N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het ding De spullen om ons heen en de dingen die we gebruiken: ze laten zien wat we belangrijk vinden en hoe de wereld verandert. Deze week: rommel.
Mijn vader gooide niet graag dingen weg. Hij kon geen afscheid nemen, niet van mensen, niet van dingen. Eerder schreef ik in NRC over de opslag die hij heimelijk had gehuurd om nog meer spullen in kwijt te kunnen, toen zijn werkkamer te vol was geworden. Mijn moeder zei altijd dat het huis was ‘dichtgeslibd’, alsof het ging om een rivier die was getroffen door een onafwendbaar natuurverschijnsel. Mijn reactie hierop is contrair geweest: mijn Amsterdamse huis is tamelijk leeg. Sinds ik enkele maanden in Meudon woon (tegen Parijs aan) probeer ik het anders te doen. In Frankrijk hebben ze geen statiegeldsysteem. Overal op straat slingeren plastic flessen. Ik pakte er nu eentje op, Cherry Coke, de fles is op een aparte manier verfrommeld, hij heeft de vorm van een zwaan gekregen. De afgelopen weken heb ik restaurantservetjes bewaard, een bioscoopkaartje, een bout die ik ergens zag liggen. Allemaal dingen die me riepen.
Die lokroep is reëel, zegt de Amerikaanse filosoof Jane Bennett, pleitbezorger van spullen. Of preciezer: als pleitbezorger van een complexere kijk op de band tussen mens en ding. Ze bouwt voort op het werk van de recentelijk overleden Franse filosoof Bruno Latour, die de scheidslijn die de meesten van ons tussen mens en dier aanbrengen, namelijk agency, radicaal afwees. „Als we beweren dat er aan de ene kant een natuurlijke wereld is, en aan de andere kant een menselijke, zeggen we feitelijk dat er een willekeurig deel van de actoren totaal geen agency heeft, en een al even willekeurig ander deel is uitgerust met een ziel”, schreef hij in Facing Gaia: Eight Lectures on the New Climate Regime (2017). In dat boek verwondert hij zich over het feit dat we, ondanks onze afhankelijkheid van materialisme, totaal ongeletterd zijn op het gebied van de materiële omstandigheden van de planeet (Gaia). Hij pleit ook voor een verruiming van agency van niet-menselijke verschijnselen, zoals rivieren. „Als de Mississippi-rivier ergens over beschikt, is het wel agency, dat weet elke schrijver of dichter of expert in hydraulica of geomorfologie.”
„Iedereen heeft een complexe relatie met dingen”, zei Bennett onlangs in The New Yorker. Ook een stuk plastic kan je wenken, betoogt ze. In haar boek Vibrant Matter (2010) beschrijft ze hoe dingen ook kunnen ‘bewegen’, ‘vibreren’. „Op het ene moment tonen ze zich als dood materiaal en op het volgende moment als een levende aanwezigheid. Rommel kan iets opeisen.”
Wat bedoelt ze precies met ‘levend’? Er is geen sprake van een hartslag, van gedachten en emoties, van genomen beslissingen. Het gaat volgens mij om twee elementen: 1) Dingen zijn een weerslag van menselijk leven. In het craquelé van een stuk stoep kunnen we zien waar men gelopen heeft, zelfs met welke intensiteit. Aan de hand van iemands vuilnis kun je nagaan wat hij of zij belangrijk vindt. 2) Dingen kunnen iets in gang zetten, een gevoel, een associatie, een gedachte. In die zin hebben ze wel degelijk agency: ze kunnen je gemoedstoestand veranderen. Het is daarom volgens Bennett belangrijk dat we onze voelsprieten voor alledaagse dingen voortdurend verfijnen – dingen wenken, maar je moet er wel voor openstaan.
Je zou kunnen denken dat dit pleidooi voor het anorganische weinig milieubewust is; het laatste wat we kunnen gebruiken is meer liefde voor plastic. Kortzichtig. Liefde voor spullen, zelfs voor willekeurige spullen, zelfs voor wenkende rommel, kan ons leren om met mededogen en nieuwsgierigheid naar onze omgeving te kijken. Als je spullen aanraakt, raken ze jou ook aan. Ik maak een foto van de Cola-fles, schuif hem in de container en wandel door.