Plots zijn zelfs de boeren rond het Gardameer niet langer zeker van water

Reportage

Klimaatverandering Het Noord-Italiaanse Gardameer, een toeristische trekpleister, heeft het laagste peil sinds zeventig jaar bereikt. De landbouw in de streek hangt sterk af van dit cruciale zoetwaterreservoir. Boeren treffen speciale, maar dure maatregelen om de droogte te slim af te zijn.

‘Droogtetoeristen’ lopen, op 14 april dit jaar, over een smalle strook land naar het eilandje San Biagio, in de volksmond ook wel Konijneneiland genoemd.
‘Droogtetoeristen’ lopen, op 14 april dit jaar, over een smalle strook land naar het eilandje San Biagio, in de volksmond ook wel Konijneneiland genoemd.

Foto Luca Bruno/AP

Het is een aangename lentedag aan het Noord-Italiaanse Gardameer. Rudy en Christine Straass, toeristen uit het Duitse Dachau, profiteren van de nog zachte temperatuur met een mountainbikerit langs de oevers van het meer. Met zijn diepblauwe water en pittoreske vissersdorpjes, omgeven door citroen- en olijfbomen, cipressen en bonte oleanders, is het grootste meer van Italië een toeristische topbestemming voor autovakanties, vooral vanuit Noord-Italië, Duitsland, België en Nederland.

Rudy Straass (55), verzekeringsagent in München, komt hier al sinds zijn kindertijd op vakantie. Nooit eerder zag hij het waterpeil van het Gardameer, dat zich uitstrekt over de noordelijke landstreken Lombardije, Veneto en Trentino-Zuid-Tirol, zó laag staan. De planken van een houten pier op het met dikke keien bezaaide strand tonen aan dat de waterlijn zich zo vroeg in het jaar al zo’n zeven meter heeft teruggetrokken.

Maar het meest dramatische droogtebeeld van de voorbije winter ligt vlak tegenover deze oever. In de verte lopen ‘droogtetoeristen’ met opgestroopte broekspijpen over een smalle strook land die dwars door het meer naar het piepkleine eilandje San Biagio leidt. Dat eilandje, in de volksmond ook wel het Konijneneiland genoemd, ligt vlak tegenover de kust van Manerba en is door de droogte al heel vroeg in het jaar een schiereiland geworden. „Doorgaans staat het water pas midden augustus zo laag dat je naar het eilandje kunt lopen”, zegt Rudy, „maar dit jaar was het al in februari zover.”

Het hydrometrische niveau van het Gardameer (een meetinstrument voor de waterhoogte, wat niet overeenstemt met de totale diepte) staat deze dagen op 55 centimeter. Dat is al iets beter dan in april, toen het niveau zakte tot op 46 centimeter, het laagste niveau sinds 1953. Maar beide waarden zijn een stuk lager dan het gemiddelde van 109 centimeter in de voorbije zeventig jaar.

„Elke centimeter komt ongeveer overeen met vier miljoen kubieke meter water”, zegt Pierlucio Ceresa, algemeen secretaris van de Comunità del Garda (Gardagemeenschap), een coördinatie- en overlegorgaan van de gemeenten aan het Gardameer. „Vijftig centimeter minder betekent dus een hoeveelheid van bijna 200 miljoen kubieke meter minder water in ons meer.”

Haastig voegt hij eraan toe dat dit toeristen niet hoeft af te schrikken: „Watersporten en bootje varen zijn zelfs tijdens de droogste zomer mogelijk, want het meer is gemiddeld 135 meter diep.” De toeristische industrie aan het Gardameer is vergelijkbaar met het bedrijfscijfer van een multinational. Toeristen uit meer dan zeventig landen spenderen er een slordige 4 miljard euro per jaar.

Het Gardameer is echter niet alleen een vakantieparadijs voor zwemmers en watersporters, maar bovenal een cruciaal zoetwaterreservoir voor de landbouw in deze vruchtbare streek. Dat het waterniveau recent lichtjes is gestegen, komt doordat de boeren nu al besloten om minder te irrigeren, zegt Ceresa. Maar de hete zomermaanden staan voor de deur: „In juli en augustus zullen de boeren de gevolgen van de droogte en van de lage waterstand aan den lijve ondervinden.”

Daar is Giuseppe Zoli (58) zich terdege van bewust. De landbouwer leidt samen met zijn vrouw en twee van hun drie kinderen een 500 hectaren groot familiebedrijf in Asola, in de provincie Mantua, veertig kilometer ten zuiden van Sirmione, de drukst bezochte trekpleister van het Gardameer. „Het water uit het meer is de enige irrigatiebron voor onze gewassen”, vertelt hij tijdens een wandeling over het uitgestrekte erf.

De familie Zoli heeft vooral water nodig voor de tomatenkweek. Hun tomaten zijn bestemd voor de industriële verwerking tot tomatenpuree en passata, onder meer van het merk Mutti. „Tomaten hebben niet enorm veel water nodig, maar de watertoevoer moet wel constant zijn”, zegt hij, terwijl hij de tomatenplantjes die nog geplant moeten worden op het erf natspuit. De plantjes worden in verschillende cycli geplant, omdat zijn afnemers op een constante opbrengst rekenen vanaf 20 juli tot einde september. Daarom kan Zoli niet alleen maar vroege tomaten planten, wat hem in staat zou stellen de volledige oogst binnen te halen vóór de heetste en droogste tijd van het jaar.

Al sinds enkele jaren gebruikt het bedrijf druppelirrigatie, een efficiënte vorm van water geven, waarbij de planten heel plaatselijk worden besprenkeld. „Eerst pasten we die techniek op een deel van ons veld toe, maar nu doen we het overal”, zegt de boer.

