N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kinderopvang Het principe wordt breed gesteund, toch neemt de kritiek op het kabinetsplan voor bijna gratis kinderopvang toe. Dit zijn de zeven grootste knelpunten.
Eind vorige maand werd het officieel, maar op het ministerie van Sociale Zaken wisten ze het al veel langer: bijna gratis kinderopvang is per 2025 nog niet haalbaar. In mei vorig jaar noemden ambtenaren de timing al „niet realistisch”, in een interne nota aan hun minister Karien van Gennip.
Nu het kabinet de opvang twee jaar later bijna gratis wil maken, in 2027, blijft de vraag: is dat wél haalbaar?
Het kabinet wil het kinderopvangstelsel al veel langer versimpelen en toegankelijker maken. Onder meer om de omstreden kinderopvangtoeslag te kunnen afschaffen, die tot hoge terugvorderingen kan leiden. Daar is veel politieke steun voor.
Toch zit het niet mee met de voorgenomen wijzigingen. De stapel aan kritische rapporten blijft groeien. Van Gennip erkent dat haar plan ingewikkeld is en tijd kost. Vandaar ook het uitstel, zei ze woensdag in een debat hierover met de Tweede Kamer. „Ik wil niet met politieke oogkleppen op zeggen: de trein dendert door.”
Dit zijn de grootste kritiekpunten en onzekerheden van het kabinetsplan.
1. Te weinig plek door personeelstekort
Het gebrek aan voldoende pedagogisch medewerkers is misschien wel een van de grootste problemen in aanloop naar het nieuwe stelsel. Er zijn bijna 7.000 vacatures, volgens statistiekbureau CBS. De vacaturegraad, het aantal openstaande arbeidsplaatsen per duizend werknemers, verdrievoudigde in het tweede kwartaal van vorig jaar naar 55 – het hoogste cijfer ooit gemeten in de branche.
Zodra de kinderopvang bijna gratis is, neemt de vraag op den duur met ruim 30 procent toe, is de verwachting. Om aan die vraag te voldoen zijn ongeveer 40.000 extra werknemers nodig, berekende onderzoeksinstituut ABF voor het kabinet. De toch al lange wachtlijsten zullen dan nog verder oplopen.
Lees ook: GGD-directeur Coenen over nieuw stelsel crèches: ‘We zien een enorm probleem aankomen’
Van Gennip hoopt dat het uitstel de sector meer tijd geeft om op te schalen. In 2025 en 2026 zal het kabinet de kinderopvangtoeslag al in twee stappen verhogen, zodat de vraag in aanloop naar 2027 geleidelijker toeneemt.
Nu krijgen de hoogste inkomens 33 procent van de kinderopvangkosten vergoed, de laagste inkomens 96 procent. In het nieuwe stelsel moet iedereen 96 procent vergoed krijgen. En dan ook op een eenvoudiger manier: de overheid betaalt dat bedrag rechtstreeks aan de opvangorganisatie. Ouders betalen hun ‘eigen bijdrage’ van 4 procent.
Vanuit de sector klinken twijfels over de haalbaarheid. Volgens brancheorganisatie Kinderopvang, die commerciële én niet-commerciële partijen vertegenwoordigt, moeten de personeelstekorten opgelost zijn voordat er een nieuw stelsel wordt ingevoerd. De vraag is hoe realistisch dat is. Want zelfs zónder hogere overheidsvergoeding, zou het tekort aan personeel de komende jaren oplopen, volgens het onderzoek van ABF.
2. Lage inkomens gaan erop achteruit
Van de gratis opvang profiteren vooral de midden- en hogere inkomens. Maar dat de laagste inkomens er zelfs op achteruit gaan, wekt de weerstand van oppositiepartijen én deskundigen.
Allereerst komt dat doordat een belastingvoordeel voor werkende ouders verdwijnt. Wie vanaf 2025 een eerste kind krijgt, heeft geen recht meer op de zogeheten inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Met als gevolg: een nadeel van zo’n 2.500 euro per jaar.
Voor hoge inkomens wordt die tegenvaller vanaf 2027 ruimschoots goedgemaakt met een veel goedkopere kinderopvang. Maar lagere inkomens, die in het nieuwe stelsel ongeveer dezelfde vergoeding krijgen als nu, zullen daardoor slechter af zijn.
Het belastingnadeel raakt alleen ‘nieuwe’ ouders. Wie voor 2025 al recht heeft op dit belastingvoordeel, mag het houden.
