N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vogelgriep Er moet meer zicht komen op de circulatie van griepvirussen onder varkens, stellen experts. Biedt dat meer dan „schijnzekerheid”?
Nederland moet meer doen om besmetting van varkens met vogelgriep te voorkomen en te signaleren. Dat adviseerde een panel van experts (het Deskundigenberaad-Zoönosen) vorige week aan de minister van Landbouw. Zulke besmettingen vormen een risico voor de volksgezondheid, zo schrijven de dierenartsen, virologen en epidemiologen in hun advies, omdat vogelgriep een zoönose is: een ziekte die zowel dieren als mensen kan besmetten en tussen beide kan overspringen. Als vogelgriepvirussen varkens besmetten, kunnen ze zich mengen met varkens- en mensengriepvirussen. Dat kan leiden tot een variant die mensen ziek kan maken, zich gemakkelijk tussen mensen kan verspreiden en daarmee een volgende pandemie kan veroorzaken.
„Die kans is heel klein, maar niet nul”, zegt hoogleraar Ron Fouchier, viroloog bij het Rotterdamse Erasmus MC en lid van het Deskundigenberaad-Zoönosen. Daarom zouden varkens en pluimvee volgens de experts niet op gemengde bedrijven gehouden moeten worden en er zou een verplichte monitoring moeten komen van griepvirussen bij varkens – met name op hoogrisicobedrijven.
Sinds 2020 circuleert er onder wilde vogels een hoogpathogene – voor kippen zeer ziekmakende – vogelgriepvariant, ooit ontstaan in Chinees pluimvee. Die variant zorgt sindsdien regelmatig voor uitbraken in pluimveebedrijven en verspreidde zich over vrijwel de hele wereld, met veel dierenleed en economische schade tot gevolg. Alleen al in Nederland werden sinds 2020 ruim 6,6 miljoen vogels geruimd.
Deze zoogdierbesmettingen zijn zorgelijk, omdat het virus zich door menging en mutatie aan zijn gastheer kan aanpassen
Ron Fouchier hoogleraar
Maar ook onder wilde vogels is de schade enorm. In 2020 werden in Nederland vooral brandganzen het slachtoffer; de laatste twee jaar ook andere soorten, waaronder zeearenden, kokmeeuwen en grote sterns. Daarnaast raken wereldwijd steeds vaker wilde zoogdieren besmet met het virus. Recent Nederlands onderzoek liet zien dat een op de vijf dood binnengebrachte wilde zoogdieren het virus meedroeg, of recent had gehad. „Deze zoogdierbesmettingen zijn zorgelijk, omdat het virus zich door menging en mutatie aan zijn gastheer kan aanpassen en daardoor mogelijk ook voor mensen gevaarlijk wordt, misschien zelfs pandemisch”, vertelt Fouchier. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 2009 met de Mexicaanse griep, die in varkens ontstond. Die pandemie was relatief mild, maar de Spaanse (1918), Aziatische (1956) en Hongkonggriep (1968), die ook hun oorsprong hadden in varkens, eisten elk miljoenen doden.
Grootschalige ruimingen
Bij recente uitbraken van vogelgriep onder nertsen in Spanje en zeeleeuwen in Peru was er mogelijk al sprake van virusoverdracht tussen zoogdieren onderling. Een van de mutaties die nodig zijn voor gemakkelijke overdracht tussen mensen, is al gezien bij een bunzing in Nederland.
Varkens zijn vatbaar voor zowel varkens-, mensen- als vogelgriepvirussen. De Nederlandse varkenssector is daarom een mengvat om rekening mee te houden, aldus de experts in hun recente advies. En juist daarom moeten er regels en maatregelen komen om de risico’s te beperken – onder meer een systematische, verplichte monitoring. „In de pluimveesector is dat al goed op orde”, vindt Fouchier. „Dat klinkt misschien gek, gezien die grootschalige ruimingen. Maar juist daardoor worden uitbraken in de kiem gesmoord. Er is heel strenge monitoring.”
In de varkenssector ligt dat anders, omdat het ministerie varkensgriepvirussen minder gevaarlijk vindt dan vogelgriep. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat daarom de monitoring aan de sector zelf over – en er is ook geen meldplicht voor griep op varkensbedrijven. Ook in Europa is dit niet geregeld. „Terwijl er in mijn ogen genoeg redenen zijn om een goede monitoring op te zetten in Varkensstal Europa. En daarbij ook een goed plan te maken voor wat er moet gebeuren bij een uitbraak van vogelgriep. In de varkenssector is zo’n plan er niet. Heel vreemd vind ik dat.”
Manon Houben van Royal GD, voorheen de Gezondheidsdienst voor Dieren, maakt ook deel uit van het Deskundigenberaad-Zoönosen. Zij onderschrijft het recente advies aan het ministerie, maar wil de situatie in de varkenssector toch graag een stuk nuanceren. „Het is zeker niet zo dat daar niet wordt gemonitord en dat we dus nergens zicht op hebben”, zegt zij. GD, zo legt ze uit, is een bedrijf dat door de overheid is belast met de monitoring van diergezondheid in Nederland. GD wordt betaald door overheid en dierhouderij, waaronder de varkenshouders.
