Hoe gaat het met de Oekraïners, na negen maanden in Nederland?


Reportage

Oekraïense vluchtelingen Kort na de Russische inval sprak NRC Oekraïners die naar Nederland waren gevlucht. De een stond ontredderd op een Amsterdamse parkeerplaats, een ander was net een dag in Hillegom. Ze vertellen hoe het ze het afgelopen jaar is vergaan.

Nina Spodina (42) uit Nieuwegein

‘Ja, deze woning is duur, maar het is ónze plek’

Nina en Roman met hun kinderen. Ze wisten in maart al dat ze in Nederland wilden blijven. En dat gevoel is alleen maar sterker geworden. Foto Mona van den Berg

Nina Spodina (42) doet open in het kantoortje van de Oogvereniging in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Ze pakt haar kop thee, bij de laptop achter een balie. „Hier werk ik”, zegt ze. Drie dagen per week, van negen tot vijf, en één dag vanuit huis. „Tois-werken”, zegt ze met een zwaar Oekraïens accent.

Spodina adviseert Oekraïense vluchtelingen met oogklachten – via de telefoon, e-mail, Facebook. „Waar heeft u last van? O, maar in Nederland ga je dan naar de huisarts, niet meteen naar een oogarts.” Per maand helpt ze ongeveer honderd mensen. Een bezoek aan de opticien is vaak het advies, zegt ze lachend. Spodina is oogarts van beroep.

Negen maanden geleden stond ze op de parkeerplaats van hostel A&O in Amsterdam-Zuidoost. Ze sprak geen woord over de grens – het interview verliep met handen en voeten en vertaalapps – ze kon ook eigenlijk alleen maar huilen.

Dat was 3 maart. Ze was net aangekomen in Nederland nadat zij, haar man Roman en haar twee kinderen Olha (9) en Roman (6) halsoverkop waren gevlucht uit de Oost-Oekraïense stad Zaporizja. Na zes dagen rijden en slapen in hun oude Skoda kwamen ze in het Groningse Ter Apel aan. Geen plek. Weer een nacht in de auto, en door naar Amsterdam. Ze stonden op een vrijdagochtend ontredderd voor het hostel, waar wel plek was.

‘Hiel moeilijk’

Intussen spreekt Spodina goed Engels. Nederlands is nog „hiel moeilijk”. Nadat een verhaal over haar vlucht in NRC had gestaan, op 7 maart, kreeg het gezin op verschillende plekken gratis woonruimte aangeboden. Maar ze was vastberaden. „Ik wil geen charitas. We willen werken, de taal leren en eigen woonruimte betalen.”

Dat is gelukt. De directeur van de Oogvereniging las het stuk in NRC ook. Hij had een Oekraïens sprekende arts nodig, voor de Oekraïners die naar Nederland zouden komen. Ze werd snel aangenomen.


Lees ook: ‘We willen niet dood mama’, zegt de 9-jarige Olha bij vertrek uit Zaporizja

De oude Skoda hebben ze nog. Belasting hoeven ze er niet over te betalen. Ook de zorgverzekeringspremie wordt betaald door de staat, vertelt Spodina. Ze is dankbaar.

Eerst woonden ze maandenlang in een leegstaande kamer van een zorginstelling in Huizen. „Lieve mensen.” Maar ze leefden met zijn vieren in één kamer. En ze deed er twee uur over, met twee bussen, om op haar werk in Utrecht te komen. Haar kinderen gingen naar een schakelklas en leerden Nederlands.

Sinds 1 november huurt het gezin een flat in Nieuwegein. „Ja, het is duur maar het is ónze plek. En ik ben maar vijftig minuten onderweg naar mijn werk.”

De kinderen zijn blij, zegt Spodina. Ze zitten sinds twee weken op een openbare basisschool in Nieuwegein. „Elke dag maken ze nieuwe vrienden. En in de schakelklas ging het, met alle Oekraïense kinderen, elke dag over de oorlog. Nu niet! Ze bespraken Sinterklaas in de klas. Zo leuk.”

Haar oudere dochter, van 22 jaar, die al in Groningen studeerde, is meteen in Utrecht komen wonen. Zij heeft een baan in Eindhoven en deelt een woning met een andere oud-student. „De familie is bijna weer bij elkaar.”

