N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Op school hadden een paar voetbaljongens hem toegebeten dat hij klein is, zo kwam hij ons mokkend vertellen. „Onzin”, zei ik hem. „Niks van aantrekken.”
Ik vind hem best groot eigenlijk, met lange benen en voeten die bijna knokig te noemen zijn. Voeten die ik soms al dagen niet heb aangeraakt.
In de eerste jaren wist ik alles. Ik ving hem op voordat hij viel. Ik schrok wakker voor hij riep. Ik zag de driftbui naderen terwijl hij rustig met zijn lego speelde.
Maar dan opeens, het is lente, hij zit in groep vier en heeft vakantie, hij vindt Minecraft niet meer leuk, hij noemde zijn vader laatst ‘bro’ toen die hem welterusten kwam wensen, hij wordt nageroepen door meisjes en reageert daar onwaarschijnlijk cool op, hij besluit secuur welk boek hij wil lezen voor het slapengaan, zodat hij geen nachtmerries zal hebben. Ik krijg de vinger er niet achter waarom hij opeens zo anders over dingen denkt. Toen ik laatst eens met hem in gesprek ging over het leven, gedroeg ik me veel te plechtig. Ik dacht van tevoren dat hij dat leuk zou vinden, als een soort initiatierite op weg naar volwassenheid, maar hij keek me aan alsof ik als een ijlende professor Perkamentus met m’n mouwen stond te flapperen.
En er is het broertje en het zusje, natuurlijk, jonger dan hij. Ze hebben continu hotsebotserige anekdotes te vertellen, het water druipt van inspanning uit de neus, over yoghurt eten en dat Bobbi uit het klimrek gevallen was. Een van de twee doet de hele tijd alsof ze een telefoon vast heeft en een zakelijk gesprek voert, exclusief gebruik makend van de woorden ‘hallo’ en een zeer ferm ‘nee’. Terwijl wij lachen zie ik hem dan een beetje in elkaar duiken op de achtergrond, gênant dit, ik ben net Donald Duck aan het lezen, stelletje sukkels.
Dus gingen we met z’n tweeën een dagje uit. Hij grijpt toch nog maar m’n hand, we gaan ontbijten op de bovenste verdieping van de Bijenkorf. „Deluxe schoenen, deluxe tas, deluxe vaas”, mompelt hij op de verschillende afdelingen bewonderend voor zich uit. Hij eet een stuk chocoladetaart. Geen kruimel komt verkeerd terecht. Zijn ogen schieten heen en weer, hij ziet een rare plant, een mevrouw met hetzelfde haar als de rare plant, een lepel op de grond. Ik besluit hem vandaag niets te vragen en hem niet op te jagen.
We lopen door smalle straatjes. We kopen een bordeauxrode schipperspet en een vierkante caramelkleurige zonnebril. Met zijn handen in zijn zakken voert hij ontspannen gesprekken in winkels met het personeel, uiterlijk een combinatie tussen de jonge Lennon en een figuurtje uit Jan, Jans en de Kinderen. Paspoppen, meldt hij me terwijl we een druk zebrapad oversteken, vindt hij echte horror, zo zonder gezicht of hoofd zelfs. „Wie verzint nou zoiets!”, roept hij opeens uit. In een comic book store staat hij eindeloos lang in een Japanse strip te bladeren. „Bij manga begin je achteraan”, legt hij me uit.
In de regen onder een pui drinkt hij bubble tea. Het is koud, zijn wangen en handen zijn ijzig, maar hij slurpt onverstoorbaar door. Naast ons staat een oude Aziatische vrouw met een jekkertje en een kruidvattasje voor de regen te schuilen. „Net oma Josephine”, zeggen we tegelijk, hoewel hij mijn Indische oma nooit bewust gekend heeft.
In het warme restaurant neemt hij muizenhapjes van zijn dumpling en wil hij weten hoe je vork en mes neer legt als je klaar bent met eten. Opeens begint hij zachtjes ‘The Twelve Days of Christmas’ te zingen met zijn heldere, hoge stemmetje. Hij kent de hele riedel nog uit z’n hoofd, eleven pipers piping, six geese a laying. Ik ben niet eens meer verbaasd.
Dan gaan we naar een toeristische lichtshow gebaseerd op de werken van Dalí in een grote fabriekshal, waar je ondanks jezelf toch kippenvel van krijgt. Hij bewondert niet in stilte, maar gaat met zijn hele hebben en houwen op in de vormen, lichten, kleuren en muziek van Pink Floyd. Om hem heen dansen en kruipen andere kinderen van zijn leeftijd, op dezelfde onhandige, niet-zelfbewuste, prachtige manier.
Dan zie ik: de anderen zijn inderdaad veel langer. Maar oh, wat is hij groots.