Inkomstenverlies

De Zoli’s houden ook vee, bestemd voor de vleesproductie, produceren hun eigen veevoeder, en telen daarnaast nog de harde tarwesoort waarmee pasta wordt gemaakt en mais voor ontbijtgranen. Na de gortdroge zomer van 2022 en de milde winter die daarop volgde, besloot de familie om dit jaar een vroege maissoort te zaaien. Voor het eerst hield het bedrijf bij een beslissing zo sterk rekening met de klimaatverandering, zegt Giuseppe Zoli.


Lees ook: Ook in de winter wordt Frankrijk geteisterd door droogte, ‘alle seinen staan op rood’

De vroege maisoogst biedt zekerheid wat betreft de oogst, en het uitgespaarde water gaat straks naar de tomaten. „Dat heeft dan weer als nadeel dat deze vroege mais sowieso een kwart minder opbrengt dan andere soorten, zelfs als alles meezit en het straks regent”, vertelt boer Zoli. Kortom, hij is nu al zeker van inkomstenverlies.

Zo wikt en weegt het landbouwbedrijf elke beslissing, sinds kort ook in functie van droogte en waterschaarste. Voor de boer voelt dat nieuw en erg ongewoon aan, met een waterbassin met een oppervlakte van 370 vierkante kilometer zo dicht in de buurt. „Lange tijd was het ronduit absurd ook maar stil te staan bij de mogelijkheid dat het water uit het meer voor ons, boeren, op een dag niet langer een zekerheid zou zijn.”

Cruciaal voor voedselproductie

Even ten zuiden van het grootste Italiaanse meer vloeit de Po, de langste Italiaanse rivier. Het stroomgebied van de Po staat in verbinding met het bekken van het Gardameer, waar de beheerders tijdens de vorige, gortdroge zomer na lang talmen en tegensputteren besloten om de Po-rivier tijdelijk uit de nood te helpen. Anderhalve maand lang werd water uit het Gardameer gepompt, om de Po een minimumhoeveelheid water te garanderen.

Het gebied rond de rivier is dan ook cruciaal voor de Italiaanse voedselproductie. De Povlakte heeft haar bijnaam ‘Food Valley van Italië’ niet gestolen. Haast een derde van de typische ‘Made in Italy’-voedingsproducten wordt hier geproduceerd. Van de beschikbaarheid van water hangt de productie af van Parmaham, Parmezaanse kaas, tomaten, pasta en wijn. De Povlakte is ook goed voor de helft van de Italiaanse varkens- en veeteelt. En alleen al de landstreek Lombardije produceert meer dan veertig procent van de Italiaanse melk.

In het pittoreske Caravaggio, een gemeente in de provincie Bergamo waar de ouders van de beroemde schilder vandaan kwamen, is Roberto Pizzocchero (35) de jongste bedrijfsleider van de familieboerderij die hij samen met zijn broer en zus beheert. Hun melkkoeien produceren 43 liter per dag. Een deel van de melk dient voor de productie van gorgonzola-kaas, in een naburig dorp. Van hun varkensvlees wordt Parmaham gemaakt.

Ook de Pizzocchero’s moeten sinds kort flink rekening houden met waterverlies, niet alleen door de droogte, ook door het winderige klimaat. „Vorig jaar hebben we, afhankelijk van het stuk grond, 25 tot 40 procent minder veevoeder geproduceerd”, zegt de landbouwer. Dat voer moet elders worden aangekocht. Hoeveel extra uitgaven het bedrijf door droogte al moest doen, vindt de boer moeilijk om te becijferen. Immers, door de inflatie zijn ook de prijzen van grondstoffen gestegen. „Dat leidt tot een paradox”, zegt de boer. „We hebben meer gefactureerd, en toch zal onze nettowinst lager liggen.”

Maar één grote kostenpost is alvast heel duidelijk een direct gevolg van het droogteprobleem. Het bedrijf koos voor de installatie van een ondergronds druppelirrigatiesysteem. De plantjes worden vlak onder de bodem doelgericht besprenkeld, waardoor niet meer het hele terrein hoeft te worden natgemaakt. Als gevolg blijft dat ook schoner en kan er minder onkruid groeien. De Pizzocchero’s konden op Europese subsidies rekenen, maar betaalden toch nog 240.000 euro uit eigen zak.

Miljoenen euro’s schade

Volgens de Italiaanse boerenorganisatie Coldiretti heeft de droogte van de voorbije zomer alleen al in de noordelijke landstreek Lombardije voor honderden miljoenen euro’s schade toegebracht aan de mais, soja, druiven, groenten en rijst. Geen enkele andere bedrijfstak, aldus de organisatie, wordt zo sterk geconfronteerd met de gevolgen van de klimaatverandering.

Boeren kunnen dan wel slimmere irrigatiesystemen gebruiken en minder dorstige gewassen telen, water blijft hoe dan ook essentieel voor de landbouw en voedselproductie, zegt de belangenorganisatie. De boeren vragen om meer preventie en planning. Vorig jaar riep de Italiaanse regering wegens de uitzonderlijke droogte de noodtoestand uit en maakte Rome miljoenen euro’s noodhulp vrij.

Maar zijn noodmaatregelen wel genoeg? „Na alweer een droge winter met weinig regen en weinig sneeuw is er in de streek rond Bergamo nu al 40 procent minder waterreserve”, klinkt het bij de Pizzocchero’s, die bezorgd afwachten hoe heet en droog deze nieuwe zomer wordt.