Haar man Roman is er ook. Hij zorgt voor de kinderen en probeert online Nederlands te leren. Hij heeft geneeskunde en economie gestudeerd en werkte bij een farmabedrijf in Oekraïne. Hier vindt hij nog geen werk. „De taal. Hij moet de taal leren.”

Bietensoep

Elke dag koken ze borscht – Oekraïense bietensoep met rund of kip, en aardappels. Kleding, speelgoed en meubels kopen ze tweedehands. Op Marktplaats of in de kringloopwinkel.

Willen ze hier blijven of terug naar Oekraïne? Blijven. Dat was in maart al duidelijk – het echtpaar leek ergens onderweg het besluit al te hebben genomen – en dat gevoel is alleen maar sterker geworden naarmate haar land verder werd gebombardeerd.

Ze proberen vooruit te kijken, naar een toekomst in Nederland. Maar het is niet makkelijk. Ze haten de Russen, die hun leven, stad en land hebben verwoest. „Niemand had verwacht dat zoiets, echte bommen, echte doden, zou kunnen gebeuren in 2022. De Amerikanen waarschuwden ons wel in het najaar van 2021, maar we namen het niet serieus, we konden niet geloven dat de Russen echt zouden aanvallen.”

Haar ouders, begin zeventig, wonen nog in Zaporizja. „Zij willen, en durven, niet weg.” Haar zus woont er ook. „Ze leeft nog, en gelukkig is haar kind al volwassen. Die studeert in Praag. Het bestaan van mijn zus is een overlevingsstrijd. Komen er bommen? Dan slaapt ze een paar dagen dáár, en dan weer naar huis. En dan weer dáár. Zo doet iedereen het.” Ze hebben contact en sturen geld naar Zaporizja.

Van één ding heeft Nina Spodina spijt: dat Roman en zij hun Oekraïense spaargeld niet eerder hebben omgewisseld voor een andere valuta. Het is nu niks meer waard.

Echtgenoot Roman had wel benzine gespaard, op het balkon van hun woning in Zaporizja, in aanloop naar de Russische inval eind februari. „Hij vreesde dat de inval zou gebeuren. Hij verwachtte het niet, maar ook weer wel. Wij hadden daardoor, gelukkig, genoeg benzine om naar het westen te rijden.”

Igor Stepanov (64) uit Hillegom

‘Ik heb heimwee naar de plek waar ik mensen kan verstaan en alle straten ken’

Igor Stepanov wacht en met het verstrijken van de oorlog weet hij steeds minder goed waarop. Kan hij überhaupt ooit nog terug? Foto Annabel Oosteweeghel

Van een buurvrouw die te oud was om te vluchten hoorde Igor Stepanov (64) dat zijn ramen door bombardementen uit hun kozijnen zijn geslagen. Dat vertelde ze al maanden geleden, de laatste keer dat hij haar sprak. Daarna kon hij haar niet meer bereiken. Stepanov denkt dat het door de stroomuitval komt.

De gepensioneerd universitair docent Engels uit de Oost-Oekraïense stad Kramatorsk woont nu negen maanden in het Zuid-Hollandse bollendorp Hillegom. Hij spreekt de harde g in de plaatsnaam inmiddels vol zelfvertrouwen uit. Hille-góm. Omdat taal zo’n belangrijk onderdeel van zijn leven is, heeft hij zich na aankomst op het Nederlands gestort – de eerste weken als tijdverdrijf. „Ik dacht dat de oorlog daarna wel voorbij zou zijn”, zegt hij. Eenmaal terug in Kramatorsk zou hij het glas uit zijn studioappartement vegen en de overwinning vieren op het enorme stadsplein, waar de tientallen fonteinen licht geven.

Maar nu wacht hij. En met het verstrijken van de oorlog, weet hij steeds minder goed waarop. Kan hij überhaupt ooit nog terug? „Ik wil niet onder Poetins dictatuur leven”, zei Stepanov de eerste keer dat hij met NRC sprak, op 7 maart. Hij was net een dag in Hillegom, met slechts een tas met zijn belangrijkste bezittingen en wat blikjes eten. Stepanov was zijn dochter en kleinzoon achterna gereisd. Die waren door Hillegommers bij de Poolse grens opgehaald en opgevangen. Stepanov kon niet bij hun gastgezin intrekken, er was geen plek. Hij sliep in een hotel in het dorp. De eerste dagen ontbeet hij niet, hij durfde niet te vragen of het wel mocht.


