Waarom grote bedrijven onmisbaar zijn, maar wel beteugeld moeten worden

Recensie

Lees-, kijk-, of luistertips van redacteuren over economische onderwerpen Deze week: een boek over de rol van bedrijven door de eeuwen heen, van de Romeinen via Henry Ford naar Mark Zuckerberg. William Magnuson schreef een boek over de geschiedenis van bedrijven om hun waarde voor de samenleving te onderstrepen.

Werknemers van de Ford-fabriek in Detroit, tussen 1910 en 1920.
Werknemers van de Ford-fabriek in Detroit, tussen 1910 en 1920.

Foto Library of Congress

Grote bedrijven zitten aardig in het verdomhoekje en lijken zich alleen nog maar door hun aandeelhouders geliefd te voelen. Hoge winsten en beloningen voor topbestuurders, terwijl de inkomens van hun werknemers achterblijven. Milieuvervuiling, uitputting van de planeet en traagheid in de energietransitie. De kritiek is vaak niet mals: bij kritiek van politici of activisten druipt bij bedrijfsbestuurders de verongelijktheid vaak van hun gezichten af.

Als er een boek verschijnt dat in de historie van grote bedrijven duikt en hoofdstukken wijdt aan Ford, Exxon, KKR en Facebook – bedrijven waarvan de bedenkelijke kanten vaker zijn beschreven – dan verwacht je wellicht een afrekening. Maar een afrekening is For Profit, a history of corporations van de Amerikaanse juridisch hoogleraar en voormalig advocaat William Magnuson allerminst. Magnuson heeft zijn historische verhandeling opgeschreven vanuit een optimistisch uitgangspunt: het doel van bedrijven is, en is altijd geweest, het algehele welzijn van de samenleving. In ruil daarvoor krijgen de eigenaren privileges van overheden om hun activiteiten in vrijheid uit te voeren.

En dus is niet winstmaximalisatie het ultieme doel, hoewel dat idee na de neoliberale decennia die achter ons liggen wel alom aanwezig is. Maar dat is een vals beeld, wil Magnuson duidelijk maken. Winst is zeker een belangrijke drijfveer van bedrijven, maar niet de raison d’être. Het voortbestaan van de onderneming wel, en dat kan alleen maar als belangen van bedrijf en samenleving in elkaars verlengde liggen.

Magnuson schetst de levensloop van bedrijven door de eeuwen heen en ontwaart bij iedere onderneming steeds eenzelfde dynamiek. In een bloeiperiode vallen doelstellingen van bedrijf en samenleving samen, maar daarna volgt een periode van misbruik van verkregen machtsposities. Kwaad en hebzucht steken vaak de kop op. Bedrijven worden ingetoomd of gaan ten onder als ze hun band met de samenleving verliezen.

Expansie Romeinse Republiek

Magnuson laat dit zien door levendig de avonturen van hoofdpersonen als oprichters, bestuurders en aandeelhouders te beschrijven in hun pogingen bedrijven op te bouwen, te laten groeien, hun machtsposities uit te bouwen en ze weer te verspelen. Magnuson begint daarvoor al bij de societas publicanorem, die de expansie van de Romeinse Republiek financierden. Zo laat hij zien dat bedrijven niet een fenomeen zijn dat pas sinds de 18e eeuw in het industrieel kapitalisme is opgekomen. Hij beschrijft de opkomst van de eerste banken via het verhaal van de familie De Medici, die voor financiële innovaties zorgden waardoor Europese handel mogelijk werd en Italiaanse steden tot bloei kwamen.

Via het ontstaan van de aandelenhandel in de koloniale tijden en de vorming van een spoorwegmonopolie bij Union Pacific, belandt hij bij de lopende band van Henry Ford. Juist Ford trok veel arbeiders aan door het dubbele van het gangbare loon te betalen en stond daarmee aan de basis van de ontwikkeling van de verheffing van arbeiders tot de middenklasse. Door de lopende band produceerde Ford zo goedkoop, dat de T-Ford bereikbaar werd voor een groot publiek. Dat de efficiencygedrevenheid van Ford ook tot geestelijke armoede bij zijn werknemers leidde en het consumentisme en materialisme aanjaagde, zet Magnuson scherp neer.

Via oliemaatschappij Exxon toont hij de opkomst en ontwikkeling van de multinational in de twintigste eeuw, die zich onttrekt aan de nationale belangen en zelf een geopolitieke speler wordt door in de hele wereld actief te zijn en zelf met alle regimes, ook de autocratische en dictatoriale, zaken te doen. Zo onttrokken ze zich aan de invloed van individuele natiestaten en ontketenden ze een race to the bottom door daar actief te zijn waar ze met bijvoorbeeld fiscale of milieuregels het minst lastig werden gevallen.

De opmars van het financieel gedreven kapitalisme op Wall Street schetst hij aan de hand van corporate raiders als KKR. Ook daar weet Magnuson aannemelijk te maken dat de beruchte private-equitymaatschappij KKR met goede bedoelingen begon. Oprichter Jerome Kohlberg ontwikkelde een financieringsmethode waardoor eigenaren van familiebedrijven daar makkelijker afstand van konden doen. Echter al snel vormden zijn companen Henry Kravis en George Roberts dat om tot een methode om met veel geleend geld vijandige overnames te doen en die schulden af te wentelen op de overnameprooi.

Tot slot belandt Magnuson bij de techbedrijven, die met hun start-upcultuur voor nieuwe bedrijfsvormen hebben gezorgd die zo jong zijn, dat de gevolgen nog nauwelijks zijn te overzien. Magnuson gebruikt de ‘move fast and break things‘-cultuur van Facebook om te illustreren hoe rücksichtslos bedrijven in Silicon Valley opereren. Aanvankelijk als reactie op de almacht van bedrijven als Microsoft en IBM, later als model om eigen macht en welvaart veilig te stellen.

Moeiteloos laat Magnuson zo zien hoe de verschijningsvorm van het grote bedrijf zich door de eeuwen heeft ontwikkeld en op welke manieren overheden de schadelijke kanten via wet- en regelgeving steeds hebben proberen te beteugelen. Want dat kán dus wel, de ongebreidelde macht van bedrijven beteugelen, als een samenleving dat werkelijk wenst.

Dat maakt het een waardevol boek. Met alle kritiek die er op bedrijven mogelijk is, toont Magnuson aan dat zij in eerste instantie zorgen voor innovatie, waardoor samenlevingen zich verder ontwikkelen, groeien en soms zelfs een welvaartsverhoging voor velen realiseren.

Wat kunnen dynamische samenlevingen zonder de ondernemingszin van mensen, zonder, bedrijven dus? En hoe kunnen die samenlevingen greep houden op die bedrijven en in samenhang met ze opereren? In een economie die door klimaatverandering in grote transitie is, zijn dat belangrijke vragen om juist nu te stellen. Ook als het betekent dat aan vrijheden en macht van bedrijven getornd zal moeten worden, omdat ze de belangen van de samenleving niet meer dienen.