Wat álle lage inkomens dreigt te raken, zijn hogere uurtarieven bij de opvang. Het probleem is namelijk dat de overheid niet alles betaalt. De 96 procent vergoeding geldt tot een maximaal uurtarief, zoals dat nu bij de kinderopvangtoeslag ook al geregeld is. In de praktijk rekenen opvangorganisaties vaak een hogere prijs, en die meerkosten zijn volledig voor de ouders.
De komende jaren zullen opvangorganisaties nóg hogere tarieven gaan vragen, schreven drie onderzoekers van de Universiteit Utrecht vorig jaar in economenblad ESB. Als mensen met midden- en hoge inkomens hun kind massaler naar de opvang sturen, lokt die hoge vraag vanzelf hogere prijzen uit. Die nog verder zullen uitstijgen boven het tarief dat de overheid vergoedt.
De meeste mensen zullen daar weinig van merken: dankzij de verhoogde overheidsbijdrage zijn de middeninkomens alsnog veel goedkoper uit. Maar voor de laagste inkomens komt die prijsstijging wel hard aan, waardoor opvang voor hen onbereikbaar dreigt te worden. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vreest hiervoor.
3. Gesubsidieerde winsten
Met die prijsverhogingen kunnen opvangorganisaties ook hun winst opkrikken. Waardoor dankzij de hogere overheidssubsidies meer geld naar de aandeelhouders verdwijnt. Dat is een reëel risico, schreef economisch onderzoeksbureau SEO vorige maand, in een door de minister besteld onderzoek.
Commerciële partijen hebben ruim 60 procent van de markt voor dagopvang en buitenschoolse opvang in handen. Van Gennip zegt hen hard nodig te hebben, voor het creëren van extra opvangplekken. Juist commerciële organisaties zijn vaak in staat om snel op te schalen.
Wel onderzoekt de minister of ze de sector een maximaal uurtarief kan opleggen. Nu al is duidelijk hoe moeilijk dat zal zijn. Zo’n uurtarief zal waarschijnlijk per regio moeten verschillen, concludeerde een advies in opdracht van de minister onlangs, omdat vooral de prijs van de locatie sterk uiteenloopt.
Lees ook: Gratis kinderopvang: in Zeeuws-Vlaanderen weten ze al precies wat dat betekent
Een ander risico is dat zo’n maximumtarief opvangcentra onnodig beperkt, omdat zij dan geen extra’s meer kunnen aanbieden zoals een warme lunch of luxere speelplek. Het advies opperde dat de minister daar wel ‘pluspakketten’ voor kan introduceren, met een hoger maximumtarief. En zo, staat in het advies, wordt het prijsplafond een „zeer complexe maatregel”.
Binnen de coalitie van VVD, D66, CDA en ChristenUnie verschillen de meningen over zo’n prijsplafond sterk. D66 wil dat het al in 2025 wordt ingevoerd. VVD-Kamerlid Jacqueline van den Hil benadrukt juist de nadelen van een prijsplafond. Dat zou mogelijk „kleine familiebedrijven” die kinderopvang aanbieden „uit de wijken wegjagen”.
4. Groeiende kansenongelijkheid
De grootste zorg van het SCP is dat de sociale verschillen de komende jaren gaan groeien, als het kabinet geen maatregelen neemt om de marktwerking te beteugelen.
Als de kinderopvang onbetaalbaar wordt, zullen ouders met een laag inkomen, vooral moeders, zich gedwongen voelen om minder te gaan werken en voor de kinderen te zorgen, schreef het planbureau eind vorig jaar. „Terwijl juist bij lage inkomensgroepen, kinderopvang veel kan betekenen voor de ontwikkeling van kinderen.”
Daarnaast zal het voor opvangorganisaties aantrekkelijk zijn om vooral in rijkere wijken uit te breiden, omdat ze daar hogere tarieven kunnen vragen. Met als risico: segregatie. Waarbij mensen met een hoog inkomen „zich kwalitatief betere en duurdere opvang kunnen veroorloven dan mensen met lagere inkomens”.
Van Gennip erkende dat gevaar woensdag. „Het risico”, zei ze, „is dat je dan straks flauw gezegd een crèche hebt met babyyoga en vitamineshakes in Amsterdam-Zuid en een crèche met een slechte kwaliteit in Amsterdam-Zuidoost.” Ook zij wil dat voorkomen.
