral als een prettige bijkomstigheid. „De grootste winst is dat mijn bloedsuiker zo sterk verbeterde, dat ik geen prediabetes meer had.” Ook de bloedvetten gingen met 40 procent flink omlaag. „Dat laat zien dat gezonde voeding ook meerwaarde heeft als je geen aandoeningen hebt. En dat je ook winst kunt halen als je niet of nauwelijks afvalt.”
Het onderzoek dwong Swinnen tot een herstart. Van haastig en onregelmatig, naar vaste, rustige eetmomenten. Bovenal is Swinnen bewuster gaan eten. „Tijdens het onderzoek mocht ik als tussendoortje vijf dropjes per dag. Daar genoot ik meer van dan daarvoor van een zak chips of een stuk taart. Sindsdien denk ik bij alles: als ik er dik van word, moet het wel heel lekker zijn.”