N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eens per jaar spreek ik met hem af om ergens een hapje te eten en bij te kletsen. Vaker hoeft ook niet wat mij betreft, want eerlijk gezegd is hij nogal saai. Als ik hem op volwassen leeftijd had leren kennen, waren we waarschijnlijk ook nooit bevriend geraakt, maar we kennen elkaar al van kinds af aan. Toen was hij allesbehalve saai.
We zitten op een terras aan het water, waar net naast mijn linkerschoen een vrij groot, maar toch onopvallend beestje zit. Hij valt weg tegen de bruinige, kleurloze achtergrond. Het enige wat aan hem opvalt, zijn de relatief enorme vleugels die als een dakje over het veel kleinere achterlijf gevouwen liggen. De orde waartoe dit insect behoort, heet niet voor niets Grootvleugeligen, of Megaloptera. Meer specifiek is het een elzenvlieg, Sialis lutaria, die daar bewegingloos aan mijn voet zit. De grote vleugels zijn bruin. Erdoorheen lopen zeer duidelijke, donkerder aderen. Maar hoe enorm die vleugels ook zijn, goed vliegen kan de elzenvlieg niet. Hij is meer een onhandige fladderaar, die zo snel mogelijk weer landt.
Paren
Ook paren gaat niet heel eenvoudig als je zo royaal gevleugeld bent. Die dingen zitten alleen maar in de weg. Een mannelijke elzenvlieg die zijn genitalia in contact wil brengen met die van een vrouw moet zijn achterlichaam tussen de gespreide vleugels door omhoog krullen en in dat ingewikkelde standje trachten zijn zaad in haar achter te laten. Als zijn acrobatiek gelukt is, kan zij eieren gaan leggen. Dat doet ze in strakke rijen en kolommen rond een twijgje of op een blad dat boven water hangt. Het patroon dat ze zo weeft, is heel karakteristiek.
Als de larven uit hun eieren komen, laten ze zich in het water vallen, waar ze zich zullen ontwikkelen. Die larfjes doen denken aan duizendpoten, net als mijn jeugdvriend als kind. Hij deed en kon alles, van staartdelingen maken, tot voetballen en zwemmen. Dat laatste kunnen elzenvlieglarven ook als de beste.
In het water jagen deze diertjes fel op andere ongewervelden
Het zijn langwerpige beestjes, die een heleboel poten lijken te hebben. Dat kan natuurlijk niet, want insecten hebben er nooit meer dan zes. Behalve drie paar pootjes hebben larven van elzenvliegen acht paar sprieterige uitsteeksels aan de zijkanten van het lijf. Dat zijn kieuwen. Ze kunnen er zelfs in stilstaand en dus weinig zuurstofrijk water mee ademen, wat de andere Nederlandse naam, slijkvlieg, verklaart.
In dat water jagen deze diertjes fel op andere ongewervelden. Met hun krachtige kaken maken ze prooien als muggenlarven en kokerjuffers buit. Eenmaal volgroeid kruipen ze uit het water om in de bodem te verpoppen, waarna de volwassen dieren niet veel meer doen dan op zoek gaan naar een druppel nectar en een partner.
De jeugdvriend zwemt niet meer. Hij zit op een kantoor kleurloos te zijn. Ietwat opgelucht dat de ontmoeting voor dit jaar weer achter de rug is, wuif ik hem uit. Ik kijk naar de elzenvlieg die de hele tijd niet van zijn plaats is gekomen. Toch zijn insecten veel minder saai.