Lees ook: Igor, 63, telt al tot honderd in het Nederlands

Hij wist niet of hij wel legaal in Nederland verbleef – er was nog weinig informatie beschikbaar, hoelang hij er ook naar zocht. Op dat moment, die middag van 7 maart, kwam het bericht van Sabine Kamstra en Jurgen van Doorn, ook uit Hillegom, die via via over hem hadden gehoord. Zij hadden wel onderdak. „Wij gingen er wel van uit dat het lang zou duren, hoor”, zegt Kamstra nu tegen Stepanov. Wat ze wil zeggen: je hoeft je niet bezwaard te voelen.

Stepanov bleef uiteindelijk langer in Hillegom dan zijn dochter Carina en kleinzoon Sascha, die na ruzie met hun gastgezin na een maand naar een opvang voor Oekraïners in Leiden vertrokken.

Eigen huisje

Stepanov vindt steeds meer zijn plek binnen zijn Hillegomse gastgezin. Jurgen van Doorn is eigenaar van een transportbedrijf. Sabine Kamstra werkt niet. Ze hebben twee puberzoons. Een glazen binnendeur scheidt Stepanovs woning van de woonkamer. Soms gebruikt hij die deur om een cheeseburger of saucijzenbroodjes op te warmen voor de lunch. Verder verblijft hij vooral in zijn huisje, waar hij veel voor zichzelf heeft: een keukentje (zonder magnetron), een woonkamer, zijn computer. Kamstra doet zijn was.

De kunst is om zijn gastgezin zo min mogelijk lastig te vallen, zegt hij. „En zij laten mij weer zo veel mogelijk met rust.”

Dat hij zich meer op zijn gemak begon te voelen, merkte Kamstra toen Stepanov over zijn kapsel begon. Zijn grijze haren zijn nu pikzwart. Geverfd door haar zus, kapster van beroep. „In Oekraïne verven mannen op deze manier hun haar.”

Ze helpt hem graag. Afgelopen najaar moesten Oekraïners in Nederland een ‘verblijfssticker’ halen, toen was besloten dat Oekraïners nog een jaar langer mogen blijven. Ze reden naar Ahoy in Rotterdam, waar ze uren tussen honderden Oekraïners in de rij stonden. Hij had een tour door Rotterdam uitgestippeld, voor erna. Ze stonden op de Euromast, lunchten in de Markthal, bekeken de kubuswoningen. „Nederland heeft mooie architectuur”, zegt Stepanov, die zich de laatste weken in middeleeuwse schilders verdiept.

Laatst wilde hij haar foto’s van zijn stad laten zien. Als je Kramatorsk online opzoekt, zie je foto’s van bebloede lijken voor de houten stadsbankjes. Uitgebrande appartementen. Maar hij vond zeven foto’s van vóór de oorlog. Van het grote ijsstadion, het stond er pas één jaar. Van het plein met de fonteinen, het grote park. „Ik heb heimwee naar de plek waar ik mensen kan verstaan en alle straten ken”, zegt hij.

Wat als hij blijft?

Met zijn verblijfssticker mag Stepanov nog tot volgend jaar blijven. Wat er daarna met Oekraïners in Nederland gaat gebeuren, is nog niet besloten. De laatste tijd dringt een nieuwe gedachte zich op. Wat als hij in Nederland zou gaan wonen? „Dan zou ik nog drie jaar gaan werken, omdat de pensioengerechtigde leeftijd hier hoger is”, zegt hij. Hij zou les kunnen geven aan Oekraïense kinderen. „Maar krijg ik daarna wel een pensioen, als ik maar zo kort heb gewerkt?” Zijn dochter Carina heeft al werk, in de keuken van een Ibis-hotel. Kleinzoon Sascha gaat naar de internationale school in Leiden en verdient bij als vakkenvuller bij Albert Heijn. Sascha spaart voor een brommer.

„Misschien kunnen we een leuke Nederlandse vrouw voor je vinden”, zegt Sabine Kamstra.

Stepanov grinnikt. „Wat moet een Nederlandse vrouw met een man zonder geld?”

We hebben zo veel lol samen, zal ze later zeggen, als ze buiten zijn gehoorafstand is. „Van mij mag hij nog veel langer blijven.”