Fijnmazig netwerk
„Wij hebben in Nederland een nauwe samenwerking tussen GD, veehouderijen en dierenartsen”, vertelt Houben. „Dat is een fijnmazig netwerk dat snel en gemakkelijk informatie uitwisselt. Wij krijgen bijvoorbeeld dode dieren binnen die dierenartsen insturen wanneer ze iets verdachts zien, en daar verrichten wij sectie op. En we runnen de Veekijker, een telefonische hulplijn waarmee dierenartsen en veehouders kunnen bellen om informatie te vragen of te overleggen over een uitslag. We registreren elk telefoontje en analyseren de statistieken. En ten slotte sturen alle dierenartsen die voor varkensbedrijven werken ons verplicht elke maand een rapportage over die bedrijven. Dat laatste maakt onderdeel uit van het verplichte kwaliteitssysteem IKB, de Integrale Ketenbewaking.”
Geen enkel varkensbedrijf blijft dus onder de radar, benadrukt Houben, want ieder bedrijf maakt gebruik van de diensten van een dierenarts. En geen enkele dierenarts zal een verdacht ziektegeval níét rapporteren, weet ze. Een systeem waarbij een centrale controledienst onaangekondigd virologische monsters komt nemen op varkensbedrijven, heeft volgens haar dus geen toegevoegde waarde.
We weten nog niet voldoende wat nu een goed monitoringssysteem zou zijn
Manon Houben Royal GD
Gezien de ernst van de huidige vogelgriepepidemie zijn verschillende partijen, waaronder RIVM en GD, dit jaar gestart met een kleinschalige, vrijwillige surveillance. Deze proef, betaald door het ministerie van VWS, brengt in kaart welke varkensgriepvirussen er zoal in varkens circuleren. Op bedrijven van boeren die hieraan willen meewerken, nemen dierenartsen steekproefsgewijs monsters bij varkens die snotteren of hoesten. „Niet bij alle verkouden varkens, en niet bij alle bedrijven”, nuanceert Houben. „En niet bij varkens die niet zichtbaar ziek zijn. Maar wij denken wel dat we zo een representatief beeld krijgen – en dat we eventueel aanwezige vogelgriepvirussen snel kunnen aantonen.”
De eerste resultaten worden eind dit jaar verwacht. De proef is opgezet voor een jaar, maar Houben verwacht dat er een vervolg komt. Het deskundigenberaad-Zoönosen adviseert de resultaten te gebruiken voor het inrichten van grootschaliger opsporing van vogelgriep onder varkens. Maar volgens Houben zijn daarvoor eerst andere stappen nodig. „We weten nog niet voldoende wat nu een goed monitoringssysteem zou zijn”, zegt ze. „Welke informatie is er precies nodig, hoeveel steekproeven moet je nemen, welke vraag wil je eigenlijk beantwoorden? Pas als je dat goed in beeld hebt, kun je een goed systeem ontwerpen.”
En goed moet het systeem wel zijn, volgens haar, omdat ook de sector er voordeel van moet hebben. „De monitoring die we nu al hebben, is écht al heel goed. De infrastructuur staat, de mensen zijn er, en we kunnen snel op- en afschalen.”
Medewerkers vaccineren
Arjan Stegeman is hoogleraar gezondheid van landbouwhuisdieren aan de Universiteit Utrecht en vicevoorzitter van het Deskundigenberaad-Zoönosen. „Ik denk dat verplichte monitoring vooral relevant is voor de hoogrisicobedrijven”, benadrukt hij, „zoals gemengde bedrijven, bedrijven waar de varkens buiten lopen en bedrijven vlak bij waterrijke gebieden. Als je het advies goed leest, dan zul je dat er ook uithalen.”
In verplichte monitoring op álle bedrijven ziet hij, evenals Manon Houben, niet veel meerwaarde. „Ik zie meer in andere maatregelen”, zegt hij, „zoals een dringend advies aan mensen die in die sector werken, zich te laten vaccineren tegen de seizoensgriep.” Dit om het risico te verkleinen dat mensen- en varkensgriepvirussen zich met elkaar vermengen. De Gezondheidsraad buigt zich nu over een dergelijke maatregel.
Gewone luchtwegproblemen bij varkens komen héél veel voor
Arjan Stegeman hoogleraar
Maar Stegeman is wel wat kritischer over de huidige monitoring. „Opvallende dingen worden inderdaad wel gemeld”, zegt hij. „Maar gewone luchtwegproblemen bij varkens komen héél veel voor. Slechts een kleine minderheid komt bij GD terecht.” Met andere woorden, een griepvirus dat weinig klachten veroorzaakt, kan lang sluimeren onder varkens zonder dat het wordt opgepikt.
Toch maar álle bedrijven steekproefsgewijs monitoren dus? „Dat lijkt me nog geen goed idee”, antwoordt Stegeman, „zolang we nog niet goed weten hoe we de resultaten moeten interpreteren, en hoe we dan moeten handelen. Bovendien biedt die monitoring schijnzekerheid.”
In Nederland zijn er weliswaar 12 miljoen varkens, zo legt hij uit, maar elders leven er meer dan 2 miljard. „De kans dat er in varkens een nieuw pandemisch virus ontstaat, is buiten onze grenzen vele malen groter dan bij ons. Daar spelen deze problemen op dezelfde schaal, maar is de bioveiligheid in het algemeen een stuk minder goed geregeld.”
Wat kunnen we daaraan doen? „Zorgen voor een betere hygiëne op bedrijven waar het virus permanent rondgaat”, antwoordt Stegeman. „En varkens vaccineren. Dat kunnen wij in Nederland niet voor andere landen doen. Maar wij kunnen wel onderzoek doen naar het effect op de dynamiek van infectie. Hoe verspreiden virussen zich, en hoe kunnen wij daarin ingrijpen? Die kennis is ook een product dat wij kunnen exporteren. Dat lijkt mij nu een zinnige prioriteit.”