5. Slechtere kwaliteit
Een razendsnelle groei van de kinderopvangsector gaat ten koste van de kwaliteit, verwachten deskundigen. Zo ging het in ieder geval bij de vorige keer dat de kinderopvang snel groeide, tussen 1995 en 2008. Beleidsmakers hadden vooral oog voor kwantiteit, bleek uit een onderzoek in opdracht van het vorige kabinet. Het taalaanbod verslechterde, de kwaliteit van de materialen en het activiteitenaanbod ook.
Ook de laatste jaren doet de overheid weer concessies aan de kwaliteit, omwille van de tekorten. Vorig jaar is het makkelijker geworden om medewerkers in te zetten die nog in opleiding zijn. En gemeenten, de toezichthouders van opvanglocaties, kregen eind 2021 al toestemming om meer rekening te houden „met verzachtende omstandigheden of overmacht vanwege personeelstekort”, schreef het vorige kabinet.
In het nieuwe stelsel bestaat het risico dat ouders nog maar nauwelijks merken of de prijs-kwaliteitverhouding wel in orde is, omdat de overheid toch bijna alles betaalt. Van Gennip wil dat ouders dit in de gaten blijven houden, maar ze weet nog niet hoe ze dat voor elkaar krijgt.
De Kamerleden stelden woensdag nauwelijks vragen over de kwaliteit. Waarmee een zorg van het SCP werd onderstreept. Het planbureau schreef vorig jaar dat het beleid zich „enkel op de betaalbaarheid” richt. Ten onrechte, omdat juist investeringen in „de kwaliteit en het imago” de kinderopvang aantrekkelijker kunnen maken om nieuw personeel te werven.
6. Ouders kunnen juist mínder gaan werken
Het is nog maar de vraag of werkende ouders door grotendeels gratis kinderopvang méér uren gaan werken, zoals minister Van Gennip hoopt. In 2020 rapporteerde het Centraal Planbureau (CPB) al dat ouders door gratis kinderopvang mogelijk juist iets minder zullen gaan werken.
Dat komt door het afschaffen van het eerder genoemde belastingvoordeel, de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor werkende ouders. Die is volgens het CPB erg effectief om ouders meer te laten werken, omdat je daarmee per verdiende euro minder belasting hoeft af te dragen. Afschaffing leidt volgens berekeningen van het planbureau tot 0,4 procent minder gewerkte uren.
De bijna gratis kinderopvang levert een veel kleinere plus op, van 0,2 procent meer gewerkte uren. Het CPB verwacht dat ouders die goedkopere kinderopvang lang niet altijd zullen aangrijpen om een dagje extra te werken. Maar ook om de kinderen een dagje minder bij opa en oma te kunnen brengen.
7. Niet-werkende ouder staat buitenspel
Alleen voor ouders die allebei werken, en alleenstaande ouders wordt de kinderopvang bijna gratis. Deze ‘arbeidseis’ geldt nu ook al voor de toeslag. Voor regeringspartij VVD is het onacceptabel om die eis los te laten.
Veel andere partijen vinden dat de arbeidseis het nieuwe systeem onnodig complex maakt. Want hoe moet die er dan precies uitzien? Geeft één uur werken per week direct recht op vijf dagen opvang? Dat is simpel, maar voelt misschien niet rechtvaardig. Maar als ouders moeten aantonen hoeveel uur zij per week werken, is dat vooral ingewikkeld voor zzp’ers met veel wisselende werkuren.
Het SCP ziet ook een gevaar voor de kansengelijkheid. Vooral in gezinnen waar één of beide ouders niet werken, lopen kinderen het risico op achterstanden, schreef het planbureau eind vorig jaar. Zij hebben baat bij „kwalitatief goede kinderopvang”, maar zullen daar zonder vergoeding weinig gebruik van maken.
We gaan niet terug naar de tekentafel
Karien van Gennip minister van Sociale Zaken
Waarom wil de VVD het nieuwe stelsel weer zo complex maken, vroeg GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee. Omdat de „krapte een probleem is”, antwoordde Jacqueline van den Hil. „Ik kan het principieel niet opbrengen”, zei ze even daarvoor, „om niet-werkenden toegang te geven tot gesubsidieerde kinderopvang, als dat betekent dat politieagenten en verpleegkundigen daardoor op een wachtlijst belanden.”
Van Gennip kent alle kritiek en dilemma’s. Zij zal blijven zoeken naar manieren om de knelpunten te verhelpen, zei ze. Maar aan de uitgangspunten van het nieuwe stelsel wil ze niet meer morrelen. „We gaan niet terug naar de tekentafel.”