Een economie van 1.000 miljard euro: een alles- en nietszeggend cijfer

Mijlpaal voor bbp Dit jaar bereikt de Nederlandse economie een omvang van 1.000 miljard euro. Dat zegt tegelijkertijd alles en niets.


Illustratie Jet Peters

Er is een officiële Nederlandse bevolkings-teller van het Centraal Bureau voor de Statistiek (stand vrijdag rond de middag op 5 mei: 17.861.115 inwoners). Er is een nationale schuldenklok van weekblad The Economist (de Nederlandse staatsschuld op vrijdagmiddag 5 mei: 559.388.887.622 euro). Maar wat er niet is, is een meter die op dagbasis de omvang van de Nederlandse economie bijhoudt.

En dat is jammer, want als die er wél zou zijn, zou je kunnen zien dat de Nederlandse economie momenteel ruim 969 miljard euro groot is. Met de economie bedoelen we hier het bruto binnenlands product, ofwel de optelsom van alle goederen en diensten die een land in een jaar produceert. Of, dat komt op hetzelfde neer: de optelsom van de bestedingen van alle gezinnen, de bedrijven en de overheid bij binnenlandse ondernemingen.

Eind 2022 was het bbp in Nederland 943,3 miljard groot. Eind 2023 zal dat volgens het Centraal Planbureau 1.017,8 miljard zijn. Lineair groeit het Nederlandse bbp dit jaar dus met iets meer dan 1,4 miljard euro per week. En dus tikt de Nederlandse economie in dit tempo in de week van 25 september de magische grens aan van 1.000 miljard euro. Een biljoen euro dus, een 1 met twaalf nullen.

Toen techbedrijven Google, Apple en Amazon individueel met hun beurswaarde als eerste die grens bereikten, stonden de kranten er bol van. De macht van het grote getal deed zijn werk. Maar de naderende Nederlandse mijlpaal heeft nog nauwelijks bekijks getrokken.

Van 0 naar 1.000.000.000.000

De Nederlandse economie komt van ver. Eind jaren zestig stond de teller omgerekend nog op een kleine 53 miljard euro. Vier jaar later, in 1973, werd de kaap van 100 miljard geslecht, een verdubbeling in een paar jaar tijd dus. Dat was niet omdat de economie als een tierelier draaide overigens. De megasnelle stijging van het bbp destijds was vooral te danken aan de hoge inflatie: die schommelde jarenlang tussen de 7 en de 10 procent. En aangezien het bbp de waarde van de economie in harde euro’s (of destijds guldens) weergeeft, tikte die inflatie hard aan in de nominale, dus niet voor inflatie gecorrigeerde groei van de economie. Dat de inwoners die forse stijging van het nominale bbp destijds niet als welvaartsstijging ervoeren, mag duidelijk zijn: de waardestijging bleef achter bij de stijgende kosten van het levensonderhoud. De koopkracht daalde dus, terwijl de economie op papier als een tierelier groeide.

De afgelopen vijftig jaar is het bbp maar twee keer gekrompen: in 2008, midden in de kredietcrisis, en recent in 2020, temidden van de coronapandemie. In 2002 werd de grens van 500 miljard euro doorbroken. En nu, 21 jaar daarna, staat de 1 biljoen-euro-grens dus voor de deur. De laatste jaren lijkt de economie zelfs een groeispurt te hebben ingezet. Net als in de jaren zeventig tikt ook nu de hoge inflatie hard aan: de economie groeit, maar burgers hebben het zwaar.

Hoe dan ook: Nederland schaart zich komend najaar in het rijtje Europese landen met economieën groter dan één biljoen euro. Koploper daar is Duitsland, met ruim 4 biljoen euro aan bbp op jaarbasis. Frankrijk en Italië liggen wat dat betreft ook nog mijlenver op ons voor, met respectievelijk 2,75 en 2 biljoen euro. Maar nummer vier, Spanje, is met 1,4 biljoen niet eens zo heel veel groter dan Nederland. En Nederland groeit harder dan Spanje. De nummer zes in Europa is België, maar dat land komt met een bbp van 0,58 biljoen net over de helft van de Nederlandse economie. Mondiaal staat Nederland op een zeventiende plek, na Indonesië en voor Saoedi-Arabië. Opmerkelijk: Nederland is het land met de minste inwoners in de club van 1.000 miljard. In de club van 1.000 miljard is het bbp per hoofd van de bevolking dan ook het hoogst in Nederland: ruim 56.000 euro per inwoner.

Omvang van de economie

Het bbp is sinds de jaren dertig van de vorige eeuw in zwang als methode om de omvang van een economie vast te stellen. Sinds 1944 is het wereldwijd een geaccepteerde maatstaf, en daarmee is het een indicator geworden waarmee landen onderling kunnen werken. De staatsschulden en begrotingssaldi worden eraan gerelateerd, het inkomen per hoofd van de bevolking, de bijdrage aan militair bondgenootschap de NAVO.

Maar net zoals veel andere economische indicatoren zegt ook het bbp tegelijk alles en niets. Ja, het meet hoeveel mensen verdienen, hoeveel er geproduceerd wordt, hoeveel sectoren als handel, landbouw, zakelijke dienstverlening bijdragen aan het totaal. Het telt auto’s, gewerkte uren, arbeidsproductiviteit en het saldo tussen import en export. Het meet kortom de welvaart in harde valuta. Maar het zegt helemaal niets over het welzijn, over de gezondheid van mensen, over de kwaliteit van het onderwijs, over de schoonheid van kunst of de integriteit van het bestuur. De tekortkomingen zijn simpelweg enorm. Toenmalig presidentskandidaat Robert F. Kennedy, die deze tekortkomingen allemaal opsomde in een toespraak in maart 1968, vatte het als volgt samen: het bbp „meet kortom alles, behalve dat wat het leven de moeite waard maakt”.

Tegelijkertijd, zo zeggen economen althans: zonder welvaart geen welzijn. In een financieel gezonde economie kan de welvaart in elk geval verdeeld worden, om het welzijn te verhogen. Zo bezien is de 1 biljoen euro van de Nederlandse economie een zegen. Nu nog voor de optimale verdeling zorgen.